Mis je een
persoon?
Gebruik de
zoekmachine


Kolonisten

Een verzameling bewoners van de koloniën van weldadigheid uit vooral de eerste helft van de negentiende eeuw. Er hebben er tienduizenden gewoond, dus dit overzicht zal nooit compleet worden, maar alle beetjes helpen.

Bedelaarskolonisten staan hier NIET bij, er staan er zo'n 2.000 op www.debedelaarskolonie.nl.

De eerste 52 proefkolonisten uit 1818 staan hieronder vermeld, maar staan ook bij elkaar op www.deproefkolonie.nl.

Wezen uit Veenhuizen die voorkomen in de tuchtzittingen noem ik hier ook niet, die zijn te vinden via deze pagina.


Bij de meeste kolonistennamen hieronder staat een link naar een overzicht of een verhaaltje op de site, soms verwijst het naar elders op het internet.
NB: Ik ben (anno april 2020) nog lang niet klaar met het overzetten van mijn bestanden. Er komen per dag een paar pagina's bij. Dus wat er nu niet opstaat, kan er straks wel opstaan. Of vraag mij (zie hier) anders naar een bepaalde koloniebewoner.

A

Kornelis Pieter van Aaken behoort tot de eerste groep van 59 Dordtse weeskinderen die 4 juni 1820 aankomen in Willemsoord, hoeve 73.

Jan Aaldring uit Groningen wordt eventjes genoemd als hij is ingedeeld bij het kolonistengezin Logeman te Willemsoord.

Johannes Jacobus (van) Aanhout en zijn gezin doorlopen twee keer de cyclus vrije kolonist → strafkolonist → arbeider → vrije kolonist. Zie deze pagina over de familie.

Pieter A(a)rnoudse is een weduwnaar die met drie van zijn kinderen vanuit Tholen naar een arbeiderswoning in Veenhuizen komt. Slechts kort, maar daarna gaat er iets fout.

Adolf Aarse, Marinus Aarse en Maria Adriana Aarse zijn wezen uit Rotterdam die in 1836 in het kindergesticht aankomen. Alleen de eerste overleeft en komt in Wateren.

Aaltje Abbenes is een ingedeelde bij de weduwe Hendrikje Douwes, met wie zij juli 1822 uit Texel aankomt en neerstrijkt in Wilhelminaoord hoeve 79

Johanna Kornelia Aenée komt uit Leeuwarden. Zij is eerst echtgenote van kolonist Adrianus Schreuder en na diens overlijden trouwt zij kolonist Gerrit van Manenberg.

Apolonia Cornelia Afterbag komt op haar 17e als ingedeelde in Frederiksoord. Inwonend bij een wijkmeester gaat het fout. Na twee jaar strafkolonie gaat ze met haar zoontje weg.

Wijkmeester Jan van Agteren jr, zoon van de in 1823 aangekomen gelijknamige kolonist uit Hoogeveen speelt een rol in een verhaaltje op de site en ook hier.

Gerrit Akeman en Lijsbeth Akeman komen in respectievelijk 1820 en 1824 vanuit de Rijp als ingedeelde wezen in Willemsoord.

Jan Akkerman is negen jaar als hij door de Armbestuurders der Hervormde Gemeente te Groningen in de kolonie wordt geplaatst. Hij is ingedeelde van 1842 tot 1855.

Aagje Al is een ingedeelde uit Zaandam die op haar zeventiende, in 1847, in de kolonie komt. Als ze bij de desertie-gevoelige familie Danner komt, neemt ze de benen.

Klaas Teeuwis Albertsma en Altert Teeuwis Albertsma komen in 1825 in Veenhuizen vanuit Heerenveen, en worden later allebei bijschoolhouder in Wilhelminaoord.

Adrianus Alblas en Jacobus Alblas komen in 1833 als ingedeelden uit Delft en vertrekken tegelijk in 1838 dus het zullen broers zijn waar familie voor gaat zorgen.

Andries Alblas is een vrije kolonist die in 1823 uit Dordrecht komt en twee jaar later om onbekende reden naar de strafkolonie gaat waar het gezin nagenoeg helemaal uitsterft.

Herbert Alblas en Joshua Alblas zijn twee wezen uit Dordrecht die allebei in juni 1820 in de kolonie aankomen, zodat er een gerede kans is dat het broers zijn.

Proefkolonist Martinus Alblas uit Medemblik overlijdt na vijf jaar kolonie; zijn weduwe krijgt een suïcidale ingedeelde in huis, zie bij de archiefstukken die horen bij zijn file.

Clara Maria Albronda wordt onderaan deze pagina genoemd als de tweede echtgenote van Martinus Kuntz, voormalig arbeider en terug in Veenhuizen als militaire veteraan.

Franciscus Alemans komt in 1821 als ingedeelde uit Dordrecht bij de familie Van Driel in Wilhelminaoord (zie bij hoeve 8) en wordt rond zijn 21ste uit de kolonie ontslagen.

Elders op de site de dramatische reis maart 1820 van Maarten Alles vanuit De Beemster naar de kolonie en wat in de jaren erna zijn kinderen nog meer overkomt.

Susanna Altaart heet later Altaar, maar bij haar trouwen is haar achternaam Louissen. Ze komt als ingedeelde uit Vlissingen, trouwt een kolonistenzoon en ruziet met de wijkmeester.

In 1823 komt de dan 54-jarige Georg Althoff met echtgenote Maria Hulspas in Frederiksoord om als huisverzorgers te dienen. Later wordt hij nog gemeensman.

De weduwe Amende deserteert met haar kinderen na een paar weken kolonie, na te hebben verkocht de koe, kruiwagen, kantschop, mestvork, ijzeren pot en doofpot.

Hoseas Gerhardus Meiling Amshoff is de eerste 'protestantsche leeraar' van de Ommerschans van maart 1823 tot zijn overlijden in september 1831.

Cornelius Ajo Andrea is ongeveer een jaar (december 1825 tot zijn dood in december 1826) de winkelier van het tweede- of bedelaarsgesticht te Veenhuizen

Symon Andriessen en Hendrika Andriessen zijn weeskinderen die juni 1820 door het Armenweeshuis te Harderwijk worden ingedeeld op hoeve 73 van Willemsoord

Christina Catharina van Ankum is in 1826 de eerste echtgenote van Martinus Uhl, die dan nog bijschoolhouder is maar later meer dan dertig jaar hoofdonderwijzer in Wilhelminaoord.

A.A. Ansems, fourier bij het Alg. Depot te Harderwijk, wordt per juli 1824 benoemd tot zaalopziener bij een van de gestichten te Veenhuizen.

Simon Appel is de bij aankomst in 1820 16-jarige voorzoon van de huisverzorger uit De Rijp. In 1838 komt er nog een Simon Appel uit De Rijp, maar of dat familie is weet ik niet.

Cornelia Geertruides Arends is de echtgenote van de vrije kolonist Johan Abraham Schütz. Ze deserteert van de kolonie in 1863.

Frederik Arends is een uit Arnhem afkomstige wees in Veenhuizen die later Arie van de Berg gaat heten. Informatie over hem staat onderaan deze pagina met een tuchtverslag.

Vrije kolonist Hendrik Arends komt juli 1850 vanuit Amsterdam in de kolonie Frederiksoord en komt op deze pagina's alleen hier heel even voor.

Proefkolonist Pieter Jansz Arends wordt uitgemaakt voor een ‘grote domme luijaard’, maar is erna een van de eerste hoevenaars bij de Ommerschans, zie zijn file.

Grietje Ariaans is de echtgenote van Roelof Jans met wie ze in 1822 vanuit Groningen naar Willemsoord en later Veenhuizen komt. Twee dochters trouwen daar.

Adam Assenbroek en echtgenote Willemijntje Kuiphart of Kiephart komen juni 1820 uit Dordrecht en worden geplaatst op hoeve 40 van Willemsoord

Ike Jurriaans Atsma komt in 1828 met zijn gezin uit Workum en wordt 'uit de contributie' gevestigd als vrije kolonist in Willemsoord. Hij blijft tot zijn dood.

Jacobus van Attekum en gezin komen in 1839 in de vrije koloniën aan. Blijkbaar een gehoorzaam kolonist die ook gemeensman en sectiebaas wordt.

Christiaan Johannes Auberlé is een 1820 uit Den Haag gekomen 17-jarige hulponderwijzer, die hopeloos verliefd wordt, zie zijn pagina

Kolonist Johannes Augustijn uit Bergen op Zoom, komt 1830 via de militaire subcommissie Noord-Braband. Zijn zoon neemt 22 jaar later de hoeve over, zie de pagina Augustijn.

Jans Aukes komt maart 1821 uit Den Haag naar Frederiksoord en sticht een groot kolonistengeslacht. Zoon Antonie Theodorus volgt hem op, zoon Martinus Johannes wordt employé van de Maatschappij en zoon Johan Diederik Aukes maakt carrière in het koloniale onderwijs.

Willem Axel uit Zierikzee wil in 1829 vanuit het kindergesticht in Veenhuizen vrijwillig de militaire dienst in en krijgt ook zijn zin.

B

De uit Amsterdam komende proefkolonist Jacob Baade is te oud voor landwerk en probeert het met administratief werk en schoenlappen, zie zijn file

Na slechts negen dagen in het spiksplinternieuwe kinderetablissement in Veenhuizen gaat Johannes Baak ervandoor. Hij behoort tot de allereerste deserteurs.

Hendrik van Baarle wordt in 1837 door de subcommissie Den Haag als ingedeelde geplaatst. Als hij 44 is, treedt op als getuige bij dronken mede-bestedeling, zie hier.

Frans Baars behoort tot de allereerste deserteurs uit de kinderetablissementen in Veenhuizen. Ze zien hem daar nooit meer terug.

Op 22 juli 1821 arriveert vanuit Goes, Thomas Baas in de kolonie. Het gezin dat diverse koloniale vertakkingen zal krijgen, begint in Wilhelminaoord (zie hoeve 54).

Als de katholieke zaalopziener in het kinderetablissement Johan Petrus Backers 's nachts een huiselijke twist krijgt, genieten twee zalen weeskinderen mee.

Teunis Bagchus, wiens achternaam talloze spellingvariaties kent, komt 1820 uit Vlaardingen in Willemsoord, zie het inschrijfregister hoeve 74.

Jacobus Baggermans, een zoon van de veteranenweduwe Schmidt, blijft standvastig ontkennen dat hij een vetereanendochter heeft bezwangerd.

Voor Johannes Baijlé zie bij Baylé.

De voormalige huisonderwijzer Akkerman Bak zwerft als zaalopziener en assistent van de fabriek door het personeelsbestand voor hij in het onderwijs terugkeert.

Eilke Levys Bakema, uit Eenrum, arrondissement Appingedam, aankomst juli 1820, zie voor meer informatie inclusief internetverwijzing de pagina Appingedam

Berendina of Dina of Barendina Bakker is een jonge ingedeelde uit Rotterdam, die een grootmoeder heeft die na jarenlange scheiding erg verlangt haar weer eens te zien.

Jacob Jans Bakker, Klaas Jansz Bakker en Martje Jansz Bakker zijn voorkinderen van de weduwe Trijntje Tjebbes uit Texel, Wilhelminaoord (hoeve 81)

Jan Bakker is een ingedeelde uit Middelburg, die langere tijd bij de familie Ladru woont en op die pagina even wordt vermeld.

Een andere Jan Bakker, geboren 1824 te Leeuwarden, is een notoire ontvluchter van het kinderetablissement in Veenhuizen met een triest verhaal. Zie onderaan deze pagina.

Jan Pieterszn Bakker is een voorzoon van de weduwe Hendrikje Douwes, met wie hij juli 1822 uit Texel aankomt en neerstrijkt in Wilhelminaoord (zie hoeve 79).

Reinoudje Bakker is een van de (vele) weduwen uit Texel, zij komt aan juli 1822 en wordt gehuisvest in Wilhelminaoord (zie bij hoeve 81).

Pieternella Bal behoort tot de gezinnen van vissers uit Scheveningen die bij gebrek aan werk in de visserij naar Veenhuizen komen. Tot er in 1833 weer werk in Scheveningen is.

Dirkje van Balen is de echtgenote van Arie van der Wulp, met wie ze vanuit Dordrecht in de kolonie komt en daar twaalf jaar blijft, zonder nakomelingen daar achter te laten.

Zeer moeilijk leesbaar, volgens mij staat er Adrianus Urias van Banchement. Hij komt in ieder geval juli 1821 als wees uit Leiden in Willemsoord (hoeve 68).

Johannes en Adrianus Bangers zijn ingedeelden die horen bij de tweede massa-lading (8 juni 1820) weeskinderen uit Dordrecht, Willemsoord hoeve 66. Adrianus komt nog even om de hoek kijken onderaan deze pagina.

Maria Barends of Barens is de echtgenote van arbeider, vrije kolonist en weer arbeider Johan Frederik Welsch en wordt dus genoemd aan de aan de familie gewijde pagina.

Catharina Bärenfanger komt als wees, samen met haar broer Christiaan, uit Schiedam. Haar broer schopt het ver, Catharina is echter ernstig ziek.

Nicolaas Barnauw is een uit Schiedam afkomstige wees die wordt ingedeeld bij de weduwe Karper op hoeve 81 van Willemsoord

Johannes Barning komt in 1830 met zijn gezin uit Rotterdam naar Wilhelminaoord. Een burenruzie staat op de site van de dorpsgemeenschap aldaar.

-Jan of Ger Bartels is een Amsterdamse wees die met een andere wees een gemeenschappelijke oom heeft. En hij heeft schokkend nieuws voor die oom.

Pieter Bartels is een van de (vele) kolonisten uit Bergen op Zoom. Hij vestigt zich 1828 in Wilhelminaoord, maar overlijdt drie jaar later. Zijn weduwe komt voor op deze pagina.

Jacques Bartholomij komt 21 juni 1822 als ingedeelde vanuit Den Haag samen met het gezin van kolonist Arie van den Brink. Zie bij hoeve 73 op de pagina Wilhelminaoord.

Hendrik Bartol is de zoon van Geertruij Romijn en hoort bij de tweede massa-lading uit Dordrecht (8 juni 1820), Willemsoord hoeve 56

Maarten Bas is in 1821 de vrije koloniën geplaatst door het Weesarmhuis Zaandam en verblijft zeven jaar lang bij diverse koloniale gezinnen voor hij terugkeert naar Zaandam.

Klaas Batink behoort tot de eerste lichting kolonisten uit Kampen, die allemaal in het net opgerichte Willemsoord terechtkomen, zie hier bij hoeve 7.

Johan Bauer heet waarschijnlijk niet Johan Bauer, want het merendeel van wat hij zegt moet je met een flinke korrel zout nemen. Merkt ook het Instituut voor Doofstommen.

Johannes Bax en gezin komen juni 1821 vanuit Dordrecht in Wilhelminaoord en betrekken hoeve nummer 24

Joseph Baij komt uit Zwitserland en wordt extra proefkolonist, tot hij uit Zwitserse 'hoofdigheid' aan het vechten slaat. Proefkolonie blz 249-252, geen info op de site.

Johannes Baylé komt als wees uit Den Haag, trouwt een kolonistendochter en wordt schrijver bij de fabrieksbaas. Zijn belevenissen staan op een aparte pagina.

Andries van der Beek is een van de eind 1820 tijdelijk op de kolonie ondergebrachte Delftse jongeren en wordt dan ook in dat verhaaltje even genoemd.

Alexander Beekman komt als arbeiderskolonist uit Edam in 1825, maar als de vrouw met verlof in Edam is, komt ze bij de subcommissie met een litanie aan klachten.

Elisabeth Beekman werd vanuit Zwolle in de proefkolonie geplaatst, eerst bij Stellinga en na diens overlijden bij Dirk Klaasjen de Vries in wiens file zij ook staat.

Harmen Beekman (46) en Angenita Kleipoel (36) komen augustus 1820 uit Schiedam en bewonen hoeve 89 te Willemsoord

Johannes Beekman komt in augustus 1820 uit Dokkum als ingedeelde bij de weduwe Karper op hoeve 81 te Willemsoord

Jan Beenen wordt 1831 aangesteld als opziener over Groot en Klein Wateren, zijn weduwe is later logeeradres voor kwekelingen die boerenknecht worden.

Jacob de Beer is korte tijd in 1821 kolonist, maar keert al binnen vier maanden terug naar Enkhuizen, hij wordt even genoemd bij Wilhelminaoord hoeve nr 29

Aafje Beets, afkomstig uit Purmerend en geboren in 1814, wordt heel kort genoemd als ingedeelde in 1861 bij de weduwe van Jan Vossebelt in de kolonie Frederiksoord.

Jacob Muusz Beets, uit de contributie van het arrondissement Purmerend, komt december 1819 in Frederiksoord-2 op hoeve nummer 28

Akke Beezem is de weduwe van J.K.Jacobs, ze komt uit de Beemster en ze neemt november 1821 haar intrek in Wilhelminaoord hoeve nummer 49

Petronella Cornelia Begeri komt 21 juni 1822 vanuit Den Haag samen met het gezin van kolonist Arie van den Brink naar de kolonie Wilhelminaoord (zie bij hoeve 73).

Martina Hendrika Beks behoort tot de weeskinderen uit Vlissingen die juli 1821 Wilhelminaoord bevolken, zie dit verhaal.en informatie over haar vertrek onderaan.

Anthonij Bellaard behoort tot de 78 weeskinderen die uit Dordrecht naar Willemsoord komen. Na een paar jaar heeft hij, ongeveer 16 jaar, er genoeg van en gaat hij ervandoor..

In 1823 aangekomen uit Leeuwarden, wordt hij een succesvol kolonist, al heeft Broer van Belkum in dit verhaaltje even een probleem.

Hendrica Margaretha Beltjens is een wees uit Amsterdam die in 1839 in het kindergesticht te Veenhuizen aankomt en die voorkomt op de concept-ontslagvoordracht voor 1845.

Proefkolonist Jan Berends uit Assen behoort tot de 'best oppassende kolonisten', maar heeft er na zeven jaar al genoeg van, zie zijn file.

Petronella Berends is de echtgenote van de vrije kolonist Johannes Lehmbroek, met wie ze eerst in de strafkolonie terechtkomt en dan in Veenhuizen, waar zij overlijdt.

Adrianus van den Berg komt in 1821 als twaalfjarige uit Dordrecht bij de familie Van Driel in Wilhelminaoord (zie bij hoeve 8) en deserteert vlak voor zijn 17e verjaardag.

Andries van den Berg is een arbeiderskolonist uit Leiden die kort na aankomst overlijdt. Voor zijn weduwe en de kinderen wordt het strafkolonie, wat lang niet iedereen overleeft.

Arie van de Berg is de tweede, nieuwe naam voor de wees Frederik Arends in Veenhuizen. Informatie over hem staat onderaan deze pagina met een tuchtverslag.

Cornelis van den Berg arriveert juli 1821 vanuit Vlaardingen en begint zijn koloniale carrière, die 35 jaar zal duren, op hoeve 6 van het dan net gebouwde Wilhelminaoord.

Frans van den Bergh behoort tot het groepje door Den Haag geleverde huisverzorgers dat 26 februari 1820 in de kolonie aankomt, zie hier.

Johanna Elisabeth van den Berg is kort voor haar tiende vanuit Haarlem naar het kindergesticht in Veenhuizen gebracht. Ze trouwt de zoon van een arbeiderskolonist.

Louis van den Berg is de eerste huisverzorger die door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle wordt gezonden om op zes weeskinderen te passen. Het duurt kort.

Frederik Theodorus Bergh komt januari 1825 met zijn gezin als arbeiderskolonist naar Veenhuizen. Hij wordt employé, maar verandert onophoudelijk van functie.

Johanna Dorothea Henrietta Bergveld is de echtgenote van de arbeiderskolonist Kuntz en komt  16 maart 1827 aan in veenhuizen. Ze blijft tot haar dood in 1849.

Eind 1819 solliciteerden ze en midden 1820 komen als huisverzorgers, Teunis Berkenkamp en Machteltje ten Heuvel, Zij zorgen o.m. voor Marianne der Nederlanden, zie hier.

Meine Bersma volgt in 1824 Sikke Berends Drijber op als adjunct-directeur over de vrije koloniën Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord.

Er is sprake van Machiel Bette namens de gemeente Dirksland uit de Ommerschans naar het kindergesticht te brengen, maar hij is al, net als zijn vader, broertje en zusje, overleden.

Henrikus Beuming is een vrije kolonist die vanaf mei 1845 vele jaren werkt als zaalopziener in het gesticht op de Ommerschans.

Johannes Beun, herkomst Leiden, aankomst juli 1820, sticht een kolonie-dynastie. Zie de familie-pagina waar nog veel meer Beuns op staan.

Alijda Reinders Bevingh is de (vierde) echtgenote van Hendrikus Morriën, die als koloniaal boekhouder werkzaam is en daar een familietraditie van maakt.

Frederik Wilhelm Bezemer is zaalopziener bij het tweede gesticht als daar (1824 en eerste helft 1825) niets te doen is. Daarna overlijdt zijn vrouw en is hij 'nu geheel ongeschikt'.

Jacob Philippus Biekes Bakker is een militaire veteraan die vanaf 1843 een tijdje zaalopziener op de Ommerschans is.

De proefkolonist uit Gorinchem heet Leonardus Biemans, het bevalt hem er zo goed dat hij probeert alle familieleden aan een hoeve te helpen, zie zijn file.

David Bierwolf is eerst vrije kolonist, dan arbeiderskolonist en dan vanaf mei 1856 zaalopziener op de Ommerschans.

Buurtbewoner Meine Hendriks Bijker huwt een kolonistendochter en neemt de hoeve van zijn schoonouders over. Na 4 jaar kolonie (1843-1847) houden ze er al mee op.

De Utrechtse kolonist Theodorus Bijkerk doorloopt diverse rollen in de diverse koloniën en dat is verzameld op een eigen pagina.

Arbeiderskolonist Bijkers (hoewel het moeilijk te lezen is) heeft samen met zijn echtgenote de vrouw van een andere arbeider uitgescholden: tuchtzaak.

Geertje IJedes Bijkersma komt met echtgenoot en kinderen vanuit Bolsward naar Veenhuizen om haar intrek te nemen in een woning voor arbeidershuisgezinnen.

Theodorus Martinus van den Bijlaard komt 8 augustus 1821 aan vanuit Den Haag en komt in Wilhelminaoord hoeve 59. Voor hoe lang is onbekend.

Willem Hendrikus Bijlaard komt als vrije kolonist met zijn gezin in 1838 uit Utrecht en verdwijnt na acht jaar naar de strafkolonie, waar hij juist erg bang voor is.

Albert Bijleveld is een wees die juni 1820 door de schout van De Rijp wordt ingedeeld op hoeve 70 van Willemsoord

Lubbert Abels Bijlk uit Wierhuizen bij Eenrum verblijft vier en een half jaar in het kindergesticht en vertrekt op zijn 18e met onbekende bestemming.

Pieter Bijsterveld komt in 1823 vanuit Gorinchem als kolonist in de kolonie Wilhelminaoord. Een beetje meer informatie over de familie onderaan deze pagina.

Paulus van der Bil komt in 1824 vanuit Schiedam in Willemsoord en is een smetteloze kolonist die in 1830 gerekend wordt onder de vrijboeren, zie reglement 1830.

De in 1824 door de Utrechtse Aalmoezenierskamer naar de kolonie gezonden A.G. Bilde(r)s heeft er echt geen zin in. De 14-jarige jongeman is chronisch vluchtgevaarlijk.

Maria Blansjaar is de echtgenote van kolonist Hendrik Martijn en ze komt in 1837 vanuit Leiden naar Willemsoord. Later zijn er ruzies met een zoon die hen opvolgt.

Geertje Blauw is een van de drie kinderen waarvoor de subcommissies te Nieuwendam / Zunderdorp een contract moeten afsluiten omdat kolonist Willem Moen dwarsligt.

Voorzover mij bekend is hij de eerste brigadier-veldwachter op de Ommerschans: Jan Blatter. Dat zal best goed gegaan zijn, maar op de site een verhaaltje over het moment dat het fout ging.

Ene meneer G. Blaubeen is GEEN kolonist, maar iemand die de belangen van de Maatschappij in het Zeeuwse Goes tracht te behartigen.

Klaas Reinders Blijstra begint als schrijver, wordt dan zaalopziener op de Ommerschans en 22 jaar later magazijnmeester te Veenhuizen.

Huibert Bloemzaad komt op op 34-jarige leeftijd uit Zaandijk als ingedeelde. Eerst bij Jeltje Klazes Riemersma, weduwe Pieter Dirks Dijkstra, en dat gaat natuurlijk helemaal fout.

Vanuit de Beemster komt Niesje Blokkers> weduwe Molenbroek in 1820 op de kolonie. Zie Willemsoord hoeve 100 waar ook de internetverwijzingen staan

Broer Wytzes Blom (28) en Ake van der Stok (30) komen op de laatste dag van 1821 uit Harlingen. Dat is de eerste keer, daarna zullen ze het nog twee keer proberen.

Cornelis Blom behoort tot de eerste drie weglopers uit het kindergesticht te Veenhuizen die tegen hun zin worden teruggebracht. Hij probeert het nog een keer. Weer tevergeefs.

Lutske Blom is een ingedeelde uit Sneek, die trouwt met de zoon van een kolonist waar ze was ingedeeld, en later eerst vrije kolonist, dan arbeider en strafkolonist wordt.

Gesina Blommaart, Aaltje Blommaart en Willem Frederik Blommaart komt op 16 april 1832 aan in het kinderetablissement te Veenhuizen en blijven daar een aantal jaren.

Elisabeth Blondel is de echtgenote van de proefkolonist Burks en zij is verantwoordelijk voor de brieven van december 1818 die zo'n rel veroorzaken.

Adriaan Boddendijk komt meestal voor als Adriaan van Ommen-Boddendijk, is in 1821 de eerste kolonist uit Coevorden, Wilhelminaoord hoeve 68

In 1845 vanuit Amsterdam naar Willemsoord gekomen Wilhelm Christian Bödeker. Een zoon wordt kort vrijboer, maar na een kleine twintig jaar zijn ze allemaal terug in Amsterdam

Proefkolonist Johannes Hendrikus Bodenstaff, zie alhier, verliest op de kolonie de tweede 'f' in zijn naam, maar het nageslacht claimt die later terug

Jacobus Bodri of Bodrij of Bodrie komt in 1821 als vrije kolonist naar Wilhelminaoord, doet geen landwerk maar is altijd in de weefzaal en wil na vier jaartjes weer weg.

Susanna Jacoba Boeda is een weesmeisje uit Haarlem die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.

Willem Boeda komt oktober 1826 vanuit Haarlem in het kindergesticht als deel van een groepje van vijf kinderen en hij behoort tot de drie die dat niet overleven .

Cornelis Boekhoven behoort tot de allereerste deserteurs uit de kinderetablissementen in Veenhuizen. Ze zien hem daar nooit meer terug.

Jannetje Boekjes is de echtgenote van de door de schout van De Rijp in 1820 gezonden huisverzorger Jan Sieuwerts.

Thijs Boelen is zo'n koloniebewoner waar ik niks over te weten kom. Hij schijnt er even geweest te zijn en toen in de omgeving een stoel en een tafel gestolen te hebben??

Neeltje Boendermaker is de echtgenote van kolonist Mollevanger uit Alkmaar en blijkens een brief van de directeur heeft zij ook moeite haar man te kalmeren.

Dirk de Boer uit Enkhuizen overlijdt 10 maanden na zijn aankomst in Veenhuizen, maar zijn tante zorgt dat zijn broertje dat lot bespaard wordt

Neeltje Boerdijk is na een 'ontijdig en ongelijk huwelijk' de echtgenote van Sipke Kloppenburg die heel mooi kan rijmen maar aanzienlijk minder goed landarbeiden.

Frans Boers is een wees uit Dordrecht die 1820 met de grote mep (en volgens mij meer die Boers heten) aankomt en in hoeve 21 van Willemsoord terechtkomt

Een weesmeisje uit Tholen, met de fraaie voornaam Louwerina en als achternaam Bo(e)rgoenje, schrijft een positieve brief aan het thuisfront.

Jan/Johannes du Bois komt ook voor met de achternaam Dubois en is een ingedeelde uit Den Haag die op deze pagina staat bij '1835'.

Wijtske Pieters Bokma is de echtgenote van Hendrik Jans Duiker met wie ze in 1821 in Wilhelminaoord komt. Het echtpaar krijgt acht kinderen van wie één op de kolonie blijft.

Hij is 42 jaar als Hermanus Hendrikus Bolkensteijn in 1822 vanuit Amsterdam wordt geplaatst in de kolonie Willemsoord. Voor die kolonie is hij in 1833 gemeensman.

Caspar Bollen, is weduwnaar en wordt door de provinciale commandant Limburg op de kolonie geplaatst. Zie hier (met externe link) en het geslacht kom ook even hier langs.

Lucas Hendrik Jan Bomhoff in 1847, en drie jaar later Jannegien Bomhoff en Johanna Geertruida Wilhelmina Bomhoff komen allemaal in huis bij de Zwollenaar Jan Dunnink.

Maria Bommelijn is een weesmeisje uit Den Haag die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.

Jacob Remmelts Booij is schoolmeester van september 1820 tot 1 april 1828 en is de enige die in alle drie de vrije koloniën hoofdonderwijzer is geweest

Antje Booms is een ingedeelde uit Harderwijk en vast familie van onderstaande Martinus, zij is ingedeeld op hoeve 71 van Willemsoord

Martinus Booms, soms Boom, uit Harderwijk is een ingedeelde die in de strafkolonie terechtkomt. Daarvoor woont hij Willemsoord hoeve 65

Johannes Sipkes Boomsma is een van de Harlingse weeskinderen die in de begintijd Willemsoord hoeve 12 bevolken.

Kornelis Boon komt op 12 juli 1821 aan uit Texel en komt in kolonie nummer 6, zie de aankomststaat afgedrukt op de pagina Texelse kolonisten

De vrouw van de militaire veteraan Boon, die als fuselier heeft gediend, treedt op als getuige als een andere militaire veteraan een klomp in de nek gegooid krijgt.

Willemtje Boonen, geboren in 1834, maakt deel uit van een gezin uit Elspeet dat nog niet op de site staat. Zij komt hier even langs.

Johannes Borman is een militaire veteraan die in 1837 wordt aangesteld als zaalopziener te Ommerschans en dat werk negentien jaar doet.

Johannes van Borsum komt in 1822 uit Groningen en wordt eventjes genoemd bij een 'wanzedelijke verkering' bij de pagina Willemsoord hoeve 24

De fuselier G. van den Bos(ch) behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters bij het bedelaarsgestichtOmmerschans worden aangestel,

Antonia Johanna Bosch is twaalf jaar als ze in 1842 door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle naar Frederiksoord gestuurd wordt, hoeve nummer 1.

Benjamin van den Bosch is de eerste directeur van de koloniën (september 1818 -april 1820). Hij komt zoveel op de site voor dat het teveel is om naar te verwijzen.

Dirkje ten Bosch is de echtgenote van Johannes Braun en komt in 1824 met haar gezin naar Wilhelminaoord. De twee kinderen worden later ook kolonist.

De fuselier G. van den Bosch behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters bij de Ommerschans worden aangesteld, zie deze pagina.

Over de Amsterdamse proefkolonist en dwarsligger Johannes Bosch staat zo veel in De Proefkolonie dat ik het in zijn file verder kort houd.

Karel Frederik Emilius van den Bosch komt met echtgenote en vijf kinderen uit Coevorden naar een arbeiderswoning in Veenhuizen. Een en al rampspoed.

Willem van den Bosch en Cornelis van den Bosch zijn zoons van de in 1821 aankomende weduwe van den Bosch-Smallenburg, zie in en onder de pagina Snijder.

Barteld Jans Bosma begint al in 1818 als onderopziener, wordt daarna onderdirecteur van Wilhelminaoord, en heeft een eigen pagina.

Cornelia Bosterdijk is een weesof armenkind dat in 1828 door Amersfoort in de kolonie wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Hendriks Bosz komt in 1820 met zijn gezin uit Den Haag naar Frederiksoord. Na enkele jaren heeft hij er genoeg van, maar het lukt maar niet om weg te komen.

Aagje Botter komt van Schokland samen met haar echtgenoot Klaas Willems Broodbakker en ze trekken in een van de arbeiderswoningen, want op Schokland is 'armoede en ellende'.

Frans Bouquet komt 1 augustus 1821 met zijn gezin aan en ondergebracht in Wilhelminaoord hoeve 50, maar de koloniale carrière wordt al na enkele dagen beëindigd

Louwerina Bourgonje komt ook wel voor als Boergonje en daarom heb ik haar bij die spellingsvorm neergezet.

Antoon Joseph Bourlard is een militaire veteraan die in 1834 als zaalopziener te Ommerschans wordt aangesteld. Hij overlijdt vier dagen voordat hij dit werk 19 jaar doet.

Adrianus de Bouter hoort met gezin bij de tweede mega-lading uit Dordrecht die 8 juni 1820 aankomt. Hij blijft niet zo lang, zie deze pagina.

Pieter Bouwer, die één keer voorkomt als Brouwer, geboren 4 maart 1823, komt bij zijn aankomst in de kolonie op 15 mei 1836 eerst in huis bij de familie Beun.

Appolonia Bouwman is een ingedeelde uit Den Haag die van 1822 tot 1832 op de kolonie woont. Ze wordt vermeld bij hoeve 76 op de pagina eerste bewoners van Wilhelminaoord.

Jacobus Bouwman arriveert 5 juli 1821 vanuit Oudewater in Wilhelminaoord, maakt problemen over de afstand tot de kerk, maar blijft toch, zie hier

Gurbe Klazes van Boven komt uit Oudehaske en is een van de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeidershuisgezin opgenomen wordt.r

Lucy Bowen, geboren te Londen, is de echtgenote van Johannes Gerardus Titsing die in 1825 als arbeiderskolonist in Veenhuizen komt.

Lijsbeth Bozer uit Stavoren wordt eventjes genoemd als zij is ingedeeld bij het kolonistengezin Logeman te Willemsoord.

Sijbrandi Braak is een wees uit Kollum die in het kindergesticht te Veenhuizen komt, dan ondermeester wordt en opklimt tot hoofdonderwijzer van het wezenetablissement.

Gosling Braaksma wordt eerst als zaalopziener aangesteld en dan als wijkmeester voor de arbeiderswoningen bij het eerste gesticht te Veenhuizen, maar is al snel verdwenen.

Aukjen Hendriks Brander komt in 1828 met echtgenoot Ike Jurriaans Atsma en vijf dochters uit Workum voor een bestaan als vrije kolonist in de kolonie Willemsoord.

De proefkolonist uit het Friese dorpje Sloten heet Gerben Scheltes Brandsma en is een van de weinigen met landbouwervaring, maar leeft niet lang, zie zijn file.

Cornelis Albert Brandt is gepensioneerd conducteur der artillerie en wordt eerst  magazijnmeester en later winkelhouder bij het eerste gesticht te Veenhuizen.

Jan Brasker komt in 1824 een jaar voor zijn broer Cornelis Brasker uit De Rijp naar Willemsoord, maar daarna doen ze alle verhuizingen en hun ontslag samen.
 
Willem Brauckman, herkomst Bodegraven, aankomst juli 1821. Een dusdanig explosieve en opzienbarende koloniale carrière dat er een eigen pagina over het gezin is.

Johannes Braun, schoenmaker uit Deventer, komt in de kolonie Wilhelminaoord dankzij de contributies van militairen onder het provinciaal commando in Overijssel.

Catharina Petronella Braxhoofden trouwt met een zoon van arbeiderskolonist Pieter Gijben en wordt daarna vanaf 1835 ook arbeidershuisgezin te Veenhuizen.

Jan Brem is ongetwijfeld een broer van Willemina Brem, Allebei komen ze op 8 oktober 1820 vanuit Zwolle en leven ze bij de huisverzorgers Van den Berg en Bultman.

Barend en Steven Bremer komen juni 1821 als al wat oudere wezen uit Hoogeveen en blijven niet zo heel lang, Willemsoord hoeve 34

Maassluis dringt er erg op aan om Jan Breukel in de proefkolonie op te nemen, want het gaat zo slecht met de haringvangst en dus de welvaart, maar zie Breukels file.

Wilhelmina Brijs is nog geen zes jaar oud als ze door de gemeente Dirksland naar het kindergesticht wordt gestuurd. Goed, het scheelt één maand, maar toch...

Arie van den Brink komt 21 juni 1822 vanuit Den Haag met echtgenote en vier kinderen, waarvan twee ook kolonist zullen worden, zie Wilhelminaoord hoeve 73

Hermanus Roelofs Brink komt in augustus 1820 uit Dokkum als ingedeelde bij de weduwe Karper op hoeve 81 te Willemsoord

Jantje Jacobs Brink, soms zonder 'Brink' geschreven, is in 1829 de tweede vrouw van Martinus Uhl, die dan net is aangesteld als hoofdonderwijzer te Wilhelminaoord.

Kort na zijn aankomst vanuit Groningen in 1821  komt kolonist Arnoldus Brinkman uit Wilhelminaoord met een curieuze reden waarom het hem niet bevalt.

Garm Hendrik Brinksma komt pas januari 1862 vanuit het vlakbij gelegen Steenwijkerwold in Willemsoord, maar verwerft toch een plaatsje bij de kolonie-dynastiën

Johanna Broederhart komt vanuit Dordrecht in 1823 met haar echtgenoot naar de vrije koloniën en verdwijnt al snel naar de strafkolonie, waar ze later hertrouwd uit komt.

Geertruida van den Broek is de echtgenote van kolonist Kruidhoed uit 's Graveland. Ze wordt al snel weduwe en overlijdt na acht jaar kolonie.

Jannetje van den Broeke is een weesmeisje uit Vlissingen die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.

De eerste kolonist uit Den Briel arriveert eind 1819 in Frederiksoord-2, Frans Broekhuijzen, verwijzingen staan onder een verhaaltje over vrijboeren.

Adriana Broekman is een door Schiedam gezonden weduwe die als huisverzorgster op vooral Schiedamse wezen past, Willemsoord hoeve 86

Marijtje Broers is de echtgenote van Doede Klaas de Vries en wil net als hij hun drie kinderen die op de zalen in het gesticht wonen bij zich hebben in de arbeiderswoning.

Johannes Alexander Bronkhorst is een ingedeelde uit Den Haag die van 1822 tot 1828 in de kolonie woont. Hij wordt vermeld bij hoeve 76 op de pagina over Wilhelminaoord.

Katharina Johanna Brons behoort tot de (enorme) lading wezen uit Dordrecht die juni 1820 aankomen. Zie over haar bij hoeve 14 op de pagina over Willemsoord.

Harmen Bronsdijk is een zestienjarige wees die in 1820 door de schout van De Rijp naar de kolonie Willemsoord wordt gezonden.

Klaas Willems Broodbakker is een van de twee gezinshoofden uit Schokland die - als enigen van dat eiland in februari 1842 in de kolonie Veenhuizen komen.

Anthony Brouwer is de derde spinbaas, maar de eerste goeie die langere tijd mag blijven. Diverse vermeldingen in De proefkolonie, geen verdere info op de site.

De aankomst van de eerste kolonisten uit de Wieringerwaard, februari 1820, Pieter Aarjenszn Brouwer en gezin.

Sijbrand van Bruggen,  afkomstig uit Groningen en geboren in 1831, wordt heel kort genoemd als ingedeelde in 1858 bij de weduwe van Jan Vossebelt in Frederiksoord.

De sergeant C. de Bruin is de eerste Opper-veldwachter als november 1828 veteranen als veldwachters bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden aangesteld.

Dirk de Bruin is een militaire veteraan die vanaf oktober 1846 vele jaren werkt als zaalopziener in het gesticht op de Ommerschans.

Een dubbelpagina over de strijd om de broodbakkerij op de Ommerschans tussen vader Johannes Hermanus de Bruijn en zoon Martinus Johannes. Hier staan de stukken en hier is de verhaalvorm..

Adolphina le Bruin, een veteranendochter te Veenhuizen, is zwanger. De persoon die ze aanwijst als verantwoordelijk daarvoor, blijft echter ontkennen.

Johanna Margaretha Bruinebag is een weesmeisje uit Amsterdam die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Instituut te Wateren.

Pieter Bruijn komt in 1839 als kolonist in Willemsoord, en daarna is het Veenhuizen, Willemsoord, Ommerschans, vertrek, terug, Veenhuizen en weer een keer Willemsoord.

Pastoor Bruins van Veenhuizen komt in het geweer als de ook katholieke zaalopziener Anthony Bernard Schaghen ontslagen dreigt te gaan worden.

Hendrik Brummelink komt als wees- of armenkind in 1820 in de kolonbie Frederiksoord. Hij woont met andere Zwollenaren bij de huisverzorgers Van den Berg en Bultman.

Grietje Bude (of Budes of Beudes) is een ingedeelde uit Nieuwendam die na veertien jaar kolonie trouwt met de kolonist-weduwnaar waar ze is ingedeeld.

Cornelis Buijs uit Wormerveer, geboren 8 april 1830, komt op deze pagina's heel even langs als hij 5 maanden is ingedeeld bij de familie Stollmeijer.

Hendrik Buijs (40) en Aaltje van Loon (50) worden december 1822 vanuit Amersfoort huisverzorgers, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Gerrit Harms van Buiten en Jan van Buiten zijn achter elkaar wijkmeester in de kolonie Willemsoord. En er zijn nogal wat conflicten met kolonisten.

De korporaal E. Bulach behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden aangesteld, zie deze pagina.

Paulus Bulk (50) en echtgenote Cornelia Verkaik komen uit Boskoop en arriveren juni 1820 met vijf, meest al wat oudere kinderen, Willemsoord hoeve 24.

De proefkolonist uit Enkhuizen is Jan Bult en hij wordt na enige tijd de eerste kolonist-slachter, maar na negen jaar heeft hij het wel gezien, zie zijn file.

Hendrik Roelof Bultman komt per januari 1822 uit Zwolle als huisverzorger, gezonden door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle, gevestigd kolonie 1 hoeve 1.

Franciscus Stephanus Burghards behoort tot de allereerste deserteurs uit de kinderetablissementen in Veenhuizen. Zijn broer(?) Hendrikus blijft er twee maanden.

Katrina Gezina Burghgraaf is een dochter van een kapitein en de echtgenote van de kolonist Puper, met wie ze in 1820 naar de kolonie komt vanuit Bourtange.

Jan Burks, de proefkolonist uit het Zeeuwse Goes, en vrouw zorgen na een maand voor een mega-rel met kritische brieven, zie zijn file en vandaar kun je naar de brieven.

C

Pieter Calkhoven wordt in 1840 vrije kolonist te Willemsoord. April 1854 vraagt hij als 'zwakke en ziekelijke vader' clementie voor zoon Jan.

Andries Campagne is vele jaren de predikant van de Ommerschans. Waar hij zoal voorkomt ga ik op een rijtje zetten onderaan deze tuchtzaak.

Gerrit Capelle is een vrije kolonist in Willemsoord, afkomstig uit Amsterdam, aangekomen in 1829 en hij blijft er tot zijn dood in 1844. Vermoedelijk als timmerman.

Jan Hendrik Adolph Capelle komt in april 1833 uit Amsterdam naar Frederiksoord om er vrije kolonist te worden, maar binnen twee jaar overlijdt hij, evenals zijn echtgenote.

Pieter Capellen behoort tot de eerste arbeiderskolonisten. Hij komt met zijn gezin uit Amsterdam en gaat daar na tweeënhalf jaar weer naar terug.

Kolonist en assistent-boekhouder Castaing, die zijn kinderen allemaal hele chique namen geeft; ze trouwen allemaal buiten de kolonie en er komen geen opvolgers uit de familie..Geen verdere informatie op de site.

Jan Gerrit Catoen behoort tot de allereerste deserteurs uit de kinderetablissementen in Veenhuizen. Ze zien hem daar nooit meer terug.

Jozina Ceraal (42) en Johannes Wentelman (36) komen maart 1821 uit Den Haag en worden bij afwezigheid van eigen kinderen huisverzorgers.

Petronella Chapui is de echtgenote van Johannes Grondhout en komt met hem en drie dochters in juni 1821 vanuit Dordrecht in Wilhelminaoord (zie bij hoeve 7).

Een paar kinderen Ciri, of Cirri, komen vanuit Vlissingen als hun ouders voor de derde keer zijn veroordeeld wegens diefstal en heling. Een van hen is Catharina Celina Maria Ciri.

Jantje Claasen komt naar de vrije koloniën als echtgenote van kolonist Schnoor uit Amsterdam. Het kan daar soms donderen in huis, er is 'menigvuldig huiskrakeel'.

Petrus Johannes of Johannes Petrus Claassens is kort vrije kolonist en wordt dan winkelier te Veenhuizen, maar heeft daarbij 'geen een regtige administratie'.

Christiaan van Cleef of Cleeff arriveert maart 1821, gezonden door de subcommissie 's Gravenhage, en komt in Frederiksoord 2 zie hoeve 8

C. Coenen is GEEN koloniebewoners, maar employée op het kantoor van de Maatschappij in Den Haag. November 1855 krijgt hij een gratificatie.

Lena Coenraads komt in 1821 als twintigjarige uit Dordrecht bij de familie Van Driel in Wilhelminaoord (zie bij hoeve 8) en verder vind ik haar nergens terug.

De achternaam van Abraham Coenrades komt net zo vaak voor als Koenrades. Vrije kolonist in Wilhelminaoord vanaf 1825 met kroost dat erg graag blijkt te willen blijven.

Samson Abraham Cohen is een van de twee joodse gezinshoofden die op 2 november 1818 aankomen in de proefkolonie Frederiksoord, zie zijn file

Hendrika Colvenbach is de echtgenote van Gosse Jager met wie ze vanaf 30 mei 1837 woont in de vrije kolonie Willemsoord.

Robbert Cooke is de machinist van de stoomspinnerij in Veenhuizen en hij lijkt een van de weinige Engelsen die zich niet aan drankmisbruik schuldig maakt.

Gerrit Pieter Corba is gevestigd als militaire veteraan en wordt januari 1858 aangesteld als zaalopziener in de Ommerschans.

Pieter Corba (soms Korba) vestigt zich juli 1822 vanuit Woerden te Wilhelminaoord. Alle verwijzingen staan onderaan een aan hem gewijde pagina.

Hendrik Jans Cordel wordt vanuit Harlingen in 1825 bij het kinderetablissement Veenhuizen gebracht. Jaren later blijkt hij Hendrik Harms te heten.

Cornelia Clasina Corduwa is de echtgenote van een huisverzorger die voor niets naar de kolonie is geweest en die daardoor volkomen aan de grond is komen te zitten.

Elizabeth Corvezee kan ook Korvezee heten en is de echtgenote van Cornelis Nicola met wie ze in 1839 naar Willemsoord komt. Na vier jaar is ze weduwe met zeven kinderen.

Cornelia Cordia (soms Kordia), weduwe van de op zee omgekomen Kors Groen, komt juli 1821 uit Vlaardingen met vijf kinderen en betrekt hoeve nummer 12 te Wilhelminaoord.

Cosius is een van de variaties van de achternaam van Margaretha en haar dochters Hendrica en Johanna, die 1830 kolonist worden..

Bruining Nicolaas Craaij is een diep gevallen notabel uit Monnickendam, die dankzij zijn vriend notaris Age Volkerse zijn laatste levensjaren op de kolonie doorbrengt.

Jacob Willem Craaij komt in 1846 als ingedeelde in Frederiksoord. Totdat men ontdekt dat hij een uitstekende apotheker is en daar zitten ze in andere kolonies net om te springen!

Jeanetta Barbara Crambie is een weesmeisje uit Rotterdam die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.

De bedelaarskolonist Hindrik Croege wordt eventjes vermeld helemaal onderaan de pagina over het kolonistengezin Logeman.

Willem la Croix uit Utrecht ziet als ingedeelde van 1826 tot 1834 diverse koloniale gezinnen van binnen. Hij zit ook een tijdje bij de weduwe Van Driel (zie bij hoeve 8).

Een heel mooi verhaal in plat-Steenwijks over 'grammietige' kolonist Gerhard Crozijn uit Leiden. Al heb ik geen idee welke kolonist hier bedoeld wordt.

D

Anthony van Dalen uit 'Katzand' in Zeeuws-Vlaanderen zet de kleine raad op zijn kop als hij geen verlof krijgt om zijn oude woonplaats. Zie over hem deze pagina.

Van Pieter Albertus (of Albertse) van Dam uit Wijdewormer wordt gezegd dat hij 'verstandelijke vermogens mist' en 'gevaarlijk is'. Eventjes genoemd als hij (twee keer) bij Lucassen is ingedeeld.

Willem Lodewijk Dammers komt juli 1824 als kolonist naar Wilhelminaoord met vrouw en zeven kinderen. Ze blijven bijna dertig jaar, met tussentijds een uitstapje als winkelier.

J. Danens, gegageerd militair te Gorinchem, wordt per juli 1824 benoemd tot zaalopziener in een van de gestichten te Veenhuizen.

Antonij Hendrikus Danner komt in 1844 als arbeiderskolonist in Veenhuizen en gaat in 1851 naar de vrije kolonie. De familie heeft een sterke neiging de benen te nemen.

Jan Abraham Delfos is een vrije kolonist die van mei 1834 tot juni 1840 werkt als zaalopziener in het gesticht op de Ommerschans.

Maartje Delmeer is de echtgenote van Johannes Beun en dus mede-stichter van de omvangrijke koloniale Beun-dynastie.

Johanna Wilhelmina Derksen is de (tweede) echtgenote van de vrije kolonist en hoevenaar Jan Vossebelt.

De fuselier J. E. Derwvijn behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden aangesteld.

Maria Sebilla Deussen wordt bij haar komst in Veenhuizen in 1825 ingeschreven als Drossen. Misschien klopt het, misschien een fout van een slaperige klerk.

Geertrui van Dieën verblijft van 1839 tot 1845 in het kindergesticht te Veenhuizen. Geboren te Culemborg, domicilie van onderstand Loenen, maar gezonden door Amsterdam.

Edze Jurjen Diekema is een weesof armenkind dat in 1834 door Amersfoort in de kolonie wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Elisabeth van Diermen is een wees- of armenkind dat in 1845 door Amersfoort in de kolonie wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Adriana Margaretha Diesbergen of Drieberg is een weesmeisje dat vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Instituut te Wateren.

Cornelis van Dijk en echtgenote Trijntje Boot komen juni 1820 uit Monnickendam. Van Dijk wordt eerst wijkmeester, later strafkolonist, Willemsoord hoeve 11

Egbert van Dijk is rond 1880 bewoner van Willemsoord, en heeft als beroep wegwerker a/d Staats Spoorwegen. Echtgenote Johanna Spin is spoorwachteres aldaar. Op de site geen verdere informatie.

De broers Oege Lieuwes van Dijk en Ritske Lieuwes van Dijk uit Harlingen vinden bij hun vlucht onderdak bij de in Leeuwarden 'in garnisoen liggende Ligte Dragonders'

David, Maria, Jacoba & Dina van Dijke, wezen uit Vlissingen die bij de overname door de Staat in 1859 van Veenhuizen naar de vrije kolonien gaan, de site van de Familiestichting Van Dijke blijkt helaas uit de lucht te zijn, dus ik zal het verhaal zelf een keer plaatsen.

Catharina Dijkman is de echtgenote van Johannes Volkhemer die zowel gediplomeerd 'heelmeester ten plattelande en der zeevaert' is als arbeiderskolonist in Veenhuizen.

Tragische gebeurtenissen bij Pieter Dijkshoorn, uitgezonden door Delft. Die stad had al eerder een kolonist mogen leveren, maar had toen niemand bereid gevonden!

Anske Alles Dijkstra en echtgenote Baukje Pieters Halma zijn in 1822 de zoveelste poging Harlingse huisverzorgers te vinden, Willemsoord hoeve 12.

Menske Douwes Dijkstra uit Sneek wordt eventjes genoemd als ze een tijdje is ingedeeld bij het gezin van vrije kolonist Johan Abraham Schütz.

Klaas Pieters Dijkstra (33) en Klaaske Kiestra (41) komen augustus 1820 uit Dokkum, ze bewonen hoeve 96 te Willemsoord en er is een pagina aan hun gewijd.

Pieter Dirks Dijkstra uit Bolsward had eerst niet zo'n zin in de kolonie, maar komt eerst in Veenhuizen en daarna in Willemsoord terecht. Waar hem van alles overkomt.

Aaltje Dik is de echtgenote van Adrianus Jellema met wie ze in 1825 als arbeiders naar Veenhuizen komt. Het bevalt ze niet, ze willen weer weg en in 1828 lukt dat ook.

Ook een prestatie, Dirk Dikkeboom en gezin zijn de allereersten die uit de kolonie naar huis (in Steenwijk) teruggestuurd worden.

Bonne Willems Dikland komt met zijn gezin vanuit Bolsward naar een arbeiderswoning in Veenhuizen en wordt een vaste kolonistenvertegenwoordiger in de tuchtraad.

Klaas en Hendrina Dimans zijn twee Utrechtse wezen, aankomst 7 april 1822, huisvesting Willemsoord hoeve 35

Johannes Petrus van Dinter komt oktober 1821 uit Rotterdam, en begint in Steggerda, dan kolonie 6, later bij Willemsoord getrokken, zie genealogie Sevinga

Frederik Willem Dirker uit Amsterdam is een van de weesjongens die via het Instituut te Wateren in het koloniale onderwijs terechtkomt.

Andries Dirksen (54) en Johanna van Duffelen (51) uit Harderwijk, aangetrokken als huisverzorgers, aankomst 29 juni 1820, Willemsoord hoeve 72.

Catharina Dirksen is de echtgenote van Philippus Reinbergen met wie ze begint in het bedelaarsgesticht en eindigt in de vrije kolonie.

Eerste kolonisten uit Nijkerk, Jan Dirksen en Maria van Plattenburg, komen juni 1820 aan in Willemsoord, zie het inschrijfregister hoeve 72.

Engeltje Disper komt van Texel en wordt 1824 arbeidster te Veenhuizen. Er is een bizar verhaal over haar man met gestolen bollen op het beurtschip en daarna wordt ze weduwe.

Hendrik Ditmar (33) en Maria Huizemans (37) komen juni 1820 als kolonisten uit Harderwijk, Willemsoord hoeve 65

Cornelis Dobber van der Velde is van 1834 tot 1847 de arts van de vrije koloniën. Op deze pagina houd ik bij waar hij op de site opduikt.

Hendrik den Dolder is een weesof armenkind dat in 1828 door Amersfoort in de kolonie wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Catharina Doll staat als Doel in de kolonistendatabase. Zij is de echtgenote van Gerrit van Manenberg en woont tot haar dood eerst in Veenhuizen en daarna in de vrije koloniën.

Christiaan Doodhagen komt als weduwnaar met drie zoons uit Zaltbommel en ze blijken zeer honkvast, zie eerste bewoners Wilhelminaoord.

Willem Doornbos is een weesof armenkind dat in 1834 door Amersfoort in de kolonie wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Willempje van der Dooze, weduwe Scholbroek, is een van de hoofdpersonen in De strafkolonie en heeft een eigen stukje van de site met negentien pagina's.

Na tientallen jare bode voor leesgezelschappen te zijn geweest, komt Johannes Heinrich Dornbach met gezin in 1823 in Wilhelminaoord. Hij is later een tijdje gemeensman.

De fuselier C. Dops behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters bij het bedelaarsgestichtOmmerschans worden aangestel,

Hendrik Douwes (of misschien met achternaam Koopmans) is een wees uit Leeuwarden die mét motivatie particulier besteed wordt in de kolonie, zie dit verhaal.

Hendrikje Douwes is een weduwe die juli 1822 uit Texel aankomt met twee eigen en vier ingedeelde kinderen en neerstrijkt in Wilhelminaoord hoeve 79

Tjitske Douwes komt in augustus 1820 uit Dokkum als ingedeelde bij de weduwe Karper op hoeve 81 te Willemsoord

Janus Meijer Drees is een wees uit Veenhuizen die onderwijzer wordt. Eerst in de kolonie Wilhelminaoord, dan in Veenhuizen en tenslotte als schoolhoofd in Willemsoord.

Adriana Gerarda van Driel komt op haar negende als ingedeelde vanuit Rotterdam naar de vrije kolonie Wilhelminaoord en zal zestien jaar later trouwen met een weduwnaar.

Jan Andries van Driel arriveert juni 1821 vanuit Dordrecht en moet gaan dienen als huisverzorger op hoeve nummer 8 van Wilhelminaoord.

Sikke Berends Drijber woonde al ter plekke en werd toen onderdirecteur van de proefkolonie Frederiksoord. Later werd hij bevorderd tot adjunct-directeur over alle koloniën en daarna adjunct-directeur in Veenhuizen. Verder figureert hij even in dit verhaal.

Thomas Drinkwater is de Engelse eerste directeur van de stoomspinnerij naast het derde gesticht te Veenhuizen. Met hem is tegelijk veel drankzucht geïmporteerd.

Maria Sebilla Drossen heet volgens haar overlijdensakte Deussen. Ze overlijdt te Veenhuizen twee jaar nadat ze als arbeiderskoloniste was aangekomen.

Jan Dubbeldeman en Ezechiel Dubbeldeman zijn uit Leiden afkomstige wezen die in 1821 worden ingedeeld op respectievelijk hoeve 68 en 81 van Willemsoord

Jan/Johannes Dubois komt ook voor met de achternaam du Bois en is een ingedeelde uit Den Haag die op deze pagina staat bij '1835'.

Nicolaas en Cornelis van Duinen zijn twee wezen uit Dordrecht die aankomen juni 1820 en ondergebracht worden op Willemsoord hoeve 49

Over de Texeler Dirk Duinker, die met moeder en stiefvader in 1821 in Frederiksoord aankwam, twintig jaar later daar een bruid vond en toen 'deserteerde'; zie ook hier..

Hendrik Jans Duiker (soms Duijker) wordt kolonist dankzij de contribuanten van de subcommissie Workum, aankomst juli 1821, gevestigd te Wilhelminaoord.

Krijntje van Duffelen< is een weesof armenkind uit Vlaardingen die juli 1820 aankomst en in huis komt bij Geertje Starrenberg, Willemsoord hoeve nummer 80

Jan Dunnink, soms Dunnik, is de derde en laatste huisverzorger namens het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle die op een huis met zes wezen past.

Klaas en Maria Hendrika Dumans komen 1822 uit Utrecht als ingedeelden; er is een godsdienstprobleempje, zie bij Willemsoord hoeve 35

Sara Duque komt samen met haar echtgenoot Abraham van Emden verhaal halen als de 'Israelitische leeraar' op school hun zoon heeft geslagen.

De wees Pieter Duurman lijkt het ver te gaan schoppen als hij 'adsistent van de boekhouder' wordt. Maar hij bezwangert de dochter van het gezin waar hij is ingedeeld.

Hendrik Duym is juni 1820 een van de kinderen die door het Algemeen Armbestuur te Rotterdam zijn ingedeeld op hoeve 69 te Willemsoord

E

Jan Ebert behoort tot het groepje door Den Haag geleverde huisverzorgers dat 26 februari 1820 in de kolonie aankomt, en gaat een paar maanden later naar Willemsoord hoeve 5

Arnoldus Edens is een militaire veteraan die wordt voorgedragen als onderbrigadier van de veldwachters nadat zijn voorganger zich te Meppel bedronken heeft.

Wilhelmus Nicolaas Servasius van Eek is door Leeuwarden naar het kindergesticht in Veenhuizen gebracht, maar zijn regelmatige weglopen geeft aan dat hij daar niet wil zijn.

Wilhelmina Eesterman behoort tot de weeskinderen uit Vlissingen die juli 1821 Wilhelminaoord bevolken, zie dit verhaal.en onderaan de pagina over haar vertrek.

Harmen van Egmond is juni 1820 een van de kinderen die door het Algemeen Armbestuur te Rotterdam zijn ingedeeld op hoeve 69 te Willemsoord

Lotje Eijkenduijn is de echtgenote van Thomas Lewis Titsing die in 1839 vrije kolonist in Willemsoord wordt.

Jacob Eilders is een kolonist uit 's Gravenhage die in 1838 aankomst in Wilhelminaoord en even genoemd wordt onderaan deze pagina

Het is even puzzelen met de broers Johan David, Johan Jacob en Hendrik Emeis, maar er valt wel uit te komen.

Jan van der Einde is in 1821 de eerste boekhouder van kolonie nummer 4, wat later Wilhelminaoord zal worden. Enkele bijzonderheden over zijn carrière staan op deze pagina.

Ernest Christiaan, Marinus Cornelis en Johannes Marinus van Eindhoven zijn weeskinderen uit Middelburg die in 1835 het wezengesticht worden binnengebracht.

Leonardus van Eisden behoort met zijn 26 jaar tot de jongere Dordtse kolonisten die juni 1820 in Willemsoord komen, zie hoeve 85.

Govert Elsing is een uit Haarlem afkomstige wees die een dikke drie jaar in het kindergesticht te Veenhuizen verblijft. Hij staat in en onder de pagina bewaarde zakboekjes.

Over kolonist Pieter Elzing/Elsing en zijn nageslacht moet nog een pagina komen, maar zoon Gerardus Johannes wordt al hier genoemd en bij de affaire Elisabeth Nacht.

Helena van der Elst komt in 1821 als twaalfjarige uit Dordrecht bij de familie Van Driel in Wilhelminaoord (zie bij hoeve 8) en loopt na vier jaar van de kolonie weg.

Anthonie Elstrodt en gezin komen juli 1821 vanuit Enkhuizen in Wilhelminaoord en betrekken hoeve nummer 31

Pieter Elzing, soms Elsing, is een Haagse kolonist die juli 1821 aankomt. Zie  hun onderkomen hoeve nummer 43 in Wilhelminaoord

Abraham van Emden dreigt de rabbijn met de woorden 'Ik zal jou spreken dat je de stuipen krijgt.’ Waarbij hij met 'spreken' waarschijnlijk niet 'spreken' bedoelt.

Hendrik, Johan David en Johan Jacob Emeis komen in 1825 aan in het kindergesticht te Veenhuizen. De eerste twee lopen weg en weten lang weg te blijven.

Maria van Emmelen komt uit Zwolle en is achtereenvolgens arbeider, vrije kolonist, strafkolonist, arbeiders, vrije kolonist en arbeider.

Johanna Catharina Emmers uit 's Gravenhage heeft al een kind van hem als ze trouwt met de kolonist bij wie ze is ingedeeld. Ze overlijdt echter vijf jaar later.

Johanna Engelbert behoort tot de weeskinderen uit Vlissingen die juli 1821 Wilhelminaoord bevolken, zie dit verhaal en onderaan de pagina over haar vertrek.

Impje Engels heet waarschijnlijk Impje Engels de Jonge en is de echtgenote van Roelof Geert Oost die wijkmeester is bij eerst Veenhuizen-1 en vanaf 1843 bij Veenhuizen-2.

Nicolaas Engels en Anna van der Voort komen uit Delfshaven, arrondissement Rotterdam, en arriveren juni 1820, zie bij hoeve 27 van de Willemsoordpagina

Adrianus van Es behoort tot het groepje door Den Haag geleverde huisverzorgers dat 26 februari 1820 in de kolonie aankomt, zie hier.

Quirinus van Esselbrugge begint zijn koloniale carrière in 1824 als zaalopziener in het bedelaarsgesticht op de Ommerschans.

In 1835 vanuit Arnhem opgezonden naar Frederiksoord Hendrik Hendrik Evers. Diverse zoons huwen kolonistendochters en blijven op de kolonie.

Thomas Ewold komt voor op de voordracht tot ontslag voor wezen in 1836. Maar het zal nog twee jaar duren eer hij Veenhuizen en Wateren verlaat.

F

Er komen tussen 1824 en 1837 acht kinderen met de achternaam Faber in de gestichten voor kinderen te Veenhuizen. Eentje overlijdt, zeven verlaten het gesticht met ontslag.

De fuselier F. Fagnard behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters bij het bedelaarsgestichtOmmerschans worden aangesteld,

De adjunct-directeur voor de administratie Falck is brutaal tegengesproken door een boekhouder en dat kost die boekhouder geld.

Hendrik Faaken is onderdirecteur van Frederiksoord. Zit altijd bij de raad van toezicht, zoals in dit geval (bijlage 3), waar hij als Hendrik Faaken Jubbinga ook slachtoffer is.

Huisverzorger Fanner (geen voornaam bekend) arriveert 11 maart 1820 in Frederiksoord-2, zie hier, maar moet een half jaar later het veld ruimen.

Misschien dezelfde Fanner die ontslagen wordt als zaalopziener in de Ommerschans?

Frederiks Farenkamp, soms Fahrenkamp, is in 1822 met zijn 26 jaar een van de jongste kolonisten. Zie de pagina Farenkamp.

Een van de drie eerste strafkolonisten, Leendert van der Feijst uit Delft, die na zijn aankomst in 1820 met twee kameraden binnen drie dagen deserteert, zie dit verhaal
 
Hendrik Femer komt in 1824 als arbeidershuisgezin uit Kampen, maar wordt snel bevorderd tot hoevenaar. Een dochter trouwt zoon Nicolaas van proefkolonist Klaas Visser.

Luitenant Fenner is de eerste onderdirecteur van de Ommerschans en maakt zoveel furore dat een deel van de site over hem gaat.

De Bredaenaar Adrianus Feskens wordt in 1829 hoevenaar bij Veenhuizen. Dat duurt slechts drie jaar, daarna is hij terug in Willemsoord. Zie zijn eigen pagina.

Vanuit Schagen, arrondissement Alkmaar, arriveert in 1853 Cornelis Fiene. Hij overlijdt twee jaar later, zijn weduwe komt voor op deze pagina.

De weduwe Flap, van zichzelf Trientje Roelofs, uit Hoogeveen naar Willemsoord gekomen als huishoudster voor een huishouding van wezen, daarna huisverzorgster.

Hendrik Jacob Flierman komt vanuit Groningen eerst in Wateren werken, maar wordt dan de hoofdonderwijzer van het tweede of bedelaarsgesticht te Veenhuizen.

Arnoldus Franciscus Fodde is al 'wegens wangedrag' naar het kindergesticht te Veenhuizen gestuurd en blijft weglopen, zie onderaan deze tuchtzitting.

Pieter Foest wordt door Amsterdam gezien als huisverzorger, maar de directie kan het daar niet mee eens zijn, zie Willemsoord(bij hoeve 34).

Grietje Fokken heet misschien Grietje Harms Fokken of Grietje Fokkens Mulder, maar ze is in elk geval de echtgenote van de opziener te Wateren Adriaan Kasper.

Sjoukjen Folkerts is de echtgenote van de als broodbakker uit Workum naar Veenhuizen gekomen Gerben Martens de Vries. Na minder dan vier jaar gaan ze terug.

Elisabeth Fonteijn is de echtgenote van een andere broodbakker, de Rotterdammer Philip Leeuwenberg. Na zeven jaar kolonie nemen ze de benen.

Jean Nicolaas Fortanier is tot 4 keer toe bedelaarskolonist en zijn zoon Antoine Nicolaas Fortanier ingedeelde in Wilhelminaoord. Ze komen elkaar af en toe tegen.

Johannes Franken komt met zijn gezin uit Leiden in mei 1820 en vestigt zich in Frederiksoord-2, zie bij hoeve nummer 14.

Jacobus Frans is juni 1820 een van de kinderen die door het Algemeen Armbestuur te Rotterdam zijn ingedeeld op hoeve 69 te Willemsoord

Coenraad Hendrik Fransen wordt eventjes genoemd als hij een tijdje is ingedeeld bij het gezin van vrije kolonist Johan Abraham Schütz.

Leendert Joseph Fransman komt in 1855 naar de vrije koloniën. Hij is getrouwd met een dochter van kolonist Menist. Ze blijven acht jaar en vertrekken dan met ontslag.

Gijsbertus Fraterman is de enige (volgens mij) kolonist uit Heusden, met een groot gezin in september 1828 aangekomen, zie de pagina transportkosten

Friedrich Friess komt in 1839 vanuit Amsterdam als vrije kolonist naar Willemsoord. Zijn echtgenote houdt er vaak ruzies met buren op na.

Maria Frisenaar gaat zonder te vragen ondanks haar zeer gevorderde leeftijd 'te voet' en 'in den winter' naar Den Haag, want haar nog oudere moeder wil haar spreken.

Er zijn ook spellingsvariaties als Tuncken, maar meestal heet de in 1821 uit Zaltbommel aangekomen kolonist Johannes Fukke. Zie eerste bewoners Wilhelminaoord (hoeve 11).

Wilhelmina Berendina Fulling is een ingedeelde uit Den Haag die van 1822 tot 1831 op de kolonie woont. Ze wordt even vermeld bij hoeve 76 op de pagina Wilhelminaoord.

Rond zijn 50ste komt Johannes Antonie Funcke in 1823 als 'schrijver' bij het Algemeen Bureau in Frederiksoord. Hij blijft er tot zijn dood, bijna 40 jaar later.

G

De kinderen van kolonist Adrianus Gaal, 1822 uit Den Haag, storten zich vol overgave op de koloniale huwelijksmarkt, ze trouwen Lodewijks (2x), van Kesteren, Taatgen, Puper, Muzegaas, zie de stamboom Gaal

Geeske Durks Gadsonides is de allerallereerste 'ingedeelde' in de koloniën, een ideetje van het Friese Sloten dat school maakt, ze staat bij contract E1 op deze pagina.

Een van de Monnickendammers, Arie van Galen (zie hoeve 4), die juni 1820 in Willemsoord aankomt en daar dus tot de eerste bewoners behoort.

Frans Ganzinga is als huisverzorger gekoppeld aan een ongehuwde moeder uit zijn woonplaats Vlissingen. Zie Wilhelminaoord (hoeve 28) met een link naar een verhaal.

De fuselier J. Gasman behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters bij het bedelaarsgestichtOmmerschans worden aangesteld,

Elisabeth Geerding is de echtgenote van proefkolonist Jacob Baade en net als haar man al behoorlijk op leeftijd als ze op 1 november 1818 op de proefkolonie aankomt.

Judikje Geerts is de zestig al gepasseerd als ze december 1819 in Frederiksoord-2 komt om als huisverzorgster te fungeren. Ze is ondergebracht op deze pagina.

Andries Geijtenbeek is een wees- of armenkind dat in 1836 door Amersfoort in de kolonie wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Voor Johannes Bernardus Geijssel zie bij Gijzel.

Pieter Karel (of Carel) van Gemert heeft als ingedeelde, kwekeling, ambtenaar, hoevenaar, arbeider en weggestuurd kolonist een uitgebreide koloniale carrière.

De voormalige suikerbakkersknegt Anthonie Gerards, wiens naam later vooral voorkomt als Geraets, is een van de succesvolste proefkolonisten.

Arij van Gerfsum en Cornelia van Gerfsum komen in 1835 als ingedeelden naar Wilhelminaoord. Arij overlijdt jong, Cornelia gaat naar het doofstommeninstituut.

Hendrik Gerrits heet niet Hendrik Gerrits, maar Hendrik Gerrits Timmerman, alleen is hij vergeten dat hij in 1811 die naam heeft aangenomen.

Henderikje of Hendrika Gerritsen is de echtgenote van kolonist Molenkamp en trekt met haar gezin van Frederiksoord naar Veenhuizen naar Wilhelminaoord en Willemsoord.

Tjalling Gerrit Gerritsma is de proefkolonist uit Bolsward en hij zal tot zijn dood in de kolonie blijven, evenals diverse van zijn zoons

Hendrik van Gerve overlijdt na minder dan één jaar in het kinderetablissement te Veenhuizen. Maar in de boeken lijkt het of hij nog een paar jaar voortleeft.

Wijntje Gestmeter is de eerste echtgenote van de algemeen magazijnmeester van de koloniën Theodorus Lindeman en woont in een huisje bij het Sterrebos.

Adrianus Geurtse komt in 1839 vanuit Amersfoort als vrije kolonist in Frederiksoord, verliest zijn echtgenote, hertrouwt en zal uiteindelijk een dikke twintig jaar blijven.

Adrianus de Geus wordt in 1824 op proef aangesteld als adjunct-directeur. Hij begint te Veenhuizen en gaat later over naar de Ommerschans, waar hij oneervol wordt ontslagen.

Grietje Geus is de echtgenote van Nicolaas Verhulst en komt met haar gezin uit Delfshaven naar Willemsoord, waar ze na twee jaar uitgegooid worden. Het draait om 'submissie'.

Johannes ten Geuzendam komt vanuit Den Haag als arbeiderskolonist naar Veenhuizen. Van zijn vijf kinderen trouwen en blijven er drie in de koloniën.

Catharina Giebe staat in de kolonieadminstratie als Gebe. Zij is de echtgenote van wijkmeester Jan van Heest met wie ze de rest van haar leven in de kolonie blijft.

Gerarda Johanna Gieben is de echtgenote van eerst zaalopziener en later hoofdonderwijzer Akkerman Bak en komt met hem uit Nijkerk.

Arbeiderskolonist Jan Gielen, alias Jan de Zaaijer, uit Veenhuizen moet oktober 1826 voor de rechter komen omdat hij stampij gemaakt heeft in een kroegje in Zuidvelde.

Giesen (voornaam moet ik nog eens opzoeken) wordt in 1824 bevorderd tot magazijnmeester van de Ommerschans.

Antony Giessen is een wees in Veenhuizen die onderwerp is van een rekwest bij de koning waarin om zijn ontslag uit Veenhuizen gevraagd wordt. Hij moet nog een jaar wachten.

Pieter Gijben komt in 1824 als hoofd van een arbeidershuisgezin uit Rotterdam naar Veenhuizen. Later worden ook zoons Petrus Gijben en Antonie Gijben arbeiderskolonist.

Arbeiderskolonist Johannes Bernardus Gijzel (soms Geijsel) moet zich voor de rechtbank verantwoorden als hij hout uit bossen en houtwallen heeft gestolen: één jaar cel!

Petrus Gilliam komt als onderofficier in Frederiksoord-2, maar heeft het al na een half jaartje bekeken, zodat ik alleen zijn aankomst heb.

Jacobus Gilles(en) is een ingedeelden die van de vrouw van Wiemes opdracht krijgt deel te nemen aan een illegale handeling.

Rachel Mozes Glasslijper is de echtgenote van Samuel David Wijl, ze komt in december 1819 naar de kolonie Frederiksoord en ze zal daar blijven tot april 1862.

De weduwe Goblé staat hier een eind onder met haar eigen naam Johanna Woortman.

Johanna Godel is een wees uit Dordrecht die op haar twintigste zwanger raakt en voor de raad van politie en tucht moet verschijnen, zie het zittingsverslag.

Willem Godwalt woont vanaf zijn zesde jaarin Frederiksoord. Hij is de bastaard binnen een verder keurig gezin en dat laat men hem voelen.

Jannetje de Goede is een wees of armenkind dat in 1841 door Amersfoort in de kolonie wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Cornelis de Goederen is een bedelaar die door zijn huwelijk met een weduwe arbeiderskolonist wordt. Het huwelijk loopt niet zo geweldig.

Catharina Goedhart is een wees uit Amsterdam die in het kindergesticht te Veenhuizen samen met een ander weesmeisje wordt beschuldigd van 'schelden en elkander te slaan'.

De door de de magistraten van de Armenkamer te Schiedam in de kolonie geplaatste Johannes Gommers wordt eventjes genoemd als hij bij de familie Lucassen is ingedeeld.

Van Jacob Gooijer is geen leeftijd bekend. We weten alleen dat hij uit Delft komt en van november 1820 tot november 1822 op de kolonie is, zie contract E6.

Berend Goossens (soms Gosems) wordt 1821 door de subcommissie Meppel geplaatst in Wilhelminaoord, zie bij hoeve 66.

Johannes Götz komt maart 1821 uit Den Haag en betrekt een hoeve in de oorspronkelijke proefkolonie. De omvangrijke familie heeft een eigen pagina.

Cornelis Nicolaas Goudsbloem is een al niet meer zo jonge ingedeelde uit Alkmaar, die naarmate zijn verblijf duurt steeds meer van een borreltje gaat houden.

Jan Grebe komt augustus 1820 op zijn zestiende vanuit Schiedam en wordt ingedeelde bij huisverzorgster Broekman, Willemsoord, zie bij hoeve 86

Johannes Bernardus Greven is een uit Amsterdam afkomstige boekhouder. Op de Ommerschans, op het algemeen bureau en als boekhouder van kolonie Frederiksoord.

Aaltje Grevinga is de echtgenote van Hendricus Johannes Antonius Morriën, een van de boekhoudende Morriëns in de koloniën.

Wilhelmina Grevinga heeft in de kolonieadministratie de voornaam Hermina en is de echtgenote van Johannes Lagcher, zie onderdaan deze pagina.

Iemand uit Sliedrecht dringt voor als kolonist door ongevraagd naar Frederiksoord te komen. Hubert van der Griend heeft daarom een eigen pagina.

Johanna Elizabeth Grimmelijkhuizen is met echtgenoot en snel groeiend kindertal vrije koloniste van 1848 tot 1860. Weinig bijzonderheden onderaan deze pagina.

Rosa Catharina Grissel is de echtgenote van Matthijs van der Heijde en dus de schoonzus van proefkolonist Johannes van der Heijde. Zij komt met haar gezin in 1839 in de kolonie.

Jan Pieters de Groef is vast een zoon van de hieronder genoemde Trijntje Jans van der Groef, want hij mag het kindergesticht uit en bij haar gaan wonen.

Trijntje Jans van der Groef komt uit Heerenveen en komt in 1828 in de kolonie Veenhuizen wonen na te zijn getrouwd met een weduwnaar-arbeiderskolonist.

Arie Groen, Huibrecht Groen, Johannes Groen, Elisabeth Groen en Korsje Groen zijn kinderen van Cornelia Cordia, zie hoeve nummer 12 van Wilhelminaoord.

Arend Groenis een weesof armenkind uit Vlaardingen die juli 1820 aankomst en in huis komt bij Geertje Starrenberg, Willemsoord, zie bij hoeve nummer 80

Harmen Ykes Groen komt uit Rottum en is een van de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeidershuisgezin opgenomen wordt.

Marieke Groenewolt is de echtgenote van de huisverzorger Jan Hendrik Smit en wordt vermeld bij hoeve 76 van de pagina met eerste bewoners van Wilhelminaoord.

Willem Groenewoud en echtgenote Maretje Donker komen uit Monnickendam en vestigen zich juni 1820 in Willemsoord (zie bij hoeve nummer 8).

Geesje Baten Groenland is de echtgenote van Barteld Jans Bosma die in 1821 de allereerste onderdirecteur van Wilhelminaoord wordt.

Anthonie Grollee en Maria Danens komen met de tweede massa-lading (8 juni 1820) uit Dordrecht en komen in Willemsoord (zie bij hoeve 54).

Met vrouw en drie dochtertjes arriveert Johannes Grondhout juni 1821 vanuit Dordrecht in Wilhelminaoord (zie bij hoeve nummer 7).

Abraham Grunnekemeier komt op zijn 24ste als ingedeelde uit Purmerend, trouwt een 'Flap' en wordt huisverzorger-kolonist. Kort genoemd onderaan dit verhaal.

Marie Louise Guemin werkt twee jaar op de kolonie als wat zij zelf noemt 'vrouwmeid'. Dan heeft zij, in 1823, er meer dan genoeg van en vraagt ze de subcommissie terug te mogen.

Johannes Gunther begint in 1819 als spinbaas, maar moet het veld ruimen. Twee jaar later keert hij terug als huisverzorger in Wilhelminaoord (zie bij hoeve 26).

Christoffel Gustavus is een veteraan die in 1828 in Veenhuizen komt, daar weduwnaar wordt en vervolgens hertrouwt met een weesmeisje uit het kindergesticht.

Dina of Diena Gustavus wordt in 1835 door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle in de kolonie Frederiksoord geplaatst en komt in huis bij huisverzorger Bultman.

Theodorus Wilhelmus Gutzeloe (36) en Johanna Maria van Eisenberg (46) komen juni 1820 vanuit Rotterdam in Willemsoord (zie bij hoeve 99).

H

Een verhaaltje over Martinus Haakmeester, die in 1823 uit Den Haag kwam. huisverzoger werd, en door 'achterlappen' op oudere leeftijd in de problemen raakte.

Thijs Douwes de Haan is de proefkolonist uit Sneek. Hij verdwijnt na een tijdje naar de strafkolonie en keert daarna terug naar Sneek. Geen succes dus.

Trijntje Mients de Haan is door Oostdongeradeel in het kindergesticht te Veenhuizen geplaatst. Als ze met verlof in haar oude woonplaats Ee is, wordt ze ziek.

De weduwe Haarman komt in 1825 vanuit Amsterdam om de meisjeswezen in het derde gesticht les te geven in naaien en breien. Drie van haar zoons worden ook employé.

Johannes Jacobus de Haas is een in 1825 geboren weesjongen uit Rotterdam, welke stad hem op 16 september 1835 naar het kindergesticht in Veenhuizen brengt.

Romkje Elias de Haas komt met haar echtgenoot en kinderen in 1841 vanuit Bolsward naar de kolonie Wilemsoord, vijftien jaar later wordt ook hun zoon daar kolonist, zie deze pagina.

Johannes Jacob Haassis behoort tot de (enorme) lading wezen uit Dordrecht die juni 1820 aankomen, Willemsoord hoeve nummer 14

Johannes van Haazen, echtgenote Jacoba van Luin en hun dochter komen september 1828 aan maar verdwijnen héél snel naar de strafkolonie, zie hier.

Walraven van Haften, wiens naam soms voorkomt als Hoften, is de proefkolonist uit Edam en het gezin krijgt in 1819 een beloning voor netheid en properheid.

Friedrich Adolph Hagemeijer en zijn gezin vormen eene gansch musikalische Duitsche familie, maar er is geen kans om op de kolonie iets met die muzikaliteit te doen.

Arie Hakkert, soms Hackert, is geboren te Buurmalsen en komt dankzij de subcommissie Tiel in 1826 als hoofd van een arbeidershuisgezin in het gesticht Veenhuizen wonen.

Cornelius Hagen komt uit Amsterdam als een van de allereerste arbeiderskolonisten december 1823 en hij doet vanaf het begin dienst als 'poortier' van Veenhuizen-1.

Dirk van der Hak behoort tot de gezinnen van vissers uit Scheveningen die bij gebrek aan werk in de visserij naar Veenhuizen komen. Tot er in 1833 weer werk in Scheveningen is.

De gezinskaarten van de kolonisten Cornelis van Ham sr, bij wie ook een zoon van proefkoloniste Richmond ingedeeld wordt, en van Cornelis van Ham jr die hem opvolgt.

Jan van der Ham komt voor op de voordracht tot ontslag voor wezen in 1836 en verlaat inderdaad enkele maanden later het kinderetablissement in Veenhuizen.

Toch even een bedelaar ertussen door. Johannes Ham is doofstom, leert voor klompen maken en is verliefd op een mede-bedelares met wie hij wil trouwen.

Marieke Antonia van Ham is de eerste echtgenote van huisverzorger Arbraham Smit en komt 1820 met hem uit Groningen, maar overlijdt na enkele maanden, zie hier.

Cornelis Hameetman is een militaire veteraan die van juli 1842 tot zijn overlijden in 1845 werkt als zaalopziener op de Ommerschans.

Johannes Rijnard Hamilton is een wees of armenkind dat in 1843 door Amersfoort in de kolonie wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Jan Hamstra is een wees uit Leeuwarden die met bijzondere motivatie - particulier besteed wordt in de kolonie, zie dit verhaal.

Dirk Rutger Hanzon is de eerste van buiten aangetrokken arts van de Ommerschans. Hij begint augustus 1826 en vertrekt weer per 1 oktober 1828. Naar Oldemarkt.

Anna Christina Elisabeth Happe staat in de kolonie beter bekend als de weduwe Haarman en ze is vanaf 1825 de 'breijvrouw' van het derde gesticht te Veenhuizen.

Christiaan Willem Harbrecht, geboren te Voorburg, speelt een belangrijke rol in het leven van Willempje van der Dooze en er zijn dan ook meerdere pagina's over hem.

Anna Margaretha Harcke is de echtgenote van Willem Kalbe en de moeder van hun zoon. Een volstrekt kansloos koloniaal gezin dat na twaalf jaar de vrije kolonie uit moet.

Hendrik Hardeveld komt in 1820 als ingedeeld weeskind uit De Rijp. Twee jaar later moet hij naar de strafkolonie.

Tetje Roelofs Harkema is de echtgenote van Gerrit Harms Kuipers, de onderdirecteur-buiten van het eerste gesticht te Veenhuizen.

Jacob Vertraugot Harloff is eerst wijkmeester te Frederiksoord en vanaf 1822 onderdirecteur van de Ommerschans, zie ook de pagina's van proefkolonist Meeder

Bernardus Harmeling is de laatste proefkolonist die in de proefkolonie aankomt. Om precies te zijn op 5 december 1818 en hij komt vanuit Groningen.

Hendrik Harms is na uitgebreide onderzoekingen in zijn geboorteplaats Harlingen de nieuwe naam voor Hendrik Jans Cordel, van 1825 tot 1832 wonend in Veenhuizen.

Johannes Harskamp is een weesof armenkind dat in 1840 door Amersfoort in de kolonie wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

In 1820 vanuit Hoogeveen gezonden met zes weeskinderen plus één huishoudster, Arend Lamberts Hartman Willemsoord hoeve 46, hij overlijdt na twee jaar..

Pieter Hartog, soms Hertog, komt uit Oudenbosch, in de buurt van Breda, hij komt voor bij de tuchtzaken en komt dan een tijdje in de strafkolonie op de Ommerschans.

Pieternella Hartog wordt op tienjarige leeftijd door Rotterdam naar het kindergesticht te Veenhuizen gebracht. Bij de raad van tucht wordt ze verexcuseerd voor haar overtreding.

Johannes Hatzman is van 1825 tot 1828 onderdirecteur van het tweede of bedelaars gesticht in Veenhuizen. Daarna verdwijnt hij met zijn gezin van de radar.

Berendje ten Have is de echtgenote van arbeiderskolonist en later vrije kolonist Antonij Hendrikus Danner. Zij is een van de weinige gezinsleden die nooit wegloopt.

Johanna Riekel Haveman is de echtgenote van Johannes Lambertus Westerhuis die van 1824 tot 1828 wijkmeester is bij het eerste gesticht te Veenhuizen.

Pieter Haverboek is een voorkind van Barbara Goud, de echtgenote van de in 1821 aankomende kolonist Thomas Baas uit Goes, Wilhelminaoord hoeve 54.

Albert Haverkamp, Antje Haverkamp, Jan Haverkamp en Maartje Haverkamp komen van 1820 tot 1828 allemaal vanuit De Rijp naar de koloniën Willemsoord en Veenhuizen.

De eerste (en enige) kolonisten uit Goor, Manus Haverkort (43) en Willemina Brookhuis (44) arriveren 14 juli 1820, zie de pagina Willemsoord, en dan hoeve 15.

Hermanus Havermans komt met zijn gezin in 1835 in de vrije kolonie. Enkele keren dronkenschap zorgen ervoor dat hij in de strafkolonie komt. Maar hij keert weer terug..

Jacobus Havers komt uit Den Haag en is door iemand anders uit die plaats in de kolonie gedumpt. Na twee jaar gaat hij ervandoor om met een kolonistendochter te trouwen.

Izaak Salomon Hazelip beleeft een korte koloniale carrière, hij komt augustus 1821 aan in de kolonie Wilhelminaoord, maar is november 1822 weer verdwenen.

Johannes Gerhardus Hazeloop (of Haseloop) verlaat juni 1822 Den Haag om zich in Wilhelminaoord te vestigen. Zie hoeve nummer 75. Een zoon wordt wijkmeester.

In de categorie 'hele korte koloniale carrières', Hendricus Hechterman, in 1828 uit Maastricht komend, even genoemd op de pagina transportkosten

Adriana de Heeger is de echtgenote van Jan de Jong en wordt door haar man omschreven als 'een ziekelijke diep ter neder gedrukte en bedroefde moeder'.

A. van Heel is GEEN koloniebewoners, maar employée op het kantoor van de Maatschappij in Den Haag. November 1855 krijgt hij een gratificatie.

J.H. Heemskerk is van mei 1827 tot najaar 1829 adjunct-directeur voor de administratie in de koloniën en krijgt in die hoedanigheid natuurlijk ruzie met Poelman van Veenhuizen-1.

Anna Maria Heerbels is 'de braven voedster' van de zoon van kassier Petrus Ameshoff en krijgt daarom november 1822 een kans .in de kolonie, maar ze overlijdt al snel.

Martinus van Heerd is een weesof armenkind dat in 1844 door Amersfoort in de kolonie wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Paulus Heerema is zeventien jaar als de regenten van het 'Lutersche Diakonie Weeshuis te Amsterdam' hem in 1833 in de kolonie plaatsen. Een overzichtje waar hij ingedeeld wordt.

Ige Heeres komt juli 1822 met zijn gezin als vrije kolonist aan. Daarna doet hij iets fout waardoor hij eerst strafkolonist en daarna arbeider wordt. Maar wat hij heeft gedaan...??

Jacob van Heert is een wees uit Den Haag, die bij een Utrechtse huisverzorgster in huis komt, zie Willemsoord hoeve 35

Jan van Heest begint in 1823 als wijkmeester in Willemsoord en daarna in Doldersum en wordt later schrijver der fabriek bij het tweede gesticht te Veenhuizen.

Elsje van der Heide komt uit St Johannesga en behoort met haar gezin tot de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeiders in Veenhuizen komen.

Willem Lammerts Heidema is afkomstig uit Scharmer, waar wel meer in de landbouw werkzame employés in Veenhuizen vandaan komt, en wordt eerst wijkmeester.

Jacob Heidt komt ook voor als Heijdt of Heijt, hij komt via de subcommissie Middelburg in de kolonie Veenhuizen, verliest zijn vrouw en hertrouwt met een dochter van een hoevenaar.

Pieter Johannes Heidt komt als jongeman van 21 uit Den Haag als bestedeling. Hij huwt een kolonistenweduwe en wordt kolonist, zie hier.

Jan Hessels van Wolda onderzoekt 'waarom de jongeling Jacobus de Heij, van Bergen op Zoom, zoo achterlijk is in het lezen en schrijven'.

Johannes van der Heijde komt met zijn gezin uit Leiden en ze mogen pas naar de proefkolonie als Johannes voor een plaatselijke notabel een spitproef heeft afgelegd.

Matthijs van der Heijde is een jongere broer van de hier boven staande Johannes. Hij wil ook naar de kolonie. Eerst lukt het niet, dan wil hij toch niet en uiteindelijk komt hij eventjes.

Martinus en Matthijs Heijkamp zijn Amsterdamse weeskinderen die september 1826 met ontslag uit Veenhuizen weggaan vanwege 'bijzondere omstandigheden'??

Neeltje Heijkamp is vijftien jaar als Broek in Waterland haar uitbesteed in de vrije koloniën. Ze woont zes jaar in Frederiksoord.

Van Jakob Heiliger(s) wist ik eerst niets, maar dankzij drie vermeldingen en wat zoekwerk heeft hij nu een eigen pagina.

A.M. Heijstek is boekhouder op de Ommerschans, maar wordt de laan uitgestuurd als hij met twee bedelaarskolonistes is wezen stappen.

Egbert de Held wordt december 1820 op de boot gezet door de subcommissie van weldadigheid Schiedam en betrekt in Frederiksoord-2 hoeve nummer 34

Hendrik van Helden woont van 1830 tot 1835 als jongeman op de kolonie en denkt daar twintig jaar later met weemoed aan terug.

Gerrit van Helten en echtgenote komen met een boel jonge kinderen in 1822 als vrije kolonisten naar Willemsoord, en gaan in 1836 weer weg als de meeste kinderen groot zijn

Willem Helm komt in 1834 als ingedeelde naar de kolonie Frederiksoord, blijft er tien jaar en trouwt na zijn vertrek in 1844 met een kolonistendochter.

Bernardus Hendriks wordt op ongeveer 7-jarige leeftijd vanuit Utrecht eerst in de vrije koloniën geplaatst en dan in het kindergesticht.

Dirkje Hendriks is een van de weinigen die op contract D4 vanuit Weesperkarspel in de koloniën komt. Ze is zes jaar als ze komt en vijftien jaar als ze wegloopt.

In de categorie 'hele korte koloniale carrières', Jan Hendriks, in 1828 uit Den Haag komend. Hij wordt even genoemd op de pagina transportkosten

Johannes Hendrik Hendriks komt oktober 1826 vanuit Haarlem in het kindergesticht als deel van een groepje van vijf kinderen en hij behoort tot de drie die dat niet overleven .

Hendrientje Hendriks is een wees- of armenkind die juni 1820 door de Provisoren van het Armenweeshuis te Harderwijk is ingedeeld op hoeve 73 van Willemsoord

Hendrik Hendriks, of Hendriksen, komt vanuit Leiden in juli 1822. Het enige dat verder bekend is, is dat hij woont op Wilhelminaoord hoeve 84

De in 1820 wees geworden Adriaan, Anna Barbara, Wilhelmina Christina en Jacoba Hendrikse komen juni 1823 uit Tholen en ze komen alle vier goed terecht.

Cornelis Hendriksen en Dirkje Hendriksen zijn weeskinderen die juni 1820 door het Armenweeshuis te Harderwijk worden ingedeeld op hoeve 73 van Willemsoord

Dirkje Hendriksen is vast familie van bovenstaande, ook zij wordt juni 1820 door de Provisoren van het Armenweeshuis te Harderwijk ingedeeld op hoeve 73 van Willemsoord

Godfried Benjamin Henning komt oktober 1826 vanuit Haarlem in het kindergesticht en besluit na acht maanden dat hij hier niet wil zijn en neemt succesvol de benen.

Frans van Hensbergen arriveert 1826 vanuit Den Haag in Frederiksoord. Een zoon komt voor bij verhaal nr 4 van de Verhalen uit Wilhelminaoord.

Hendrik Henze komt juli 1822 als ingedeelde uit Amsterdam mee met de familie Hoedemaker en hij zal de kolonie nooit meer verlaten, zie Wilhelminaoord hoeve 68

Louis Nicolaas van Herfden en Koenraad van Herfden zijn weesof armenkinderen die eerst in het kinderetablissement in Veenhuizen en dan in het Instituut te Wateren wonen.

Franciscus Herskamp komt juni 1820 uit Den Haag in Frederiksoord-2, zie hoeve 9,
Op 23 januari 1829 fikt zijn huis af en achteraf krijgen ze daar de schuld van..

Pieternella van Herwaarde staat op de kolonie beter bekend als 'de weduwe Zwak'. Herkomst Gorinchem, aankomst juni 1820, woonstek Willemsoord hoeve 44

Nicolaas van Heusden is een uit Leiden afkomstige wees die via Willemsoord en Wateren in dienst van de Maatschappij komt.

Jacobus van den Heuvel is een van de drie jongens die december 1821 door Amersfoort bij een gezin gevoegd worden, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Maria en Huibert Heybrink zijn door de Leeuwarder voogden in huis gestopt bij het gezin van Jelle Wessels de Vries, zie hoeve 34 in Wilhelminaoord

De vrouw van arbeiderskolonist van der Heyde is door een ander arbeiders echtpaar uitgescholden. De raad van tucht is er om haar genoegdoening te geven.

Wilhelmus Hidser is een rondzwervend kind van circa acht jaar van waarschijnlijk Duitse ouders en zoals te verwachten zal hijdat niet overleven.

Johannes Pieter Hijgenaar is een van de kortstondigste kolonisten die er ooit geweest is. Zijn hééle korte verhaal staat onderaan deze pagina. Zijn halfbroer was er 30 jaar eerder:

Pieter Johannes Hijgenaar is een wees uit Veenhuizen die via het Instituut te Wateren in het onderwijs terechtkomt en zelf aan wezen les gaat geven. Maar niet zo heel lang.

Anna Maria Elizabeth Hilgers is eventjes vrije koloniste en daarna wordt haar echtgenoot winkelier te Veenhuizen, maar die heeft daarbij 'geen regitige administratie'.

Johan Herman Hilkemeijer arriveert met zijn gezin maart 1826 en wordt na verloop van tijd vrijboer te Frederiksoord, zie de pagina vrijboerenreglement 1830.

Reinier Hill wordt heen en weer geslingerd van vrije kolonist naar arbeider in Veenhuizen en viceversa. Hier een brief van hem, of beter namens hem.

Een verhaaltje op de site over de familie Hille uit Schiedam en hun ingedeelde Cathatina Berenfanger. Met onderaan die pagina de verwijzingen naar sites die over Hille gaan.

Johanna Hillemans is de echtgenote van Albertus Lagcher en komt met hem en vier voorkinderen in 1826 uit Zierikzee naar Veenhuizen en twee jaar later Wilhelminaoord.

Toontje Hillo is de echtgenote van vrije kolonist, arbeiderskolonist en strafkolonist Willem Brauckman. Ze kan ook heten Hello of Heiloo of nog iets anders.

Mietje Daniel Hilsen is de echtgenote van Joseph David Wijl. Ze wonen negen jaar in de kolonie Willemsoord, en worden slechts kort genoemd op de pagina van een naamgenoot.

Jannetje His zou een bij huisverzorger Cornelis Reedijk, zie Wilhelminaoord hoeve nummer 16, behorend dochtertje zijn maar het is moeilijk leesbaar, misschien is het Slis.

Hendrina Hissels is de echtgenote van Adrianus Wijnmalen, met wie ze augustus 1822 vanuit Delft naar Willemsoord komt. Het is een verhaal van drie jaar graag terug willen.

Matthijs Julius Hobus komt 1841 in de kolonie, verliest na zeven maanden zijn echtgenote en hertrouwt met een dochter van Verboom, waardoor zijn geschiedenis op die pagina staat.

Gijsbertus Hodenpijl is van 1838 tot 1847 geneesheer bij Veenhuizen-3. Hij beleeft een angstige nacht als hij met de directeur der stoomspinnerij gaat stappen.

Cornelis Hoed is geboren 11 december 1809 en ingedeelde, afkomstig uit Zaandam. Hij komt heel eventjes langs op de pagina Farenkamp.

Hendrik Hoedemaker vertrekt juli 1822 vanuit Amsterdam naar de kolonie, maar zal die nooit bereiken. Zie verder bij Wilhelminaoord hoeve 68

Leendert Hoedjes is een weesof armenkind uit Haarlem die juli 1821 wordt ingedeeld op hoeve 70 van Willemsoord

Grietje Klazes Hoedt komt uit Oudehaske en behoort met haar gezin tot de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeiders in Veenhuizen komen.

Kornelis Hoedt komt met zijn gelijknamige zoon januari 1829 in Wilhelminaoord. Dan mogen ook dochters Neeltje en Adriana uit het kindergesticht zich bij hen voegen.

Jan van der Hoeff arriveert 1826 uit Amersfoort. Van zijn zes kinderen zullen er drie ook voor het koloniale bestaan kiezen, de hele familie staat op de Van der Hoeff-pagina.

Jan van der Hoek behoort tot de Amersfoortse weesof armenkinderen die in 1854 op de kolonie aankomen, zie Amersfoortse ingedeelden.

Jan Hoek wordt in juli 1821 door de schout van De Rijp ondergebracht bij de weduwe Zwaan te Willemsoord.

Sikke Hessels Hoekstra komt juni 1820 vanuit Hennaarderadeel (arr Leeuwarden), met achterlating van een zoon, en vestigt zich in Frederiksoord-2, zie hoeve 26

Elbert Hoen komt als weduwnaar met vier kinderen in 1839 uit Enkhuizen naar de kolonie Willemsoord, vindt na enkele jaren een nieuwe bruid en blijft tot zijn dood.

Johannes Henricus Hoendervoogd wil in 1829 vanuit het kindergesticht in Veenhuizen vrijwillig de militaire dienst in. Het is niet zeker, maar waarschijnlijk krijgt hij zijn zin.

Gerrit van der Hoeven is een weesof armenkind dat in 1834 door Amersfoort in de kolonie wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Johannes Adamus Hoffman arriveert april 1820 vanuit Amsterdam en woont Frederiksoord-2 hoeve 39.

Elders op de site brieven van wezen uit Tholen, waaronder Johannes Hofman, die in 1824 vanuit de koloniën brieven vol dankbaarheid aan het thuisfront schrijven.

Jan Koene Hofman, hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit Steenwijkerwold, fungeert rond 1822 korte tijd als wijkmeester, Willemsoord hoeve 97bis (onderaan die pagina).

Nicolaas Hofman komt als wees uit Tholen, wordt kwekeling en dan onderdirecteur binnen en boekhouder bij het Instituut te Wateren en later boekhouder op de Ommerschans

Gerrit Hogenbrink wordt vanuit Weesp en Weesperkarspel, waar het geslacht vooral bekend schijnt te staan als Hogenberk, afgevaardigd naar de proefkolonie.

Sophia Alida Hollink,Christina Hollink en Gerrit Hollink zijn geboren te Loenen, maar door Amsterdam in 1840 geplaatst in het kindergesticht te Veenhuizen.

Holsteyn, voorletter misschien F maar kan ook T zijn, wordt de eerste boekhouder van het kinderetablissement Veenhuizen-1.

Jan Homberg is juni 1820 een van de kinderen die door het Algemeen Armbestuur te Rotterdam zijn ingedeeld op hoeve 69 te Willemsoord

Jacob David Hoofien is een van de twee joodse gezinshoofden in de proefkolonie, gezonden door de Amsterdamse subcommissie Tot Nut en Beschaving.

Albertus Vink Hoogendijk komt 1825 uit Vlaardingen als arbeidershuisgezin, maar wordt na drie jaar vrije kolonist te Wilhelminaoord, waarna hij overlijdt.

Jannetje Hoogendorp is de echtgenote van kolonist Willem Gerritse Moen en als die in de strafkolonie is overleden, zet zij als de weduwe Moen de koloniale carrière voort.

Dirk van Hoogmoed komt op 9 juli 1821 met zijn gezin aan en wordt gehuisvest in Wilhelminaoord hoeve 47

De uit De Rijp afkomstige Geertje Hooijboer wordt eventjes genoemd als zij (twee keer) bij de familie Lucassen is ingedeeld.

Albertus Jacobus Hoomoedt komt in 1829 als vrije kolonist uit Den Haag en blijft in die positie in Willemsoord tot 1856: Een overzicht van belevenissen van de familie.

Hendrik Hopman uit Amersfoort heeft een eigen file op www.deproefkolonie, want hij hoort tot de eerste opvolgers van weggestuurde proefkolonisten.

Cornelis Horemans, Susanna Horemans en Petronella Horemans zijn wezen uit Haarlem die julie 1821 worden ingedeeld op hoeve 70 van Willemsoord

Hiltje Tijsses Hornstra is de echtgenote van de onderdirecteur voor de landbouw bij het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te Wateren vanaf 1837.

Gijsberta van der Horst komt met haar gezin eerst in het bedelaarsgesticht en slechts enkele maanden na daaruit ontslagen te zijn als vrije kolonist in Frederiksoord.

Joannes van der Horst is een van de drie jongens die december 1821 door Amersfoort bij een gezin gevoegd worden, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Een van de topstukken als verzorger van wezen is de door Leeuwarden gezonden Johann Heinrich Horst, opvolger van de hieronder genoemde Hubert, zie Wilhelminaoord hoeve 52.

Rijmert van van der Horst behoort tot de Amersfoortse weesof armenkinderen die in 1854 op de kolonie aankomen, zie Amersfoortse ingedeelden

Petronella Hoskum (of Hostrum??) is een ingedeelde uit Dordrecht die van haar 16e tot haar 20e in de kolonie woont en dan wegloopt. Zie bij Willemsoord en dan hoeve 47.

Laurentius Cornelis, Catharina, Pieternella Wilhelmina en Levina Johanna in 't Hout komen in 1826 in het kindergesticht te Veenhuizen. En ze komen er ook weer levend uit.

J. van der Houten is GEEN koloniebewoners, maar employée op het kantoor van de Maatschappij in Den Haag. November 1855 krijgt hij een gratificatie.

Dirk Houtman is de proefkolonist uit Vlaardingen, waarvan na twee maanden wordt gemeld dat hij ín Harderwijk 'den schouder heeft uit elkander gevallen'.

Willem Hubert en Geertje Dirks zijn door Leeuwarden gezonden als huisverzorgers voor zes Leeuwardense wezen, en betrekken hoeve 52 op Wilhelminaoord, maar niet voor lang.

Jan Hubbeling behoort tot de Enkhuizense wezen die in 1821 worden ondergebracht bij de huisverzorger Cornelis Reedijk, zie Wilhelminaoord hoeve nummer 16

Pierre G. Huët is in 1834 de arts van het eerste of kindergesticht te Veenhuizen. Op deze pagina houd ik bij waar hij op de site opduikt.

Cornelia Maria Huigh is een weesmeisje uit Schoondijke die zwanger raakt als ze een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Instituut voor Landbouwkundige opvoeding te Wateren.

Johannes Huijzer is juni 1820 een van de kinderen die door het Algemeen Armbestuur te Rotterdam zijn ingedeeld te Willemsoord (zie hoeve 69).

Kolonist Hulsbring komt op deze pagina's alleen heel kort ter sprake als kinderen van de weduwe Amende bij hem worden ingedeeld.

Vier jaar na hun aankomst in 1828 verdwijnt Gerrit Huisman met zijn moeder naar de strafkolonie, maar later wordt hij kolonist via een huwelijk met een dochter van Bollen

Maarten Cornelis Huisman wordt een van de eerste wijkmeesters op de gronden rond het kinderetablissement Veenhuizen-1 en hij blijft dat vijfendertig jaar.

Susanna van Hullen komt met haar echtgenoot Jacob Heidt via de subcommissie Middelburg in een woninkje te Veenhuizen, maar overlijdt na een jaar.

Adrianus Hulst is adjunct-directeur van de Ommerschans en heeft in dit verhaaltje alles helemaal uitgezocht. Met onderaan een klein beetje extra informatie.

Alida van der Hulst is de echtgenote van voormalig maitre de logis en later wijkmeester te Willemsoord en in kolonie 7, die het volgens getuigende kolonisten zwaar te lijden heeft.

Schrijver van een hele mooie sollicitatiebrief Coenraad Hulst, wordt 1825 onderdirecteur vanVeenhuizen III. Later brengt hij het tot adjunct-directeur der vrije koloniën.

Pieter van der Hulst komt dankzij de provinciale commandant van Noord-Holland in 1823 met zijn gezin in Willemsoord. Alle mij bekende belevenissen van het gezin op deze pagina.

Neetje Hultum of Hultien komt in 1824 met haar gezin uit Delfshaven naar een woning voor een arbeidershuisgezin. Het duurt nog geen drie jaar.

Remke Sybolts Hunia komt met zijn gezin vanuit Harlingen naar een arbeiderswoning in Veenhuizen en wordt een vaste kolonistenvertegenwoordiger in de tuchtraad.

Maria Huussen is de echtgenote van Albertus Vink Hoogendijk, eerst arbeiders, dan vrije kolonist, en ze hertrouwt na de dood van haar man met een jonge kolonistenzoon.

I

De 40-jarige Jan Egbert Idinga wordt 1822 uit Steenwijkerwold aangetrokken omdat er gebrek aan huisverzorgers is, Willemsoord hoeve 14.

Hendrik Jan IJsveld is een van de vele wezen die door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle op hoeve nummer 1 van de kolonie Frederiksoord gestald worden.

Jan Pieter van Ingen is zo'n goede werker dat Johannes van den Bosch hem aantrekt om de tuin bij zijn nieuwe huis in Den Haag te onderhouden.

Johannes Inpijn komt in 1830 aan, vertrekt 1837 en is er in 1839 al weer. Er komt nogal wat drankmisbruik en geweld bij kijken.

J

Elsje Jacobs, Hendrik Jacobs, Cornelis Jacobs en Grietje Jacobs (op volgorde van oud naar jong) zijn kinderen van Akke Beezem in Wilhelminaoord (zie hoeve 49)

Jantje Jacobs, soms als Jantje Jacobs Brink geschreven, is in 1829 de tweede vrouw van Martinus Uhl, die dan net is aangesteld als hoofdonderwijzer te Wilhelminaoord.

Nehemia Jacobson is de eerste rabbijn van de joodse gemeente in Willemsoord. Hij heeft het vooral in het begin nogal eens aan de stok met leden van zijn kudde.

Anna Roelofs Jager is de echtgenote van Maarten Cornelis Huisman die vijfendertig jaar lang wijkmeester is bij het eerste gesticht te Veenhuizen.

Gosse Annes Jager komt 30 mei 1837 met zijn gezin in de kolonie Willemsoord en beleeft zo veel dat hij een eigen pagina heeft.

Jippe Jakobs Jagt schijnt wijkmeester in Veenhuizen te zijn. Hij komt héél eventjes langs op deze pagina als hij in 1829 heel passend bij zijn naam 'opziener der jagt' wordt.

Maria Janken (of Janka) komt in 1839 vanuit Amersfoort naar een vrije kolonistenwoning in Frederiksoord, maar overlijdt al snel. Zoals vaak direct na een bevalling. Haar voorkind Nicolaas Janken wordt eventjes genoemd als hij bij de familie Lucassen is ingedeeld.

Anna Magdalena Jans komt in de kolonie als haar echtgenoot wijkmeester wordt, en verlaat na diens ontslag in 1824 de kolonie om achttien jaar later terig te keren.

Trijntje Jans (40) is weduwe van Schelte Karper en augustus 1820 door Dokkum gezonden als huisverzorgster, welk vak ze uitoefent te Willemsoord (zie hoeve 81).

Roelof Jans komt met zijn gezin in 1822 vanuit Groningen naar de vrije kolonie Willemsoord. Na vier jaar wordt hij hoevenaar te Veenhuizen. Twee dochters trouwen daar.

Albertus Jansen komt als weesof armenkind in 1820 vanuit Zwolle in de kolonie Frederiksoord. Hij woont bij de huisverzorgers Louis van den Berg en Hendrik Bultman.

Christina Jansen is de echtgenote van de vrije kolonist Friedricht Friess die in 1839 vanuit Amsterdam naar Wilemsoord komt. Zij heeft vaak ruzie met buren.

Johannes Lambertus Jansen wordt voorgedragen door Rotterdam en komt maart 1822 als kolonist aan. Zie dit verhaaltje op de site van VeleHanden.

Lubbert Jansen komt vanuit Wageningen naar de proefkolonie en is zo'n succesnummer dat hij tot twee keer toe een gouden medaille ontvangt.

Pieter Josephus Jansen gaat er vandoor uit het kindergesticht in Veenhuizen. Als de wijkmeester hem in Leeuwarden probeert op te halen, is de vogel al gevlogen.

Wouter Jansen (48) en Geertrui Hendriksen (50) komen augustus 1820 met zes kinderen uit Amersfoort en vestigen zich te Willemsoord (zie hoeve 64).

Zacharias Jansen is een weesjongen uit Zaandam die door die stad in 1831 naar het kindergesticht in Veenhuizen wordt gebracht. Vandaar gaat hij naar Wateren.

De vondeling Johannes Janssen is zeven jaar als hij in 1845 uit Amsterdam naar het kindergesticht te Veenhuizen gebracht wordt. Later zijn er problemen, tot uit Pruisen toe.

Poulus Janssen uit Zwolle wordt 1 november 1832 aangesteld als zaalopziener te Ommerschans, maar dat duurt minder dan een jaar.

Als de proefkolonistenfamilie Dikkeboom naar huis is gestuurd, plaatst Steenwijk het veel gezeglijker gezin van Sietsen Jansz, die eigenlijk Van Lubeck heet.

Crijn Cornelis Jasper uit Leiden wordt 1825 voorgedragen als arbeidershuisgezin, maar heeft te veel kinderen en wordt hetzelfde jaar vrije kolonist in Willemsoord, zie zijn pagina.

Hester de Jel is de echtgenote van Abraham Prins met wie ze in 1820 uit Schiedam naar de vrije kolonie Willemsoord komt. Dan volgt strafkolonie en uiteindelijk Veenhuizen.

Adrianus Jellema uit Leeuwarden komt met zijn gezin in april 1825 als arbeiderskolonisten in Veenhuizen aan. Na een tijdje willen ze alweer weg en oktober 1828 lukt dat ook.

Naar eigen zeggen is het een boze stiefmoeder die Rigtje Jellema in Leeuwarden tot een losbandig en crimineel bestaan brengt. Als zij in 1828 opnieuw achter de tralies verdwijnt, worden de drie zoons Rense, Joseph en Jelle 4 jaar in Veenhuizen ondergebracht.

Dirk van Jeveren komt op zijn 40ste in de kolonie, vanuit het arrondissement Rotterdam en hertrouwt na de dood van zijn vrouw met een buurmeisje, zie zijn eigen pagina.

Bregtje de Jong is een voorkind van de weduwe Reinoudje Bakker, met wie zij juli 1822 uit Texel komt en neerstrijkt in Wilhelminaoord hoeve 81

Beerend Hylkes de Jong komt uit Oudehaske en is een van de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeidershuisgezin opgenomen wordt.

Jan de Jong is een vrije kolonist in Willemsoord, daar in 1846 aangekomen vanuit Utrecht. Hij laat een brief schrijven als zijn zoon tot de strafkolonie is veroordeeld.

Marijtje de Jong komt juli 1822 van Texel als ingedeelde bij het ook daarvandaan afkomstige gezin van gerrit Slot, zie over haar de pagina Texel

Adrianus de Jonge is afkomstig uit Zaltbommel vanaf zijn tiende ingedeelde in de vrije koloniën. Hij komt even ter sprake als hij is ondergebracht bij de familie Van Manenberg.

Elisabeth Adriana de Jonge is een wees uit Tholen die Zwollenaren en 15 maanden is ingedeeld bij de familie Stollmeijer.

Grietje Klaas Jongens staat op de kolonie bekend als de weduwe Muis en komt 1820 uit Krommenie. Zie de aan haar gewijde pagina.

Margaretha Jacoba Jordan en Willem Hendrik Jordan zijn weeskinderen uit Amsterdam die in 1833 in Veenhuizen aankomen. De tweede overleeft en komt in Wateren.

Herman Jurgens komt uit Delfzijl, althans daar is hij sergeant, en treedt februari 1822 in dienst van de Maatschappij, zie deze pagina over zijn carrière van vijftien jaar als employé.

Hermanus Jürgens begint als ingedeelde wees, wordt later arbeidershuisgezin en nog later hoevenaar. Maar bij de Burgerlijke Stand heet hij Hermanus van der Most, zie ook deze pagina.

Jurgen Jurgens komt per 1 juni 1823 als wijkmeester de wijkmeesterswoning 97bis in Willemsoord (onderaan die pagina) bewonen,

Johannes Jurriën is een wees uit Amsterdam die in 1842 in het kindergesticht te Veenhuizen aankomt en die voorkomt op de concept-ontslagvoordracht voor 1845.

K

Willem Kalbe is het gezinshoofd van een Amsterdams kolonistengezin dat volstrekt kansloos is en dat na twaalf jaar de vrije kolonie uit moet.

J.H. Kalbfleisch komt vanuit het werkhuis te Veere naar Veenhuizen om onderdirecteur van de fabriekmatigen arbeid te worden. Het duurt niet lang.

De naam van vrije kolonist Pieter Kalkhoven wordt in de kolonieadministratie meetal als Calkhoven geschreven, dus heb ik hem onder de 'C' gezet.

Neeltje de Kam is een (half)wees uit Vlissingen die in 1825 in het kindergesticht te Veenhuizen komt en die daar met wisselende omstandigheden nooit meer weg zal gaan.

Een stukje op de site met een rijmpje over kolonist Kamans, de opvolger van de Arie Kamans die in 1820 vanuit Schiedam naar de kolonie kwam.

De fuselier J.H. van der Kamp behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters bij het bedelaarsgestichtOmmerschans worden aangesteld.

Carel van Kampen is een van de vele Dordrechtse weeskinderen die in de kolonie Willemsoord is gestationneerd. Hij komt heel eventjes voor op deze pagina.

Over de kwekeling Gerrit van Kampen worden in januari 1845, vier jaar na zijn vertrek van het Instituut, schokkende verhalen verteld.

Cornelis Arend Kampers uit Delft, geboren 22 november 1831, overlijdt in 1848 drie maanden na zijn aankomst op de kolonie.

Klaas Foekes Kamstra komt uit IJlst, eerst arbeider, dan vrije kolonist, dan weer arbeider. Ook zijn zoon Jacob Klazes Kamstra is vrije kolonist en arbeider, maar ook strafkolonist.

Hendrik en Carel van Kampen behoren tot de (enorme) lading wezen uit Dordrecht die juni 1820 aankomen, ze komen op Willemsoord hoeve 14 en hoeve 23

Maria Kappelman is de echtgenote van de vrije kolonist Johannes de Waal die wordt bevorderd tot zaalopziener te Veenhuizen maar al snel de laan uivliegt.

Schelte Karper is de zoon van Trijntje Jans met wie hij augustus 1820 uit Dokkum komt en met wie hij woont op hoeve 81 te Willemsoord

Catrina Kartees is de echtgenote van zaalopziener Schaghen bij Veenhuizen-2 en ze schrijft een wanhopige brief als het er naar uitziet dat haar man ontslagen gaat worden.

Adriaan Kasper komt in 1823 als wees uit Tholen. Hij zal de kolonie pas verlaten in 1860 na jarenlang onderdirecteur voor de landbouw en opziener te zijn geweest in Wateren.

Gerrit Jan de Kaste wordt in 1844, dertien jaar oud, door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle in de hoeve met wezen uit Zwolle geplaatst.

Akke Jacobs ten Kate is de echtgenote van Klaas Foekes Kamstra, met wie ze uit IJlst komt en arbeider te Veenhuizen, vrije kolonist en arbeider te Veenhuizen wordt.

Pietertje Hendriks Kattouw loopt al tegen de veertig als ze in de kolonie aankomt. Er is ook nog een vermelding van haar bij een latere indeling te Willemsoord, zie hoeve 47.

Aagje Jans Keg is 39 jaar als ze 1820 uit Koog aan de Zaan in de kolonie komt en wordt ingedeeld bij huisverzorger Smit. Als die weduwnaar is geworden, trouwen ze.

Anthonie Keizer die natuurlijk ook als Keyzer en Keijzer voorkomt, arriveert juli 1821 en betrekt in Wilhelminaoord hoeve nummer 46

Met een fraaie rij voornamen komt Henricus Wilhelmus Ambrosius Kemper in 1826 met zijn gezin in Wilhelminaoord aan. In 1834 is hij voor die kolonie gemeensman.

Teunis Kerker en Trijntje Gerrits en vier kinderen komen midden 1820 in Willemsoord (zie hoeve 9). De ouders overlijden, de kinderen hebben 1829 allen de kolonie verlaten.

Elisabeth Kerkhoff komt juni 1820 met man en kinderen uit De Rijp naar Willemsoord en daar gaat alles mis wat er maar mis kan gaan.

De manier waarop de broers Hubertus Jacobs Kerkhoven en Antonius Jacobs Kerkhoven uit Harlingen worden teruggebracht naar VH is nogal een vermakelijk verhaal.

Franciscus Dianicus van Kessel komt voor op de voordracht tot ontslag voor wezen in 1836 en verlaat inderdaad enkele maanden later het kinderetablissement in Veenhuizen.

Dirk en Jan van Kesteren komen als wezen uit Delftshaven in juni 1820 aan in Willemsoord en worden later allebei kolonist. Hun koloniale carrières verschillen nogal.

Maria Ketner is een ingedeelde uit Middelburg van wie op deze pagina ter sprake komt dat ze samen met de kolonist bij wie ze is ingedeeld een diepgaand verhoor moet ondergaan.

Elisabeth van Keulen is een ingedeelde uit Rotterdam, die later zal trouwen met kolonistenzoon Laurens Augustijn en daarom even genoemd wordt op de Augustijn-pagina.

Hendrik Kiebe is een in 1821 aankomende wees uit Dordrecht, die wordt ingedeeld op hoeve 70 van Willemsoord

Hendrik Kiela uit Dordrecht ziet als ingedeelde van 1821 tot 1832 diverse koloniale gezinnen van binnen. Hij zit ook een tijdje bij de weduwe Van Driel (zie bij hoeve 8).

Klaaske Kiestra is de echtgenote van Klaas Pieters Dijkstra. Haar hoogbejaarde ouders brengen hun laatste jaren door bij hen op de grote boerderij bij Veenhuizen.

Hendrik Koenraad Kimmel komt als wees in 1820 op de kolonie. Hij is een kind van 'de weduwe Kimmel'. Hij woont in Frederiksoord bij huisverzorgers vd Berg en Bultman.

Hendrik Ki(e)nast schijnt geboren te zijn in Zwitserland en komt in 1830 op de Ommerschans als zaalopziener, zie hier. Na een tijdje in schuttersdienst wordt hij winkelier te Veenhuizen.

Diederik Bernardus Kissing verblijft twintig jaar op de kolonie als ingedeelde en verblijft bij diverse families. Hij zir ook een tijdje bij de jonge Zwier en een jaar bij de oude Zwier.

Anna Gezina Wilhelmina Klaassen is een weesof armenkind van wie een zakboekje is bewaard gebleven. Zie deze pagina met extra informatie onderaan.

In 1829 in de kolonie Willemsoord geplaatst door de subcommissie van weldadigheid Harderwijk, Hendrik Klaassen, getrouwd met Jannetje Raaijen. In 1837 is hij gemeensman.

Frederika Klaudi is weduwe van ene Cornelis wiens achternaam ik niet kan ontcijferen en komt september 1820 uit Amsterdam als huisverzorgster, Willemsoord hoeve 58

Dirk Klaver komt 2 november 1818 vanuit Harderwijk in de proefkolonie. Het merendeel van de familie zal altijd in de koloniën blijven.

Evert Kleberg is een zoon van Maartje Verberne, afkomstig van Texel, aankomst juli 1822, vestigingsplaats Wilhelminaoord hoeve 82

Tot de grote groep Rotterdammers die in 1820 naar Willemsoord komen, behoort ook Gijsbert van der Kleij, zie hier met enkele verwijzingen naar elders op de site.

Jacquelina van der Kleijn is de vrouw des huizes van het gezin Stollmeijer dat vijftien jaar (1846-1861) op de kolonie blijft en het houdt dan voor gezien houdt.

Johan Godfried Kleijn (of Klijn of Klein) heeeft een van de kortst denkbare koloniale carrières, hij overlijdt na twee maanden. Zijn weduwe hertrouwt, zie hier.

Cornelis de Klein komt 1841 uit Utrecht met een stoot kinderen die grotendeels andere koloniebewoners zullen trouwen; zie over hem de kwartierstaat C.G. Langelaar

Anne Arends Kleinman komt net als de hieronder genoemde Kleinman uit Steenwijk, wordt heel eventjes genoemd bij Frederiksoord-2 hoeve nummer 12.

Arend Oijens Kleinman komt uit Steenwijk en arriveert in mei 1820 te Frederiksoord-2, hij komt op hoeve nummer 12.

Maria Helena de Klerk is een weesmeisje uit Dordrecht die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.

Zacharias, George Hendrik en Maria Catharina Kligge staan onder bescherming van de provinciaal commandant van Overijssel en komen door diens toedoen in de kolonie.

Gezien hun latere posities zijn het harde werkers, de gezinsleden van Frederik Klijzing, die in 1822 uit de Beemster in Willemsoord komt. Het gezinshoofd is in 1834 gemeensman.

Alida Klinenhage is vcanuit Amsterdam in het kinderetablissement in Veenhuizen geplaatst. Ze is een van de wezen van wie een zakboekje bewaard is gebleven.

Willem Klingen komt op 1 augustus 1821 met echtgenote en drie kinderen uit Rotterdam en ze worden de tweede bewoners van Wilhelminaoord hoeve 56

Jan Hendrik Kloekers begint als opzichter over de buitenwoningen maar wordt daarna zaalopziener in het kinderetablissement Veenhuizen-1.

Jan Kloosterman is een wees in Veenhuizen die na zijn ontslag niet erg prettig wordt ontvangen door het gemeentebestuur van zijn geboorteplaats Nisse in Zeeland.

De jubeldichter uit Opperdoes is een stukje op de site over kolonist Sipke Kloppenburg, hoog opgeleid, maar door een 'ontijdig en ongelijk huwelijk' tot armoede vervallen.

Teunis Klopper, Klaas Klopper en Marijtje Klopper zijn voorkinderen van de echtgenote van Gerrit Jans Slord die op hoeve 29 van Wilhelminaoord woont

Jacob Kluvers begint als winkelier, wordt onderdirecteur in Veenhuizen en nog later adjunct-directeur en gaat na Pasen 1840 roemloos ten onder.

De gegevens over een van de meest spraakmakend kolonisten, de Utrechter Johannes Hermanus Kniessenberg. zijn verzameld op deze pagina.

Juliane Frederike Sophia Knorr is al vijftig als ze met haar echtgenoot Herman Jurgens naar Willemsoord komt, waar hij als employé van de Maatschappij is aangesteld.

Christiaan Mart(inus) Koch, die later zal voorkomen als Christoffel Martinus Koch, is een voorkind van de echtgenote van Gerrit van Manenberg. Hij wordt later zelf kolonist.

Vrije kolonist Johannes Koedijk komt augustus 1851 vanuit Rotterdam in de kolonie Frederiksoord en komt op deze pagina's alleen hier heel even voor.

Eeke Johannes Koen komt met echtgenoot en kinderen vanuit Harlingen naar Veenhuizen om haar intrek te nemen in een woning voor arbeidershuisgezinnen.

Hendrik Koene is veteraan-veldwachter te Ommerschans en komt even voor in een stukje uit 1836 onderaan een van de pagina's van proefkolonist Molenaar

Hillegonda Koenen komt met echtgenoot Jan Thesing in 1822 vanuit Zaandam naar de kolonie Wilhelminaoord, maar heeft na een jaar 'de hoogste tegenzin tegen de kolonie.

De achternaam van Abraham Koenrades komt net zo vaak voor als Coenrades. Vrije kolonist in Wilhelminaoord vanaf 1825 met kroost dat erg graag blijkt te willen blijven.

Kornelis Koger is een ingedeelde bij de weduwe Hendrikje Douwes, met wie hij juli 1822 uit Texel aankomt en neerstrijkt in Wilhelminaoord hoeve 79

Auke Folkerts Kok wordt december 1819 aangesteld als huisverzorger op een hoeve in Frederiksoord-2 en hij is ondergebracht op de pagina met kolonisten die Kok heten.

Elisabeth Kok is de echtgenote van Johannes Wilhelmus Martinus van der Palm en komt mals vrije kolonistengezin naar de kolonie dankzij 'een respectabele hand'.

Hilletje Kok is vanaf 1831 bestedelinge uit Broek in Waterland, er volgt meer maar nu komt ze eventjes langs in dit verhaaltje.

Izak Johannes Kok komt als vrije kolonist in 1823 vanuit Rotterdam naar Willemsoord en gaat later naar Frederiksoord. Hij staat op de pagina over alle vrije kolonisten die Kok heten.

Joannes Hendrik de Kok (57) en Helena Thijsse van Middelaar (47) komen december 1821 uit Amersfoort, zie de pagina over alle vrije kolonisten die Kok heten.

Johanna, Arie en Catharina Adriana de Kok zijn voorkinderen van Johanna Hillemans en komen met haar in 1826 uit Zierikzee naar Veenhuizen en twee jaar later Wilhelminaoord.

Hendrikje van der Kolk is twaalf jaar als het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle haar naar Frederiksoord stuurt om bij huisverzorger Jan Dunnink te wonen.

Jan Klaaszn Kompaan behoort tot de Enkhuizense wezen die in 1821 worden ondergebracht bij de huisverzorger Cornelis Reedijk, Wilhelminaoord hoeve 16

Jan van Konijnenburg is van 1829 tot 1859 directeur van de koloniën en komt in 1834 even langs bij het Blatter-verhaal.

Geertruij Melles Koning wordt door de gemeente Leens op haar 24ste in de kolonie geplaatst en na diverse malen bij weduwnaars te zijn ingedeeld is het raak.

De weduwe de Koning krijgt binnenkort nog een eigen pagina, maar voorlopig staat ze even bij de familie Koenrades als ze daar verblijft.

Pieter Konkelberg is ongeveer 60 jaar als hij door Den Haag in de kolonie wordt ondergebracht. Hij verblijft onder andere bij de familie van proefkolonist Alblas.

Emilius Carolus de Könningh is van 1835 tot 1839 arts bij het eerste gesticht te Veenhuizen. Op deze pagina houd ik bij waar hij op de site opduikt.

Pieter, Jacob Johannes en Carel Willem van der Koogh behoren tot de wezen uit Dordrecht die juni 1820 in Willemsoord komen. De eerste gaat het koloniale onderwijs in.

Ale Boelens Kooistra, kolonist uit Leeuwarden sinds 1828, is buurman van Leloux en vooral van diens echtgenote. Daar krijgt hij weet van! Zie het onderste verhaal.

Wilhelmus Heronimus Kool is een Rotterdamse bestedeling die kolonist wordt (1834) en later vrijboer (1838). Genoemd op de pagina van proefkolonist Walraven van Haften

Margaretha Koole uit Amsterdam wordt eventjes genoemd als zij is ingedeeld bij het kolonistengezin Logeman te Willemsoord.

Koosius is een van de variaties van de achternaam van Margaretha en haar dochters Hendrica en Johanna, die 1830 kolonist worden..

Petronella Koot is een weesof armenkind uit Haarlem die juli 1821 wordt ingedeeld op hoeve 70 van Willemsoord

In een verhaaltje op de site komen ook gezinsleden van de Woerdense kolonist Leendert van Kooten voor, zie hier

Christiaan Adrianus Koppe is van 1820 tot 1837 wijkmeester te Willemsoord. Alle informatie over hem is te bereiken via deze pagina.

Abraham Koppejan komt namens Middelburg vanuit het Zeeuwse platteland in de proefkolonie en begint net zo lang te zeuren dat hij terug wil tot het mag.

Jacobus Koppens komt december 1819 als huisverzorger uit Den Haag, zie zijn aankomst. Binnen twee jaar wordt hij weggezonden.

Petrus van der Korst komt uit Zwolle en is achtereenvolgens arbeider, vrije kolonist, strafkolonist, arbeiders, vrije kolonist en arbeider.

Elizabeth Korvezee kan ook Corvezee heten en is de echtgenote van Cornelis Nicola met wie ze in 1839 naar Willemsoord komt. Na vier jaar is ze weduwe met zeven kinderen.

Kosius is een van de variaties van de achternaam van Margaretha en haar dochters Hendrica en Johanna, die 1830 kolonist worden..

In 1820 vanuit Hoogeveen gezonden met zes weeskinderen plus één huishoudster, de 68-jarige Frederik Koster. Willemsoord hoeve 38, hij overlijdt na twee jaar..

Kortstondig kolonist Jan Kraak uit Utrecht

De uit Leeuwarden afkomstige Christiaan Kraan brengt het in het kindergesticht te Veenhuizen tot acht vluchtpogingen en plakt daar in de strafkolonie nog twee aan vast.

Jan Kraan uit Rotterdam begint als arbeiderskolonist op nieuwjaarsdag 1824 en wordt in 1828 vrije kolonist. Zijn jongste zoon speelt graag viool in herbergen.

Maatje Kraan, vanuit Nieuwe Tonge naar het kindergesticht in Veenhuizen gezonden, heeft ruzie met een andere wees en wordt met een sikkel in haar arm gestoken.

Willemina Kraan behoort tot de (enorme) lading wezen uit Dordrecht die juni 1820 aankomen, Willemsoord hoeve nummer 14

Op grond van 'de tweede helft van het contract van 16 en 19 juni 1826' komt Hermanus Krabbendam in 1835 vanuit Hoorn in de kolonie, en trouwt twee jaar later, zie hier.

Hendrikus Krabshuis is de proefkolonist uit Almelo. Hij overlijdt na tien jaar kolonie, maar zijn echtgenote en de kinderen blijven.

Alida Kral is de echtgenote van Johannes (Anthonius) Franciscus Morriën, een van de boekhoudende Morriëns in de koloniën.

Hendrik Anthonij Jozeph Kramer (51) en Johanna Maria van der Maat (40) komen augustus 1820 uit Amersfoort, woning Willemsoord hoeve 60

Over de vrije kolonist Lammert Jansz Kramer uit Monnickendam heb ik geen aantekeningen. Hij wordt alleen eventjes genoemd bij deze ruzie.

Marijtje Kramer is de echtgenote van kolonist Jan Zwaan uit De Rijp. Ze overleeft hem, maar niet zo vreselijk lang.

Dina Krane ook genaamd de Zeeneboom is een weesmeisje uit Tholen die een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.

Adrianus Pieter Kranendonk wordt op 45-jarige leeftijd naar de proefkolonie afgevaardigd door de subcommissie van weldadigheid Dordrecht

Gerritdina Krans is elf jaar als ze door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwollenaar de kolonie wordt gezonden. Ze maakt twee huisverzorgers mee.

Michiel Joseph Krans is een van de vele wezen die door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle op hoeve 1 van de kolonie Frederiksoord gestald worden.

Dirkje Kreemer komt de kolonie op als zij in december 1843 trouwt met Nicolaas Beun die dan opvolger wordt op de hoeve van zijn ouders.

Voor Edo Jans Kremer, herkomst Groningen, aankomst mei 1822, moet ik nog een plekje op de site vinden, maar dochter Geertruijda wordt al genoemd bij Wilhelminaoord nr 73

De tweeling Jacobus en Martinus Kreuniger zou voor de kolonist Boon, waar zij ingedeeld zijn, turf hebben gestolen van de onderdirecteur. Het leidt niet tot vervolging.

C. Kriegel is GEEN koloniebewoners, maar employée op het kantoor van de Maatschappij in Den Haag. November 1855 krijgt hij een gratificatie.

Jan Frederik Krieger heeft een sconstante tijgende lijn in zijn koloniale carrière. Hij blijft ook heel lang. Zie een pagina die helemaal aan hem gewijd is.

Willem Jans Kriek behoort tot de Enkhuizense wezen die in 1821 worden ondergebracht bij de huisverzorger Cornelis Reedijk, zie Wilhelminaoord hoeve nummer 16

Arnoldus van (der) Krieken wordt vanuit het bedelaarsgesticht overgeplaatst naar het wezenetablissement in Veenhuizen. Na drie jaar meldt hij zich aan bij de marine.

Albert Bouke Krol is pas 30 jaar als hij in 1822 uit Groningen in Willemsoord komt, in 1830 is hij vrijboer, zie het reglement, in 1832 wordt hij wijkmeester.

Cornelis Krom komt uit Oostgrafdijk en wordt door de Diakenen van de hervormde gemeente te Oostgraftdijk in de kolonie geplaatst. Hij woont vier jaar bij de familie Zwier.

Trijntje Krom is een ingedeelde uit Zaandam die van 1825 tot 1829 op de kolonie is en haar verblijf begint bij de weduwe Van Driel in Wilhelminaoord (zie hoeve 8).

Er zijn veel bestedelingen die het niet lang op de kolonie uithouden. Bijvoorbeeld Johannes Philippus Krook die op zijn 17de in Willemsoord komt en op zijn 19de de benen neemt.

Zaalopziener Gerrit Kroon uit Veenhuizen is buiten het jachtseizoen betrapt met twee patrijzen. De (weinige) over hem bekende gegevens staan onderaan die pagina.

Hendrik Kruidhoed, in de kolonie-administratie ook wel aangeduid met Kruithoek, arriveert eind 1819 uit 's Graveland als bewoner van Frederiksoord-2, zie hier.

Franciscus de Kruif, met een achternaam die mogelijkheden geeft voor veel spellingvariaties, is de proefkolonist namens de subcommissie Utrecht.

Simon Kruijt komt in 1829 met zijn gezin uit Leiden naar de vrije kolonie Wilhelminaoord, maar hij overlijdt als hij in 1833 met verlof in zijn oude woonplaats is.

Kolonistengezin Kruinberg komt op deze pagina's alleen heel kort ter sprake als kinderen van de weduwe Amende bij hun worden ingedeeld.

Herke of Herko Kruk behoort tot de Enkhuizense wezen die in 1821 worden ondergebracht bij de huisverzorger Cornelis Reedijk, zie Wilhelminaoord hoeve nummer 16

>

Willem Kuijt uit Zaandijk wordt eventjes genoemd als hij is ingedeeld bij het kolonistengezin Logeman te Willemsoord.

Egbert Kuiper, geboren te  St Nicolaasga, wordt 1 december 1839 door Leeuwarden in het kinderetablissement te Veenhuizen afgeleverd. Na acht maanden is hij ervandoor.

Jan Kuit behoort tot de eerstelingen uit Hoogeveen en zijn geschiedenis staat op de daaraan gewijde pagina.

Heere Jaakes Kuiper en gezin arriveren augustus 1821, geplaatst door de subcommissie Leeuwarden  uit de contributie en bewoners van Wilhelminaoord hoeve 65.

Gerrit Harms Kuipers komt uit Slochteren en wordt onderdirecteur-buiten, verantwoordelijk voor de landbouw, bij het eerste gesticht te Veenhuizen.

Matje Harms Kuipers is een zus van de hiervoor genoemde Gerrit Harms en dat zal de aanleiding zijn dat Matjes echtgenoot Willem Lammerts Heidema ook naar de kolonie komt.

Gerrit Kuit behoort tot de eerste drie weglopers uit het kindergesticht te Veenhuizen die tegen hun zin worden teruggebracht. Hij moet het er daarna zeven jaar zien uit te houden.

De joodse kolonisten Joel de Kuit en Henriette Polak uit Den Haag blijven slechts enkele jaren, van 1821 tot 1825, zie over hun snelle vertrek op deze pagina.

Willem Kuiters en Geertje Hoymans horen bij de tweede massa-lading uit Dordrecht (8 juni 1820), Willemsoord hoeve nummer 61

De achternaam van George Coenraad Kuntz, arbeiderskolonist uit Delft, komt ook voor als Kunz, Koens en Coens, zodat je niet goed weet waar je zoeken moet.

Henricus Kurvers is een weduwnaar met vier kinderen die begint als arbeidersgezin in Veenhuizen en die daarna een aantal jaren werkt als smid op de Ommerschans.

Jan Kwak is een wees- of armenkind uit Vlaardingen die juli 1820 aankomst en in huis komt bij Geertje Starrenberg, Willemsoord hoeve nummer 80

Petronella Kwakkelaar komt met een broer en zus vanuit Tholen in de kolonie. Ze wordt even genoemd helemaal onderaan deze pagina.

L

Gabe Laan is een in 1820 uit De Rijp aangekomen ingedeelde weesjongen. Na zeven jaar neemt hij de benen maar wordt teruggebracht.

Johannes van der Laan is een weesof armenkind uit Haarlem die in het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding in Wateren komt en per ongeluk brand sticht.

Jacobus van Laar komt uit Amsterdam en komt met nog twee gezinnen uit die stad op 18 oktober 1821 aan. Hij woont korte tijd op hoeve 61 in Wilhelminaoord

Kornelius Laarman is eerst wijkmeester te Veenhuizen, vertrekt dan met de schutterij, keert terug en wordt tot aan zijn vroege dood onderdirecteur bij wisselende gestichten.

Frans Anthonie Labodaan is een wees uit Den Haag die in 1833 in het kindergesticht te Veenhuizen aankomt en die voorkomt op de concept-ontslagvoordracht voor 1845.

Uit Amsterdam komt 6 december 1819 Anthonie Hugo Ladru, 'met huisvrouw, 3 kinderen' in de dan net begonnen kolonie Frederiksoord-2, zie de pagina over hen en andere Ladru's.

Aart of Arie Lafferté is een ingedeelde uit Zaltbommel, die is ingedeeld bij de familie Kruidhoed en op die pagina even wordt genoemd.

Albertus Lagcher komt met echtgenote en vier voorkinderen van haar in 1826 uit Zierikzee naar Veenhuizen en verhuist twee jaar later als vrije kolonist naar Wilhelminaoord.

Martijntje Lager staat in haar korte koloniale carrière beter bekend als 'de weduwe Van Meppelen'. Herkomst Dordrecht, aankomst juni 1820, Willemsoord hoeve 49

Hermanus Johannes Lakenberg is een militaire veteraan die in 1853 wordt aangesteld als zaalopziener op de Ommerschans.

Levina Lamaire is de echtgenote van proefkolonist Hubrecht de Ruiter en als ze op de kolonie komt neemt ze vijf kinderen mee uit een eerder huwelijk.

Grietje Lammerts komt uit Oudehaske en behoort met haar gezin tot de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeiders in Veenhuizen komen.

De korporaal M. Lang behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden aangesteld, zie deze pagina

Hendrina de Lange is de echtgenote van Cornelis Albert Brandt die in 1824 begint als zaalopziener, dan magazijnmeester en tenslotte winkelier in Veenhuizen-1.

In 1829 komt Samuel de Lange vanuit Rotterdam naar Willemsoord. Hij verliest snel zijn echtgenote en hertrouwt met een kolonistenweduwe die uit de strafkolonie komt.

Jacobus Langenberg (51) en Lena van der Boor (41) horen bij de tweede grote groep (8 juni 1820) uit Dordrecht, Willemsoord hoeve 78

Jan Lannooy is een wees- of armenkind uit Vlaardingen die juli 1820 aankomst en in huis komt bij Geertje Starrenberg, Willemsoord hoeve nummer 80

Arbeiderskolonist LaRooy treedt bij deze zitting van de raad van tucht voor arbeidershuisgezinnen op als getuige.

Lorentz Latour behoort tot de Vlissingers die in juli 1821 drie net gebouwde hoeves in het spiksplinternieuwe Wilhelminaoord in gebruik nemen, zie hoeve 20.

Cornelis Lawende komt 1839 als kolonist uit Rotterdam. Zijn dochter Anna wordt even genoemd bij hoeve nummer 61 te Wilhelminaoord

Vanuit Middelburg komt in 1823 kolonist Willem Pieter Lazoe of Laroe naar Frederiksoord met echtgenote en drie kleine kinderen. Nakomelingen worden later ook kolonist.

Een huisverzorger uit Harlingen, Rense Siebrens Le(e)ba, weigert om ook zelf te werken en mag van Johannes van den Bosch acuut vertrekken, zie dit verhaal

De uit Den Haag afkomstige Elisabeth Leefman behoort tot de eersten die na een periode in de strafkolonie weer worden vrijgelaten, wn wordt dan ook genoemd in dit verhaal.

Anrhoni Leenders wordt als jonge arbeidskracht ingedeeld bij het huishouden van de weduwe Willempje van der Dooze en dat gaat niet goed (of té goed).

Albertje de Leeuw is de echtgenote van de Zaandamse vrije kolonist Tijmen van der Werf met wie ze in 1821 in Wilhelminaoord arriveert, maar ze overlijdt een jaar na aankomst.

Regnerus de Leeuw komt in 1821 als ingedeelde uit Harlingen en speelt een rol in een verhaaltje elders op de site

Cornelis van Leeuwen wordt in 1821 door de regenten van het Gereformeerd Weeshuis te Delft naar de kolonie gestuurd en blijft er een kleine zes jaar.

Maarten van Leeuwen hoort bij de tweede massa-lading uit Dordrecht (8 juni 1820), hij komt als ingedeelde op Willemsoord hoeve 56

Alle bewoners van de vrije koloniën met de achternaam van Leeuwen staan bij elkaar op deze pagina. In een wanhopige poging om uit te zoeken wie wie is....

Philip Leeuwenberg komt 8 juni 1820 als onderdeel van de Rotterdamse delegatie in Willemsoord, maar hij bakt liever brood dan dat hij landarbeidt.

Johannes Lehmbroek, die 'verre is, van in alles een geschikte kolonist te zijn', gaat na twee jaar luidruchtig protest naar de strafkolonie, maar komt later rustiger terug

Maria van Leijenhorst is de echtgenote van vrije kolonist Jan van der Hoeff en staat dus op de pagina van die familie. Als zoveel vrouwen zal zij na een zware bevalling overlijden.

Over Franciscus Johannes Leloux valt zoveel te vertellen dat ik er maar een aparte pagina van gemaakt heb, waaronder nog nadere informatie komt.

Aaltje Ides Leltz is een dochter van de Harlingse kolonist Ide Jan Gerrits Leltz, komt in 1827 met haar ouders naar de kolonie en trouwt later de schoolmeester Meijer Drees.

Hendrik van Lemel wordt in 1831 aangesteld als wijkmeester bij het tweede en derde gesticht te Veenhuizen. Daarvoor schijnt hij ook al werkzaam geweeest te zijn.

Jan van Lemel is de eerste (en enige) adjunct-directeur voor het opzicht over de gebouwen. Twee van zijn zoons worden later ook nog een tijdje employé.

Anthoon, Jan en Wouter Berends Lenos komen eind 1846 aan in het kindergesticht te Veenhuizen. Hun belevenissen staan op deze pagina.

Johannes Lenselink was fourier te Gorinchem en wordt zaalopziener in Veenhuizen, eerst bij het 2de en daarna bij het 3de gesticht. Het duurt van 1825 tot 1830.

Johannes Hermanus Lenting en Hendrikus Lenting komen tegelijk in het kindergesticht te Veenhuizen. Ze proberen samen weg te komen, maar de tweede moet er nog lang blijven.

Johann Godfried Leonhardt komt juli 1821 met gezin vanuit Den Haag en wordt ondergebracht in Wilhelminaoord, zie hoeve nummer 42

Wilhelmus Leopold is een in 1825 geboren weesjongen uit Amsterdam, welke stad hem in 1834 naar het kindergesticht in Veenhuizen brengt. Hij is kwekeling te Wateren.

Ari Leunis komt september 1826 vanuit Middelburg in 'linne buis en linne broek' naar Veenhuizen, maar hoort tot degenen die het kindergesticht niet overleven.

Johanna van Leur komt met Alidanus Benedictus Rees uit Geffen in Brabant naar de kolonie, maar ze hebben al snel gezien dat het niets voor hun is.

Wilhelmina Cornelia Liefhebber staat te Willemsoord bekend als de weduwe Logeman. Zij komt aan in 1839 en vertrekt in 1843.

Onderaan een verhaaltje over vrijboeren op de site staan de verwijzingen van kolonist Bernardus van Limbeek, februari 1820 uit Nijmegen aangekomen.

Pieter Limes wordt mede dankzij een aanbevelingsbrief per 1 april 1828 de nieuwe geneesheer van Veenhuizen. Maar 1 november ligt hij er al weer uit.

De boekhouder van het magazijn Theodorus Lindeman is brutaal geweest tegen de adjunct-directeur voor de administratie en dat kost hem geld. Verder doet hij het goed.

Adrianus van der Linden is een bij huisverzorger Cornelis Reedijk, zie Wilhelminaoord hoeve nummer 16, behorende (voor?)zoon.

Hendrika van der Linden is de echtgenote van Teunis Verboom en komt met hem en vijf kinderen in 1821 uit Dordrecht. Zij is de stammoeder van VIER generaties kolonisten.

Johannes Laurentius van der Linden van Sprankhuizen is eventjes wijkmeester in de kolonie Veenhuizen en wil daar winkelier worden. Dat is zo'n beetje alles wat ik weet.

Marijtje van der Linden komt uit Lisse is de echtgenote van arbeiderskolonist Jan van Midden. Na diens dood hertrouwt ze met arbeiderskolonist Johannes Lehmbroek.

De 17-jarige Maria Anna Lindhaus (dossier 153 op deze site) mag na 8 jaar Veenhuizen naar een kinderloos echtpaar van landbouwers en turfwerkers in de gemeente Hardenberg.

Hendrik Lodewijk is een bij Akke Beezem weduwe Jacobs ingedeelde wees uit de Beemster, zie Wilhelminaoord hoeve 49. Maar het duurt niet zo heel lang

Jan Lodewijk (40) en Femigje Jans Koopman (42) arriveren 1820 vanuit Hoogeveen en komen op Willemsoord hoeve 36

Jan Lodewijks lijkr qua naam sterk op bovenstaande kolonist maar is een wees uit Hoogeveen die ook juni 1820 aankomt, Willemsoord hoeve 34

Cornelis Reijert van Loenen is een voorkind van de weduwe Reinoudje Bakker, met wie hij juli 1822 uit Texel komt en neerstrijkt in Wilhelminaoord hoeve 81

Gijsbert Cornelis Loers wordt in de kolonie geplaatst door de Regenten der gecombineerde Weeshuizen te Zaltbommel, Willemsoord hoeve 80

Roelof Logeman en Johan Logeman zijn de twee zoons die met de weduwe Logeman in 1839 in de kolonie Willemsoord komen. Roelof zou wel willen blijven, maar ja...

Vanaf de invoering van de functie wijkmeester (september 1821) bekleedt Hendrik Loggel uit Harderwijk die positie, zie woning 60bis in Willemsoord. (onderaan die pagina).

De wees Roosje Logger gaat zich kort voor haar ontslag uit het wezenetablissement even flink misdragen. Dat betekent enig uitstel van haar ontslag, maar niet zo heel veel.

Ongetwijfeld familie van bovengenoemde Roosje Logger: Levij, Sientje, Izak, Keetjen, David en Bartje Logger worden onderaan diezelfde pagina even genoemd.

De weduwnaar Loggies (of: Hendrik Arents Metselaar) komt juni 1820 met drie eigen kinderen en drie wezen uit Hoogeveen en woont korte tijd Willemsoord hoeve 34

Hendrik ter Lohuizen is een AOW-er die als iedereen in de negentiende eeuw geen AOW krijgt. Hij zit in het bedelaarsgesticht als een voormalige werkgever te hulp schiet.

Willem George Loits is een Amsterdams weeskind die 1826 uit Veenhuizen wordt ontslagen wegens 'bijzondere omstandigheden' en het financiële belang van Amsterdam??

Neeltje Looijers is de voordochter van Neeltje Boendermaker, de echtgenote van de Alkmaarse kolonist Jacob Mollevanger, die begint op Frederiksoord-2 hoeve 13.

Frans Lo(o)meier is ingedeelde bij de proefkolonistenfamilie Weender, zie aldaar. Hij huwt een dochter van de Goudse proefkoloniste weduwe Vergeer.

Andries Gerret Los is in 1824 een zeer kortstondig zaalopziener bij het eerste gesticht te Veenhuizen, die kinderen 'zoms tot de lendens uijt het vuijl moet haalen'.

Stephania Losekoot is de echtgenote van wijkmeester Coenraad Wernert en na diens dood in 1849 ''2e naaivrouw in de fabrijk bij het 1 Gesticht', maar dat duurt niet lang.

Jean-Baptiste Loubriat is de naam van het onechte kind van huisverzorgster Thérèse Olijve uit Vlissingen, zie dit verhaal

Jacoba Susanna Johanna Louissen is haar naam bij het trouwen, maar Altaart als ze ingedeelde uit Vlissingen is en Altaar als kolonistenvrouw. Dat laatste duurt maar kort.

Adriana Francisca Louwers, Johannes Franciscus Louwers en Johannes Louwers komen als ingedeelde wezen vanuit Rotterdam naar de koloniën. Alleen de middelste blijft er.

Lucas Lucassen is de proefkolonist uit Nijmegen. Een zeer goed huisgezin maar ondeugende kinderen’ beoordeelt de directeur hen. Zie ook op Noviomagus.

Voormalig stadszakkendrager (wat een vak!!) Johannes van der Lugt wordt in 1821 met zijn gezin vanuit Vlaardingen geplaatst, zie hoeve nummerr 13

Adriana Maria Luijnenburg uit Gouda wordt als de nieuwe echtgenote van Albertus Lagcher heel eventjes genoemd onderaan deze pagina.

Jacob van Luijpen behoort tot de eerste opvolgers van proefkolonisten, hij komt in 1821 uit Maassluis en vliegt in 1825 voor vier jaar naar de strafkolonie.

Jacoba van Luin is de echtgenote van Johannes van Haazen, zie aldaar.

'Hendrik Jan Lutgering met deszelfs huisvrouw Wilhel­mina Nijboer' worden 30 juni 1820 door heel Zwolle uitgezwaaid, op weg naar Willemsoord, hoeve 76.

Zacharias Lutkenhuis komt juni 1820 met zijn gezin uit De Rijp naar Willemsoord. Dat wordt geen succes,     .

M

Gerardus van Maanen is een in 1825 geboren weesjongen uit Den Haag, welke stad hem op 5 mei 1840 naar het kindergesticht in Veenhuizen brengt.

Petronella van Maas komt met haar echtgenoot Abraham Vegters en vijf kinderen in 1821 naar de kolonie. Na de dood van haar man vertrekt ze, zie deze pagina.

Anthonia van Maaswinkel is de echtgenote van proefkolonist Martinus Alblas uit Medemblik en beleeft na de dood van haar man bizarre dingen met ingedeelden.

Nicolaas Annes Maatje, die ook voor komt als Likle Annes Maatje, aankomst 1820, Kloosterburen, arrondissement Appingedam, zie de pagina Appingedam

Willem Machgielsen is een uit Amsterdam komende weduwnaar die in 1836 aankomt en eventjes genoemd wordt bij hoeve 54 van Wilhelminaoord

Petronella Elizabeth Mackay is een weesmeisje uit Den Haag die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Instituut te Wateren.

Johannes Magchielse komt juli 1821 uit Zaandam als ingedeelde bij Van der Werf, deserteert na één maand en wordt teruggebracht, zie Wilhelminaoord hoeve 53

Zijn vertrek wordt genoemd in een krantenberichtje uit 1820, de Schiedammer Frans Mandos. Meer informatie staat in en onder dit verhaaltje.

Gerrit van Manenberg begint in 1825 als arbeidershuisgezin, wordt een jaar later vrije kolonist en frequenteert tot 1835 zowel de kleine raad als de raad van politie en tucht.

Het begint met Egbert Marinus die in 1824 met zijn gezin uit Groningen komt en daarna wordt het een kolonistengeslacht (en niet zo klein ook!!) met diverse loten.

Lubarta van Maris komt met echtgenoot en kinderen in 1824 vanuit Haarlem naar de vrije koloniën, ziet haar man een tijdje de bak ingaan en wil daarna weg, wat in 1829 lukt.

Jacobus van der Mark is een juli 1821 aangekomen weesof armenkind uit Leiden, ondergebracht Willemsoord hoeve 97

Theodorus Henricus Perizonius van Marle werkt vanaf 1823 in de kolonie. Hij wordt boekhouder van Veenhuizen-2 en later boekhouder van de directeur der koloniën.

Berend van Marle en echtgenote Berendje Gervelink komen mei 1821 als opvolger- huisverzorgers op hoeve nummer 6 in Willemsoord

Gerritjen van Marle is de echtgenote van de vrije kolonist Gerrit Capelle, ze komt in 1829 vanuit Amsterdam met haar gezin aan en twee van haar zoons worden zelf ook kolonist.

Hendrik Martijn is een vrije kolonist die in 1837 vanuit Leiden naar Willemsoord komt. Op eigen verzoek gaan ze naar Veenhuizen, later komen ze weer terug naar de vrije koloniën.

Willem Adriaan Martijn komt in 1836 vanuit Den Haag naar de kolonie Frederiksoord, maar het wordt geen succes. Vele jaren later komt hij nog een keer in de kolonie.

De enige wees die ooit vanuit Culemborg in het kindergesticht te Veenhuizen geweest is, heet Willem Masbraak, Hij overleeft het niet.

Pieter Matena loopt al tegen de 60 als hij met echtgenote Pieternella Mouthaan plus zes kinderen op 8 juni 1820 te Willemsoord arriveert, zie hoeve 79

Dominicus Meeder wordt door de subcommissie van weldadigheid Tholen in de proefkolonie geplaatst. Na vier jaar bevorderd tot hoevenaar bij de Ommerschans

Tiemen Meenhorst wordt in 1833 door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle in de kolonie Frederiksoord geplaatst, bij het gezin van Zwolse kinderen van Bultman.

Maria van der Meer uit Rotterdam begint als arbeiderskoloniste op nieuwjaarsdag 1824 en wordt in 1828 vrije koloniste. Haar jongste zoon speelt graag viool in herbergen.

Hendrik Meeuwissen wordt in 1832 aangesteld als zaalopziener in het gesticht op de Ommerschans, maar overlijdt na twee jaar.

Jan Janse Meij komt juni 1820 vanuit Monnickendam in Frederiksoord-2, zie hoeve 16, verdwijnt vijf jaar later naar de strafkolonie, maar keert terug en de volgende twee generaties worden ook kolonist.

Annechien Meijer uit Groningen wordt eventjes genoemd als zij is ingedeeld bij het kolonistengezin Logeman te Willemsoord.

Fregien Samuels Meijer komt in 1825 met echtgenoot Gerhardus Roelfsema en gezin uit Delfzijl naar Veenhuizen. De oudste zoon blijft in Veenhuizen en wordt hoevenaar.

Hendrik Meijer is een van de Monnickendamse weeskinderen die vanaf juni 1820 worden ingedeeld bij huisverzorger Ebert. Hij wil zich na drie jaar verhuren aan een boer.

Johannes Beerends Meijer komt vanuit Harlingen en betrekt juni 1820 hoeve nr 21 in Frederiksoord-2

Soms aangeduid als Hendrikje en Josephus Staai de Melger staan ze ingeschreven als Hendrikje en Josephus Melger Verstaij. Informatie is verzameld op deze pagina.

Hendrik Melgers is een van de drie kinderen waarvoor de subcommissies te Nieuwendam / Zunderdorp een contract moeten afsluiten omdat kolonist Willem Moen dwarsligt.

Catharina Melis is de echtgenote van Reinier Hill, die beweert dat er op hun 'nooit iets is te zeggen geweest'. Daar kan de koloniedirectie het niet mee eens zijn.

Kolonist Bauke Hendriks Mendel, aankomst 1845, wordt eventjes hier genoemd, maar heeft begin 1847 bijna de helft tekort op zijn roggeoogst. Later zal hij het beter doen.

Meijer Hartog Menist komt in 1839 met zijn gezin vanuit Amsterdam naar de vrije koloniën. Het meest opvallend is dat kinderen altijd de kolonie verlaten door weg te lopen.

Anna Mensink is een dochter van Martinus (zie hieronder) en trouwt een carrière makende zoon van Barteld Bosma.

Martinus Mensink is eerst zaalopziener op de Ommerschans en daarna de winkelier van het gesticht.

Pieternella van Meppelen, Heiltje van Meppelen, Christiaan van Meppelen, Hermina van Meppelen en Johanna van Meppelen wonen 3 jaar in Willemsoord hoeve 49

Het gezin van Leonardus Johannes Mestrom is maar zo'n acht jaartjes in de koloniën van weldadigheid maar wordt die tijd wel erg vaak bestraft.

Hendrik Metz, of Merts, is kortstondig proefkolonist via de subcommissie Amersfoort. Het gezin wordt na zes maanden van de kolonie weggestuurd.

Helena Thijsse van Middelaar komt uit Amersfoort met echtgenoot Joannes Kok en twee zoons en ze is ondergebracht op de pagina over alle vrije kolonisten die Kok heten.

Joannes (Jan) van Midden komt uit Lisse en heeft een wat moeizame start als arbeider in Veenhuizen, maar klimt daarna op tot hoevenaar, wat hij tot zijn dood blijft.

Het gezin van Antoni Mikkers komt november 1827 als arbeidershuisgezin in Veenhuizen. vanaf vijf maanden later proberen ze weg te komen, want niet probleemloos verloopt.

Maria Miks is een voorkind van de echtgenote van kolonist Wiebes en staat voorlopig alleen op de pagina van de familie van haar echtgenoot Cornelis de Lange.

De fuselier J.M. Mildners behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters bij het bedelaarsgestichtOmmerschans worden aangestel,

Kolonist Jan Minkman arriveert in 1831 vanuit het arrondissement Arnhem. Hij doet het goed en wordt vrijboer, al komt hij wel een keer voor de tuchtraad, zie hier.

Christiaan Modderman is een van de ingedeelden wiens geklaag over honger de vrouw van Wiemes aanzet tot een illegale handeling.

Willem Gerritsen Moen komt juli 1821 uit Nieuwendam, wordt gehuisvest in Wilhelminaoord (zie hoeve 50) en doet een vluchtpoging.

Johannes Wilhelmus Mol zegt de schoonzoon van kolonist Leendert Vogelsang te zijn en komt met een zoontje mee als de familie Vogelsang vrije kolonist in Wilhelminaoord wordt.

De Hoogeveense wees Gerrit Molen behoort tot de eersten die na een periode in de strafkolonie weer worden vrijgelaten, en wordt dan ook genoemd in dit verhaal.

Johannes Molenaar, vorige beroep 'aardwerker', is een succesvolle proefkolonist uit Haarlem. Hij is de eerste die een boerderij bij de Ommerschans krijgt.

Bernardus Molenkamp doet het eerst heel goed als vrije kolonist, maar als hij ineens een half jaar verdwijnt, komt hij in de problemen. Hij krijgt een eigen pagina.

Johannes Molewijk wordt door de subcommissie van weldadigheid naar de proefkolonie gezonden. Later neemt zijn zoon de hoeve over.

Arbeiderskolonist Adriaan Mollenbeek komt nogal vaak voor bij zittingen van tuchtraad van het derde gesticht Veenhuizen. Het staat allemaal op een rijtje op zijn eigen pagina.

Arie Mollenbeek is volgens mij geen familie van de Mollenbeek hier boven. Arie komt met zijn moeder in de bedelaarskolonie, waar zij overlijdt. Hij gaat dan naar het kindergesticht.

Johan Karel Gustaaf Möller komt met broer en zus in 1846 in het kindergesticht aan en  schrijft in zijn latere leven een prachtig boek met herinneringen aan zijn tijd in Veenhuizen.

Jacob Mollevanger komt mei 1821 uit Alkmaar en hij heeft met zijn acties in de twintig jaar dat hij op de kolonie woont een eigen pagina verdient.

Pieter Mommers komt op 1 augustus 1821 met echtgenote en zoon uit Rotterdam en ze worden waarschijnlijk de tweede bewoners van Wilhelminaoord hoeve 58.

Pieter Frederik Monfels komt juli 1821 vanuit Leiden en wordt als ingedeelde geplaatst op Willemsoord hoeve 83

Isabel Monster is een wees uit Brielle die in 1842 in het kindergesticht te Veenhuizen aankomt en die voorkomt op de concept-ontslagvoordracht voor 1845.

Leonora Wilhelmina Mont komt als klein meisje op de kolonie en leeft niet lang. Nu alleen genoemd op de pagina Ladru, maar er volgt nog een aparte pagina over.

H. Morriën is eerst boekhouder van kolonie 5 (= Ommerschans-Buiten) en wordt dan boekhouder van Binnen, met supervisie over Buiten.

Albert Jacob Mooij is in 1821 de eerste kolonist uit Oude Pekela, wat valt onder het arrondissement Winschoten, Wilhelminaoord hoeve 40

Lammert Mooij is een voorzoon van de weduwe Hendrikje Douwes, met wie hij juli 1822 uit Texel aankomt en neerstrijkt in Wilhelminaoord hoeve 79

Esther Mooijman is een weesmeisje uit Den Haag die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.

Willem Hendrik Mook komt in 1828 als arbeiderskolonist naar Veenhuizen en blijft er tot zijn dood. Zie vanaf ergens halverwege deze bladzijde.

Pieter Mook komt uit Utrecht, aankomst september 1821, vestiging in Wilhelminaoord hoeve nummer 70

Voormalig advocaat Johannes Jacobus Montanus, die 1822 als assistent-boekhouder begint, en daarna eventjes kolonist is op Wilhelminaoord hoeve 78

Kolonist Paulus Morel, in 1854 door Den Haag gezonden, pikt de veranderingen in 1859 (als de Staat Veenhuizen overneemt) niet en roept op de boel dan maar in de brand te steken (zie onderaan die pagina). Dezelfde Morel staat ook in een andere genealogie.

Jacobus du Mortier uit Leiden, kolonist van 1821 tot 1829, hij begint met vrouw en twee kinderen op hoeve nummer 38 in Wilhelminaoord

Hendrik Mozes, vanuit het bedelaarsgesticht opgenomen in het kinderetablissement, denkt heel lang dat hij Hendrik de Vries heet. Zie een pagina lang speurwerk.

Lambertus Muijen komt 1821 met zijn gezin uit Dordrecht en volgens mij is hij de fout gespelde bewoner van hoeve 1 in Wilhelminaoord

Aart van Muijlwijk komt december 1826 met zijn gezin uit Gorinchem naar een woning voor arbeidersgezinnen. Zijn zoon wordt later onderwijzer bij de Maatschappij.

IJtje Muis, Cornelis Muis, Antje Muis en Grietje Muis zijn kinderen van Grietje Jongens en moeten met moeders mee naar de strafkolonie, zie de pagina over hun moeder.

Hubert Muisson of Muijsson heeft een lange gevangenisstraf achter de rug en komt daardoor nergens aan de bak. De subcommissie Rotterdam wil hem via de koloniën helpen

C/Kornelis Mulder wordt opgeleid door Fellenberg in Zwitserland en wordt daarna de eerste Instituteur op het Instituut te Wateren. Mulder heeft een eigen file.

Gerard Jean Marie Mulder is een vrije kolonist die in 1835 wordt aangesteld als zaalopziener te Ommerschans. Dat duurt anderhalf jaar.

Immigjen Jans Mulder is de echtgenote van Antonius Morriën, een van de boekhoudende Morriëns in de koloniën.

Jan Mulder en Wilhelmina Streefland komen juni 1820 uit Kampen en worden geplaatst op hoeve 43 van Willemsoord

Johanna Maria Mulders komt juni 1821 vanuit Dordrecht in de kolonie aan en wordt als ingedeelde ondergebracht op hoeve 80 van Willemsoord

Helena Muller is de echtgenote van vrije kolonist Willem Adriaan Martijn en komt in 1836 naar de kolonie. Maar ze overlijdt na iets meer dan een jaar.

Johan Sebastiaan Muller is een arbeiderskolonist die in mei 1854 wordt aangesteld als zaalopziener in het gesticht op de Ommerschans.

Over Matthijs Muller, een van de proefkolonisten namens Den Haag, staat het verhaal 'Geweze kolonist en mr smit van Frederik oord' op een van zijn pagina's.

Aleida Johanna van Munster komt als 39-jarige ingedeelde op de kolonie. Ze komt even ter sprake als ze tijdelijk is ondergebracht bij de familie Van Manenberg.

Willem en Hendrik de Munter behoren tot de (enorme) lading wezen uit Dordrecht die juni 1820 aankomen, Willemsoord hoeve nummer 14


N

Nicolaas en Dirk Naarstig zijn vondelingen uit Amsterdam. Ze komen allebei in het Instituut te Wateren en Nicolaas wordt onderwijzer.

Het tragische lot van het weesmeisje Elisabeth Nacht, beschreven in De kinderkolonie, met op deze pagina alle betreffende stukken.

Johannes Nagtegaal is een in 1821 aankomende wees uit Dordrecht, die wordt ingedeeld op hoeve 70 van Willemsoord

Frans Nak is met zijn 36 jaar een van de jongere proefkolonisten. Hij komt uit Harlingen en hij zal tot zijn dood, in 1855, op de kolonie blijven.

Francina Nak is een in onecht geboren kleinkind van Frans Nak en Trijntje Annes Steensma dat de eerste vier jaren van haar leven door de grootouders wordt verzorgd.

Johanna Geertruid van Neck komt in juni 1824 vanuit Amsterdam naar Wilhelminaoord en blijft a-l-t-i-j-d in dezelfde hoeve wonen.

De in 1820 aankomende en roemruchte kinderen Willem en Marianne der Nederlanden met hun verdachte herkomst worden elders op de site beschreven.

Geertje Neef uit Krimpen aan de Lek, sinds tien jaar weduwe van ene Floris Sloof, wordt alleen genoemd als zij is ingedeeld bij het gezin van Lucassen. Zij verblijft van 1831 tot 1835 in de kolonie.

Jacobus de Nekker (44) en Maria van Krugten (48) uit Sleeuwijk, met vier kinderen. Aankomst 23 juni 1820. Willemsoord hoeve 16

Petronella Nep komt in 1828 als arbeiderskoloniste naar Veenhuizen en blijft er tot haar dood. Zie vanaf ergens halverwege deze bladzijde.

Kornelis Net wordt in mei 1825 vanuit Alkemade bij Leiden het kindergesticht binnengebracht. Na twee jaar glipt hij weg en er is niemand dit het merkt.

Judikje Neuteboom (of Noteboom) is de echtgenote van de Leidse kolonist Simon Kruijt, maar ze heeft ook nog een kind uit een eerder huwelijk dat ze bij zich wil hebben.

Cornelis Nicola komt in 1839 met zijn gezin als vrije kolonist vanuit Utrecht in Willemsoord. Het gezin valt nogal vaak bij de raad van politie en tucht te bewonderen.

In 1821 gezonden door Dordrecht, komen kolonist Johan Hendrik Nienkemper en opvolger-zoon Gerrit Jan Nienkemper voor in dit verhaaltje

B.J.J. van Nieuwenhoven is GEEN koloniebewoners, maar employée op het Haagse kantoor van de Maatschappij. November 1855 krijgt hij een gratificatie.

Eerst woonachtig op de Gebuurte nr 55 in Leiden, kwam Cornelis van Nieuwenhoven juli 1821 in Wilhelminaoord, zie hoeve 37, met verwijzing naar andere vermeldingen.

Het kolonistengezin van Jannes Hendrik Nieuwenhuis komt 1820 uit Groningen. Zie rond vrijboerschap, een huwelijk, een ziekte, en tenslotte dochter Geesje.

Adrianus van Nieuwervaart (64) en de evenoude Johanna Dijsterberge komen 1820 als huisverzorgers uit Dordrecht, maar niet lang, zie Willemsoord hoeve 14

Lambert Nijenbandering is onderdirecteur bij het derde gesticht te Veenhuizen. We zien hem ter bescherming van zijn schoonzoon optreden in dit verhaal.

Nikopskij, een militaire veteraan te Veenhuizen met de rang van korporaal, krijgt een klomp in zijn nek en beledigingen naar zijn hoofd van twee veteranenkinderen.

Reinier van Nispen komt als tienjarige aan in de kindergestichten te Veenhuizen en zal tientallen jaren op het terrein van de koloniën werkzaam blijven.

Cornelia Nobbe komt met vijf kinderen uit Amsterdam. De twee zoons trouwen kolonistendochters, een meisje De Kruif en een meisje Bakema, zelf hertrouwt ze ook, en hier nog een externe link naar het geslacht Nobbe

Catharina Joh. Nol is weduwe van ene Ouwerkerk en ze is van 1820 tot en met 1822 huisverzorgster, zie de pagina Amersfoortse ingedeelden

Pieter Nomen is een van de ingedeelden wiens geklaag over honger de vrouw van Wiemes aanzet tot een illegale handeling.

Johan Olhof Noordberg komt ook voor als Noorberg, maar uitsluitsel hebben we niet want hij is met zijn gezin slechts van november 1822 tot februari 1824 in de kolonie.

Willem Simon van der Noorda komt in 1827 als vrije kolonist in Wilhelminaoord maar gaat al snel naar het eerste gesticht Veenhuizen om daar bakkersbaas te zijn.

Maria Diederika van Noordeloos komt in 1823 vanuit Rotterdam als kolonistenvrouw naar de vrije koloniën en is ondergebracht op de pagina over alle vrije kolonisten die Kok heten.

Klazina Noordhoek weduwe Net wil haar zoon niet alleen vanuit Alkemade naar het kindergesticht in Veenhuizen laten gaan. Ze gaat gewoon mee, incluis haar dochtertje.

Joseph Salomon Nord is in 1837-1838 kerkmeester van de synagoge in Willemsoord, maar dat eindigt na een hoog oplopend conflict met de rabbijn. Zie ook deze pagina.

Neeltje Nout is de echtgenote van arbeiderskolonist Arie Hakkert en komt met hem en vijf kinderen in 1826 naar Veenhuizen. Later blijken er nog twee zoons te zijn.

Pieter Nuil (soms Nuijl) loopt steeds weg uit het kindergesticht te Veenhuizen. Hij gaat naar de Ommerschans en zal de rest van zijn leven in het bedelaarsgesticht doorbrengen.

O


Door het Aalmoezeniershuis te Alkmaar gezonden, arriveren Jan Olie ofOlij en echtgenote Aagje Schrama juni 1820 in Frederiksoord-2, zie hoeve nummer 30.

Thérèse Olijve is een ongehuwde moeder uit Vlissingen, die als huisverzorgster in Wilhelminaoord wordt geplaatst, maar in problemen raakt en moet verdwijnen, zie hier.

Hendrik van Ommen wordt door de subcommissie Zwolle afgevaardigd naar de proefkolonie. Hij is dan 64 jaar. Beetje oud voor een omscholing tot landarbeider.

Adriaan van Ommen-Boddendijk, soms alleen Adriaan Boddendijk, is in 1821 de eerste kolonist uit Coevorden, Wilhelminaoord hoeve 68

Albertus en Abraham Onvlee zijn wees- of armenkinderen uit Leiden, die juli 1821 worden ingedeeld bij respectievelijk hoeve 84 en 88 te Willemsoord

Cornelis van Ooijen komt uit Wijk bij Duurstede als opvolger van proefkolonist Saris van Rhee. Later wordt hij geattrappeerd’ op het stelen van roggekorrels.

Roelof Geerts Oost komt uit Diever en wordt wijkmeester, eerst bij het kinderetablissement Veenhuizen-1 en vanaf 1843 bij het tweede of bedelaarsgesticht.

Barend of Berend Oosterhof(f) is al veertig als hij door zijn broer 'voor het leven' wordt geplaatst in de kolonie. Uiteindelijk blijft hij er met veel verhuizen veertien jaar.

Gerrit van Oosterhout wordt in 1821 door de regenten van het Gereformeerd Weeshuis te Delft naar de kolonie gestuurd en blijft er een kleine zeven jaar.

Oosterloo heet de aannemer die de huisjes voor de proefkolonie bouwde en ook later in andere koloniën aan het bouwen was. Verder weet ik (nog) niets over hem.

Cornelis Oosterveen is al 42 jaar als hij door ene A. Oosterveen in de kolonie geplaatst wordt. Hij komt uiteindelijk in het warme nest van de familie Zorn en gaat nooit meer weg.

Frederik Christiaan Oostman en Geertruida Maria Oostman komen vanuit Assen met hun moeder mee naar Veenhuizen als zij hertrouwt met Franciscus Bodenstaff.

Abraham Oostmeier komt 18 oktober 1821 vanuit Amsterdam, zijn vrouw komt later, en het gezin wordt ondergebracht op hoeve nummer 61 te Wilhelminaoord.

Klaas Roelofs Oostwoud komt uit Rottum en is een van de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeidershuisgezin opgenomen wordt.

Anna Hendrina Ootmar is de echtgenote van de Amsterdammer Greven, die van 1820 tot 1834 in diverse koloniën de boekhouding doet.

Ene (van) Ootmarsum wordt 1821 aangesteld als wijkmeester maar moet al snel weer verdwijnen. De hele carrière in een notedop.

Cornelis van Os komt uit Buren in Gelderland. Hij is de opvolger van de weggestuurde proefkolonist Vos. Van Os en zijn kinderen zijn blijvertjes.

Hendrik van Os behoort tot het groepje door Den Haag geleverde huisverzorgers dat 26 februari 1820 in de kolonie aankomt, daarna Willemsoord hoeve 12.

De familie van Osta, die november 1821 vanuit Bergen op Zoom een hoeve betrekt en na 4 jaar vrijboer bij de Ommerschans wordt. Een zoon trouwt kolonistendochter Fukke, zie hier.

In 1822 komt Harmen Berend Otten, 23 jaar oud, vanuit Oldemarkt in Willemsoord als onderwijzer op de hoofdschool van die kolonie. Tot zijn dood in 1838.

Pieter den Otter komt januari 1824 vanuit Goes als arbeiderskolonist naar Veenhuizen, maar na een jaar is er sprake van 'moedeloosheid'. Ze zijn snel weer weg.

Adolph Daniël Otterbein wordt in 1832 aangesteld als zaalopziener te Ommerschans. Zijn ontslag in 1843 is een verhaal apart.

Maria Otto is de echtgenote van Hendrikus Morriën, die vanaf december 1821 als koloniaal boekhouder werkzaam is en een geslacht vol boekhouders voortbrengt.

Dirk den Ouden, soms 'van Ouden', vestigt zich 1821 in de kolonie, maar ik kan niet vinden waar precies. Twee zoons worden later ook kolonist, zie onderaan deze pagina.

Johannes van den Oudenalder wordt in 1840 door de Amersfoortse regenten als weesof armenkind in de vrije koloniën geplaatst, zie Amersfoortse ingedeelden

Johannes Oudenhoven en echtgenote behoren tot de grote groep Dordrechters die 10 juni 1821 als eerste bewoners van Wilhelminaoord arriveren, zie hoeve 22

Hendrikus en Michel Antonius Overhoff, ingedeelden uit Bergen op Zoom. Laatstgenoemde wordt, mét link, vermeld op pagina van proefkolonist Lucassen.

Over kolonist Asser Simon Overst weet ik niet veel, behalve dat hij in 1833 aankomt, in 1837 weer vertrekt, één keer klaagt bij de tuchtraad en genoemd wordt in deze brief.

P

Het kost even wat moeite om Johannes Wilhelmus Martinus van der Palm in de kolonie te krijgen, omdat hij 'geld in zak hebbende, daarvoor in groote mengen genever koopt', maar daarna gaat alles prima.

Duifje Isacs Pampel is de echtgenote van een van de twee kolonisten die naar de proefkolonie komen dankzij de subcommissie voor joodse Amsterdammers.

Jacques André Papelard is een vrije kolonist die van april 1846 tot oktober 1850 werkt als zaalopziener in het gesticht te Ommerschans.

De uit Zaltbommel afkomstige Gradus Patings wordt eventjes genoemd als hij bij de familie Lucassen is ingedeeld.

Everardus Peelen is een in 1825 geboren weesjongen uit Rotterdam, welke stad hem in 1836 naar Veenhuizen brengt. In het register van Wateren kan ik hem niet vinden.

De schoonzoon van proefkolonist Johannes Bosch, Wouter Peen`, komt in 1820 als huisverzorger uit Harlingen naar Willemsoord. Zie zijn bladzijde

Met de tweede grote groep Dordtenaren op 8 juni 1820 (de eerste lading kwam 4 juni) arriveert ook Hendrik Peetsold in Willemsoord (hoeve 55).

Arbeiderskolonist Pegman is stiekem een keer van Veenhuizen weggegaan. Maar je mag niet zomaar zonder permissie van de kolonie af: tuchtzaak.

In dit verhaal op de site is er op een gegeven moment een slachtofferrol voor een dochter van kolonist Hendrik Penning (ook wel Pennink) uit Schiedam..

Pieter Jan Pennings arriveert 5 juli 1821, als onderdeel van het contract met Regenten van het Burgerweeshuis te Middelburg, in Wilhelminaoord (zie hoeve 17).

Anna Christina Peral is de echtgenote van een van de eerste arbeiderskolonisten en met hem en hun gezin keert ze na tweeënhalf jaar Veenhuizen de rug toe.

Catharina Perridon zou de bij huisverzorger Cornelis Reedijk behorende echtgenote zijn maar het is moeilijk leesbaar, zie Wilhelminaoord (hoeve nummer 16).

Hendrik Siemons Piebenga is een van de Harlingse weeskinderen die in de begintijd hoeve nummer 12  te Willemsoord bevolken.

Richardus Hendrikus Pielebout is even employé van de Maatschappij van Weldadigheid en krijgt dan te horen: 'Gij kunt eenige dagen gaan kuijeren, tot uytgemaakte zaaken'

Hendrik Pierre en Trijntje Pierre zijn kinderen van Neeltje de Wijn en ze krijgen na hun aankomst twee keer een nieuwe stiefvader, zie Wilhelminaoord (bij hoeve 63)

Trijntje Pieters is de echtgenote van Jan Zwiers en fungeert als huisverzorgster voor eerstelingen uit Hoogeveen, hun eigen kind heet Bouwke Zwiers.

Pieter Pigge komt juli 1821 uit Zaandam als ingedeelde bij Van der Werf, deserteert na één maand en wordt teruggebracht, zie Wilhelminaoord bij hoeve 53

Van origine 'knoopjesmaker'(!) komt Jan van Piggelen in 1820 met zijn gezin vanuit Utrecht in Willemsoord (zie hoeve 52) terecht.

De weduwe van Pijlen (zie 7g op die pagina) die trouwt met een kolonist.

Jan Pijper is een ingedeelde uit Groningen die op het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding in Wateren komt en per ongeluk brand sticht.

Hendrika de Pijpers is een ingedeelde uit Den Haag die heel eventjes wordt genoemd op de pagina van het gezin waar haar aanstaande man is ingedeeld.

Pieter Pijpers (46) en Yda Demans (56) komen juni 1820 uit Rotterdam en worden geplaatst op hoeve 41 van Willemsoord

Barend Pillipes komt in 1838 in het kindergesticht te Veenhuizen en Catharina Pillipes in 1841 en ze zijn ongetwijfeld broer en zus van de drie hieronder staande kinderen.

Gerhardus Adrianus Pillipes, Johannes Pillipes en Maria Pillipes zijn weeskinderen uit Amsterdam die in 1833 naar het kindergesticht te Veenhuizen worden gebracht.

Willemina Pion is de echtgenote van Jan van der Wulp, met wie ze in 1821 uit Dordrecht in de kolonie Frederiksoord komt. Ze wordt stammoeder van een kolonie-dynastie.

Hermanus Plas komt in 1825 vanuit Den Haag naar Veenhuizen om in een woning voor arbeidershuisgezinnen te wonen. Hij zal de rest van zijn leven daar blijven.

Catharina Plomp komt met haar echtgenoot Hermanus Plasin 1825  uit Den Haag als arbeidersgezin. Ze overlijdt na vijf jaar op de kolonie en zou aan 'kwamselarijen' doen..

Christoffel de Plot arriveert 5 juli 1821, als onderdeel van het contract met Regenten van het Burgerweeshuis te Middelburg, Wilhelminaoord (zie bij hoeve 17)

Jannes Poelman is als adjunct-directeur de hoogste baas in het kindergesticht Veenhuizen-1 en zit als president de Raad van Tucht daar voor.

Hart Lippes Poelstra komt vanuit Leeuwarden juli 1821 in Wilhelminaoord (zie hoeve 45), twee van zijn zoons worden later ook kolonist.

Maria Elizabeth van der Pol komt vanuit Rotterdam met haar echtgenoot Dirk van Jeveren en vier kinderen naar Willemoord, maar overlijdt na drie jaar kolonie.

Bijzonder verhaal over Gerrit Ponne die al een drankprobleem had toen hij... cafébaas werd. Ja, dan beland je wel in Ommerschans en Veenhuizen. Eind 19e eeuw, dus mét foto. Er staat nog een signalementskaart van een Leendert Ponne in Veenhuizen op die site.

Jacobus Ponsen (39) en Elisabeth van der Linden (35) komen met de tweede massa-lading (8 juni 1820) uit Dordrecht, Willemsoord hoeve 66

Meindert van der Poort is de eerste (maar er zullen er meer volgen) kolonist uit Dokkum. Zie zijn aankomst in Frederiksoord-2

Maria Portenger komt in 1827 met man en kinderen vanuit Amsterdam naar de vrije kolonie Wilhelminaoord. Van de zes kinderen zullen er vroeg of laat vijf ook kolonist worden.

Pieter Cake Possemis of Possemus is de eerste drager van die naam en komt met zijn moeder in 1826 uit Zierikzee naar Veenhuizen en twee jaar later Wilhelminaoord.

Cornelia Post is de echtgenote van Pieter van der Hulst en komt in 1823 met haar gezin in Willemsoord. Alle mij bekende belevenissen van het gezin op deze pagina.

Francina Post komt uit Leiden en is de echtgenote van vrije kolonist Crijn Cornelis Jasper. Ze woont van haar aankomst in 1825 tot haar dood in 1840 in Willemsoord, zie hier.

Jan Post komt als veertienjarige uit Zaandam naar Willemsoord. Hij behoort tot de eersten die op de Instituut te Wateren wordt opgenomen en het jaarverslag 1826 looft hem. Maar heet hij wel Post?

Pieter, zoon van de arbeiderskolonist David Post, denkt dat hij wel van de kolonie af mag omdat hij deel uitmaakt van de Nationale Militie. Mooi niet!

Frederik Postma komt 1831 uit Leeuwarden in Willemsoord, daarna worden meer Postma's kolonist. Op de site alleen in een kleine anecdote bij Willemsoord hoeve 3

Pieter Cornelis Postema wordt een van de eerste wijkmeesters op de gronden rond het kinderetablissement Veenhuizen-1.

Juditje Jesaaies van Praag is de echtgenote van een van de twee kolonisten die naar de proefkolonie komen dankzij de subcommissie voor joodse Amsterdammers.

Philip Christiaan Pracht komt met zijn echtgenote december 1823 als arbeidersgezin naar Veenhuizen, maar vindt er niet het werk als schoenmaker dat hem beloofd was.

Dorothea Prince is een weesmeisje uit Amsterdam die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.

Abraham Prins, zijn echtgenote en hun dochter komen uit Schiedam en wonen anderhalf jaar op hoeve 92 van Willemsoord voor ze naar de strafkolonie vliegen.

Adrianus Prins is juni 1820 een van de kinderen die door het Algemeen Armbestuur te Rotterdam zijn ingedeeld op hoeve 69 te Willemsoord

Trijntje en Leendert Pronk behoren tot de gezinnen van vissers uit Scheveningen die bij gebrek aan werk in de visserij naar Veenhuizen komen. Tot er in 1833 weer werk in Scheveningen is.

Jacobus Pronk is een bij Akke Beezem weduwe Jacobs ingedeelde wees uit de Beemster, zie Wilhelminaoord hoeve 49. Maar het duurt niet zo heel lang

In 1821 een van de eerste bewoners van Wilhelminaoord, Anthonij van Puffelen uit Oudewater, die laat blijken niet van aardappelbrood te houden. Meer over de.familie.

Janna Puijenbroek is de echtgenote van kolonist Anthony van Dalen en ze komt in 1823 met hem vanuit 'Katzand' op Zeeuws-Vlaanderen naar de vrije kolonie Wilhelminaoord.

Hendrik Christiaan Puper, ook wel voorkomend als Pijper of Pieper, komt 1820 vanuit Bourtange (arrondissement Appingedam) en heeft een eigen pagina met alle koloniale Pupers.

Willem Putman is een wees die door ene dokter A.W. Luber uit Amsterdam tegen contante betaling in de kolonie wordt ondergebracht. Hij zal er achttien jaar blijven.

Anna van Putten is de echtgenote van Albertus Jacobus Hoomoedt en komt met hem en acht (later negen) kinderen uit Den Haag naar Willemsoord. Een overzicht van de familie.

Barend van Putten en echtgenote Margje van der Weg uit Kampen behoren juni 1820 tot de eerste bewoners van Willemsoord, zie aldaar hoeve nr 3

Simon en Johannes van Putten zijn twee Utrechtse wezen, aankomst 7 april 1822,  huisvesting te Willemsoord (zie bij hoeve 35)

Willemina Adriana van Putten is de echtgenote van Willem Hendrikus Bijlaart met wie ze in 1838 aankomt in Wilhelminaoord en in 1846 naar de strafkolonie gaat.

Jacomina Johanna Putto is een ingedeelde uit Deventer die door degene bij wie ze is ingedeeld wordt bestolen van pekelharing en andere lekkernijen van haar zuster.

R

Daniel Raadman is een van de wezen die op contract met Burgemeesteren van Dordrecht juni 1820 in de kolonie komt, Willemsoord hoeve 84.

Margaretha Raaijen is de echtgenote van Hendrik Zevenbergen met wie ze vanuit Harderwijk van 1820 tot 1828 in de koloniën woont.

Geertrui Rademakers trouwt met een zoon van arbeiderskolonist Pieter Gijben en wordt daarna vanaf 1830 ook arbeidershuisgezin te Veenhuizen.

Johannes Radix is veteraan, later veldwachter. Gegevens staan  in de genealogie van Jan Radix en de belevenissen van het gezin zijn er ook in verhaalvorm.

Op basis van een contract van het Hervormd Armbestuur te Steenwijk komt Jan Ragius (zie hoeve 57) in 1820 in Willemsoord om op Steenwijkse wezen te passen.

Simon Ran is een 16-jarige ingedeelde uit Texel met volgens de directie 'aan beide beenen beeneters en groene wonden', zie de Texelse pagina.

Chef der Geneeskundige Dienst Johan Everhard Ranneft inspecteert het kindergesticht met aandacht voor het afschuwelijke kwaad der zelfbevlekking.

Bij mijn weten de enige koloniebewoner uit Zuid-Sleen, Jacobus Ras, is een tijdje met wisselende functies in dienst van de Maatschappij.

Misschien dezelfde J. Ras als die hier boven staat? wordt boekhouder van de fabriek van het kinderetablissement Veenhuizen-1.

Elizabeth Raukema is de door Tymen van de Werf zie Wilhelminaoord hoeve 53 te Veenhuizen opgeduikelde tweede echtgenote die later op de kolonie komt

Frederik Rausch is lang niet de enige proefkolonist die oorspronkelijk aan de andere kant van onze oostgrens geboren is. Gezonden door Den Haag overlijdt hij na zes jaar.

Grietje, Elizabeth en Jan Rave worden op basis van contract D4 door het gemeentebestuur van Weesperkarspel voor een paar jaartjes in de kolonie geplaatst.

Op 10 juni 1833 komen er zes kinderen aan met de achternaam Redeker. De voornamen: Johanna Christina, Willemijntje, Johannes, hendrik Jan, Evert en Hendrik Louis.

Cornelis Reedijk wordt op aandringen van Johannes van den Bosch geplaatst in Wilhelminaoord om het tekort aan huisverzorgers op te vangen, zie hoeve 16

Dina, Albert en Gerrit Reeman komen na de dood van hun moeder in het kindergesticht. De laatstgenoemde komt terecht in het koloniale onderwijs.

De zaalopziener Gerrit Reemst werkt eerst op de Ommerschans en dan bij het eerste etablissement in Veenhuizen waar een dronkenschap hem zijn baan kost.

Alidanus Benedictus Rees komt uit Geffen en wil na de dood van zijn vader, die daar predikant was, naar de kolonie. Maar na twee weken heeft hij het al gezien.

William Reese werkt van 1820 tot 1830 in de kolonie en is een tijd lang algemeen boekhouder voor alle koloniën. Totdat die functie wordt opgeheven.

Toch even een bedelaarskolonist ertussen: Pieternela of Petronella Regtuit vraagt in een smeekschrift of ze na acht jaar het gesticht mag verlaten, maar dat gaat nog duren.

A. Reichart (geen voornaam bekend) komt 11 maart 1820 als onderopziener in Frederiksoord-2, maar is al vlot spoorloos uit de boeken verdwenen.

Op zijn dringend verzoek krijgt Johan Paulus Reichenbach per 1819 een functie in de kolonie en trekt hij vanuit Geertruidenberg naar Frederiksoord-2, zie hier.

Nicolaas Hendrik van der Reide komt natuurlijk ook voor als Rijde en is net geen kolonist, hij komt er anno voorjaar 1821 met hooguit één been in, zie hier.

Doore Reijer is een weesmeisje uit Sneek die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.

Philippus Reinbergen maakt als bedelaarskolonist kennis met de koloniën en wil erg graag vrije kolonist worden. Dat lukt.

W.F. Reijnders is GEEN koloniebewoners, maar employée op het Haagse kantoor van de Maatschappij. November 1855 krijgt hij een gratificatie.

Johanna Reitenbach, weduwe Lambertus de Koning, krijgt binnenkort nog een eigen pagina, maar voorlopig staat ze even bij de familie Koenrades als ze daar verblijft.

Maria Wilhelmina Reling komt samen met haar moeder Maria Reling in 1837 uit Deventer, trouwt een kolonistenzoon en verbruit het helemaal, zie hoeve nr 13.

Even een bedelaarskolonist ertussendoor: Huibert Remiens staat in het centrum van een relletje rond een kannoneerboot en een zogenaamd doodgeslagen nieuwe matroos.

Franciscus Adrianus Renard woont een tijdje bij de familie Grondhout in Frederiksoord en wordt daarom kort genoemd bij hoeve 7 van die kolonie.

Een employée waar de directie hoogst tevreden over is, Cornelis Wilhelmus Rensing uit Zwolle. In 1823 boekhouder, als dit verhaaltje speelt onderdirecteur Ommerschans.

Antonius, Hendrik en Johannes Jacobus Retel zijn weesjongens uit Haarlem, welke stad hen augustus 1835 naar het kindergesticht te Veenhuizen brengt.

Sarus van Rhee, wiens voornaam ook als Saris voorkomt, gezonden door Wijk bij Duurstede, wordt beschouwd als een van de meest opstandige proefkolonisten.

De weduwe Richmond, die van zichzelf Catharina Jans Glas heet, wordt door de subcommissie van weldadigheid Vlissingen in de proefkolonie geplaatst.

Carel Christoffel Richter komt 1846 uit Haarlem in Frederiksoord, maar overlijdt na vijf maanden. Het hertrouwen van zijn weduwe wordt hier en hier genoemd.

De eerste kok van de proefkolonie zou Rieken heten, maar helemaal zeker is dat niet. Als alle gezinnen voor zichzelf gaan koken, gaat hij weg. Geen info op de site.

De 27-jarige Jeltje Klazen Riemersma komt in 1831 als bestedelinge in de kolonie en maakt daar het nodige mee. Allemaal samengebracht op deze pagina.

Hermanus Rietberg komt 1825 met zijn gezin uit Kampen, wordt even genoemd op deze pagina. Er zijn nog veel meer huwelijksverbindingen met andere kolonisten.

Frederik Jacobus Pieter Riethagen uit Amsterdam, geboren 28 oktober 1829, komt even langs als hij zes maanden is ingedeeld bij de familie Stollmeijer.

Hendrik Rigagneau is proefkolonist uit Amsterdam, maar blijkt zeer ongeschikt en zijn vrouw houdt veel van een glaasje Schiedammer, zie zijn file.

Florian Rigter is een wees uit Rotterdam die juni 1820 aankomt en wordt ingedeeld bij Schiedammers, hoeve 91 te Willemsoord

Adriana de Rijke is een weesmeisje uit Tholen die vanaf onbekende datum tot 1838 bij diverse koloniale gezinnen wordt ondergebracht, onder andere bij de familie Alblas.

De kanonnier H. de Rijk(e) behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden aangesteld.

Johanna Rijke is een weesmeisje uit Schiedam die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.

Maartje Rijke uit Abbekerk bij Medemblik is nog geen maand in het kindergesticht te Veenhuizen als er een zilveren vingerhoed en andere spulletjes van haar gestolen worden.

Cornelis Albertus van Rijn is een een vrije kolonist die in 1845 zaalopziener wordt in Veenhuizen-1 en in 1858 oppasser bij het hospitaal op de Ommerschans.

Roelina Agnes van de Rijp komt met echtgenoot en vijf kinderen uit Coevorden naar een arbeiderswoning in Veenhuizen. Ze overlijdt al na anderhalf jaar.

Jenneke van Rijswijk komt net echtgenoot Aart van Muijlwijk en gezin uit Gorinchem naar een woning voor arbeidersgezinnen. Haar zoon wordt later onderwijzer bij de Maatschappij.

Maria Rinsbergen is de echtgenote van arbeiderskolonist Alexander Beekman en als zij met verlof in Edam is, komt ze bij de subcommissie met een litanie aan klachten.

Everhardus Roebers zou ook Everhardus Hageman kunnen heten, en Helena Roebers zou Helena Schurink kunnen heten. Ze staan allebei op de pagina met Zwolse kinderen.

Gerhardus Roelfs Roelfsema komt in 1825 met zijn gezin uit Delfzijl naar een woning voor arbeiders in Veenhuizen. De oudste zoon blijft daar en wordt hoevenaar.

Gerardus Rochel komt in 1830 met zijn gezin uit Den Haag naar Frederiksoord. Een burenruzie staat op de site van de dorpsgemeenschap aldaar.

Johannes Bernardus Rodenburg komt in 1833 als arbeiderskolonist vanuit Balk naar Veenhuizen. Hij overlijdt twee jaar later, waarna zijn weduwe de boel op stelten zet.

Maria Machielse Roest is de echtgenote van proefkolonist Breukel uit Maassluis en in de archiefstukken is veel kritiek op het zedelijk gedrag van haar en haar dochters.

Arie Roesteen komt in 1821 uit Oudewater, is elf jaar als hij aankomt en speelt een rol in een verhaaltje dat is te bereiken via Wilhelminaoord hoeve nummer 14

Klasina Roetink wordt in 1833 door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle in de kolonie Frederiksoord geplaatst, bij het gezin van Zwolse kinderen van Bultman.

Augusta Catharina Maria Sophia Roks komt in april 1833 als echtgenote van vrije kolonist Capelle naar Frederiksoord, maar zij en haar man overlijden binnen twee jaar.

Marie Louise Roland werkt twee jaar op de kolonie als wat zij zelf noemt 'vrouwmeid'. Dan heeft zij, in 1823, er meer dan genoeg van en vraagt ze de subcommissie terug te mogen.

Geertruij Romijn de weduwe Bartol hoort bij de tweede massa-lading uit Dordrecht (8 juni 1820), Willemsoord hoeve 56

Cornelis Rommelse is vanuit Oude Tonge in het kinderetablissement te Veenhuizen geplaatst. Na zes jaar en twee tuchtzittingen blijft hij van verlof achter.

De bij aankomst - tegelijk met twee zusjes in 1833 twaalfjarige Antonij de Ronde uit Schiedam werkt zich in de kolonie op van bestedeling tot kolonist, zie hier

Anna of Aletta de Rooij is van 1825 ror 1830 in het kindergesticht te Veenhuizen. De gegevens spreken elkaar een beetje tegen, zoals vermeld onder deze tuchtzitting.

Ene J. de Rooij is eventjes zaalopziener in de Ommerschans en wordt dan boekhouder van het buitengebied rondom de schans.

Egbert van Rooijen (of van Rooij) wordt in 1828 kolonist dankzij de provinciale commandant van Noord-Brbant. Na zijn dood maakt zijn weduwe furore, zie deze pagina

Pieter van Roon
is eerst boekhouder op de Ommerschans en vanaf 1845 onderdirecteur. Beide functies duren niet heel lang.

Michiel Ro(o)se is een militaire veteraan die in 1850 wordt aangesteld als zaalopziener te Ommerschans. Tot wanneer is onduidelijk.

Jan Klaazes Rootje is een van de Harlingse weeskinderen die in de begintijd Willemsoord hoeve 12 bevolken.

Hette Ros is een wees uit Leeuwarden die mét motivatie particulier besteed wordt in de kolonie, zie dit verhaal.

Barta Hendrica Rosenhaan is de echtgenote van kolonist Pieter Calkhoven, maar als hij april 1854 aan de permanente commissie schrijft is hij al jaren weduwnaar.

Maria van Rosmaelen is de (derde) echtgenote van Hendrikus Morriën, die als koloniaal boekhouder werkzaam is en daar een familietraditie van maakt.

Gerrigje de Rotte is de echtgenote van Anthonij van Puffelen, met wie zij in 1821 een hoeve in de kolonie Wilhelminaoord betrekt. Zie voor meer over de familie deze pagina.

Elisabeth Roukema komt in 1829 vanuit Gorredijk naar Veenhuizen om met de weduwnaar Tijmen van der Werf in een arbeiderswoninkje in het eerste gesticht te wonen.

Grietje van Rozendaal behoort tot de eerste zes kinderen die augustus 1820 uit Amersfoort komen, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Wilhelmus en Johanna Rozendaal komen als Amersfoortse weesof armenkinderen 1855 in de kolonie, zie Amersfoortse ingedeelden

Johannes van Rozendaal is een van de drie jongens die december 1821 door Amersfoort bij een gezin gevoegd worden, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Julia Maria Rubaij is de nog zeer jonge weduwe van Jan Hendrik Wakker en via bemiddeling van een oom van laatstgenoemde geplaatst in Wilhelminaoord hoeve 55

Dirk Minnes de Ruiter (géén familie van de gelijknamige proefkolonist) woonde altijd al in de omgeving voor hij kolonist te Frederiksoord werd, via deze site.

Hubrecht de Ruiter is de proefkolonist van de subcommissie van weldadigheid Axel in Zeeuws-Vlaanderen en komt woensdag 4 november 1818 aan, zie zijn file

Jannette Henriette de Ruiter wordt in 1833 door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle in de kolonie geplaatst, bij het gezin van Zwolse kinderen van Bultman.

De korporaal E. Rulach behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden aangesteld.

Kolonist Pieter Hansen Rusch komt in 1833 vanuit Amsterdam naar Willemsoord, diverse nazaten worden ook kolonist, zie bij de kolonie-dynastieën.

Jan Rutte(n) is een arbeiderskolonist die eerst wijkmeester wordt en later zaalopziener op de Ommerschans, zie hier, en nog later vrije kolonist. Maar het eindigt toch weer in Veenhuizen.

S

Hendrik Sabelis komt in 1824 met zijn gezin uit Haarlem naar de vrije koloniën, valt een scharensliep uit Vledder aan en wil daarna weg, wat in 1829 lukt.

Maria van Salm verliest kort na aankomst (Wilhelminaoord hoeve 30) haar echtgenoot, maar huwt vervolgens een kolonistenzoon.

Carolina Sanders is de echtgenote van de tweede huisverzorger Hendrik Bultman die voor het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle op zes weeskinderen gaat passen.

Johanna Sanders komt uit Nijmegen en is de echtgenote van arbeider, wijkmeester, zaalopziener en nog later vrije kolonist Jan Rutte. Diverse banen en diverse kolonies.

Jan Matthijs Sarus is gekleed in een 'karsaaije buijs en dito broek' als hij in 1825 vanuit Middelburg naar het kindergesticht in Veenhuizen gaat.

Boudewijn Schaaf is een ingedeelde wees uit Rotterdam die alleen heel even voorkomt op de pagina van de familie Inpijn.

Arbeiderskolonist van der Schaft treedt bij deze zitting van de raad van tucht voor arbeidershuisgezinnen op als getuige.

Anthony Bernardus Schaghen is van 1832 tot 1840 zaalopziener bij het tweede of bedelaarsgesticht te Veenhuizen. Mei 1840 vliegt hij eruit.

Adrianus van Schaick uit Amsterdam, aankomst 1820, komt in het boek even langs (niet bij naam) als ontslagen huisverzorger, Willemsoord hoeve 19

Christina Jacoba Scharfft is de echtgenote van Hendrik Jacob Flierman, de hoofdonderwijzer bij het tweede of bedelaarsgesticht te Veenhuizen.

Johanna Scheene en Gerrit Scheene komen, respectievelijk tien en twaalf jaar oud in 1839 in de kolonie Frederiksoord en wonen voortaan bij de huisverzorger Jan Dunnink.

Roelof Scheene volgt bovengenoemde Johanna en Gerrit in 1844. Hij is dan tien jaar en komt ook in het huishouden van de Zwolse huisverzorger Jan Dunnink.

Noach Scheffener begint als wees en is later een van de kwekelingen die na zijn militaire dienst wil terugkeren in de kolonie. Dat wordt toegestaan en hij blijft tot aan zijn dood.

Anna of Antje Scheffer, geboren 10 februari 1834 en vanaf 5 juli 1842 op de kolonie waar ze tot 1855 zal blijven. Een tijdje bij de familie Ladru op wier pagina ze wordt vermeld.

Laurentina Scheffer uit Schiedam wordt eventjes genoemd als zij is ingedeeld bij het kolonistengezin Logeman te Willemsoord.

Johannes Scheffers komt op de leeftijd van vijf jaar uit Schiedam en komt deze pagina's even ter sprake als hij is ingedeeld bij het gezin van de kolonist Lehmbroek.

Nicolaas Scheffers, gehuwd met Johanna Evaars, komt uit Bergen op Zoom. Aankomst 1821 en vrijboer te Willemsoord volgens het vrijboerenreglement 1830.

Johannes Bernardus Schelhuizen loopt uit het kinderetablissement in Veenhuizen weg omdat hij uit hoofde van zwak gezicht het Landwerk niet aan kan.

Pieter Schenk Weltevrede, die ik voor de zekerheid ook bij de 'W' heb gezet, is vrije kolonist van 1848 tot 1860. Weinig bijzonderheden onderaan deze pagina.

Femmetje Schenkels is de echtgenote van eerst arbeiderskolonist, later hoevenaar Hendrik Femer. Ze komen met vier kinderen uit Kampen en krijgen er twee bij.

Hendrik Adrianus Schepman komt op zijn 25ste via ene Welborn Schepman (vast familie) in de kolonie en veroorzaakt diverse problemen, oa op hoeve 1 te Wilhelminaoord.

Johannes Jacobus Scherjon is een militaire veteraan die van september 1850 tot februari 1858 zaalopziener te Ommerschans is.

De halfwees Hendrik van Schie en de wees Adam van Schie (géén familie van elkaar) behoren in 1820 tot de eerste drie bannelingen in de strafkolonie, zie dit verhaal

Christiaan Jacob Teil Schindler is zeven maanden in 1835 arts in het kindergesticht te Veenhuizen. Op deze pagina houd ik bij waar hij voorkomt.

De korporaal J. Schipper(s) behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden aangesteld.

Johan Andries Schmidt komt in 1821 vanuit Den Haag in de kolonie na persoonlijk contact met Paulus van Hemert, zie Willemsoord hoeve 68

De veteranenweduwe Schmidt, die ook bij deze tuchtzaak even genoemd wordt, wordt mishandeld door een jongere veteranendochter. Er zijn getuigen.

Johann Franz Philip Schnatz hoort tot de allereerste opzieners op de proefkolonie,  zie hier en elders staan zijn latere lotgevallen op de Ommerschans.

Michael Schnell is in 1820 een van de eerste wijkmeesters in de kolonie; drankmisbruik en huiselijk geweld leiden 1828 tot ontslag, alles staat op deze pagina.

Johann Friedrich Adolph Schnoor komt in 1830 uit Amsterdam naar de vrije koloniën dankzij de Provinciale Commandant van West-Vlaanderen en blijft voorgoed.

Scholbroek of Scholsbroek, zie Schoolbroek.

Bernardus Scholten arriveert juni 1821 vanuit Zaltbommel en wordt geplaatst op hoeve nummer `51 van Wilhelminaoord

Gerrit Scholtens, herkomst Groningen, aankomst 1830. Zijn dochter zal trouwen met Willem der Nederlanden, zie de pagina Nederlander

Alexander Schonewald is een ingedeelde uit Den Haag die op het Instituut te Wateren komt, maar die vandaar ontzettend graag weer weg wil en daarover schrijft aan zijn zuster.

Hendrik Schonewolf is een wees uit Amsterdam die in 1850 hij is dan 25 jaar uit Veenhuizen wordt opgehaald om naar een krankzinnigengesticht gebracht te worden.

Catharina Schoolbroek, Cunera Schoolbroek, Geetrui Elisabeth Schoolbroek en Elisabeth Geertrui Schoolbroek zijn de vier dochters waarmee Willempje van der Dooze weduwe Schoolbroek in de kolonie komt.

David Schouten is een ingedeelde uit Alkmaar, aankomst 1824, die huwt met een op de kolonie wonende Texelse weduwe, zie deze pagina over hem

Na twee jaar als vrije kolonist overlijdt Adrianus Schreuder. Het hertrouwen van zijn echtgenote Johanna Kornelia Aenée komt ter sprake op de pagina Gerrit van Manenberg.

Gijsbertus van Schrevendijk begint als bedelaarskolonist, maar trouwt met een weduwe die in de strafkolonie zit en wordt daarna bevorderd tot bewoner van de vrije koloniën.

De schrijver bij de adjunct-directeur voor de vrije koloniën Pieter Siebes Schrieder biedt de permanente commissie een zelf uitgegeven boekje met Taferelen van een gelukkig leven.

Cornelis Schrijver is ongeveer 40 jaar als hij in de kolonie komt en wordt gevonden 'met alle tekens van zich door een pistoolschot van het leven te hebben berooft'.

Koenraad Johannes Schünlau is van 1839 tot 1847 arts van Veenhuizen-1. Op deze pagina houd ik bij waar er dingen over hem of van hem staan.

Bartholomeus Schurer is van 1825 tot 1836 onderdirecteur van Willemsoord. Er komt nog meer informatie, maar tot nu toe staat alleen zijn dochter Annigje Schurer er op.

Adriana Schutser is een weesmeisje uit Hellevoetsluis die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.

Johan Abraham Schütz komt augustus 1847 met zijn gezin naar de kolonie Frederiksoord en blijft tot zijn dood in 1861.

Albert Schuurman is de eerste hoofdonderwijzer van het kindergesticht Veenhuizen-3 en tevens oprichter/dirigent van het muziekgezelschap van weeskinderen.

Anna Maria Schuurman komt in 1821 als ingedeelde uit Harlingen en speelt een rol in een verhaaltje elders op de site

Doeke Schuurman komt in augustus 1820 uit Dokkum als ingedeelde bij de weduwe Karper op hoeve 81 te Willemsoord

Eerst ingedeelde, later kolonist, komt Johannes Schuurman op deze pagina's alleen heel kort ter sprake als kinderen van de weduwe Amende bij hem worden ingedeeld.

J. Schweitzer is een van de allereerste opzichters in de proefkolonie, maar ook de eerste die weer mag vertrekken. De Proefkolonie blz 126-129, geen verdere info op de site.

Adriana Seepers is de echtgenote van Hendrik Bosz, met wie ze uit Den Haag naar Frederiksoord komt en met wie ze ook graag weer daarvandaan zou willen.

Ook Ignatius Seijl behoort tot de allereerste opzichters van de proefkolonie. Later gaat hij naar de Ommerschans (zie dit verhaal) en hij wordt genoemd op de pagina met zaalopzieners in dat gesticht.

Johanna Christina Selbits is een weesof armenkind uit Monnickendam van wie een zakboekje is bewaard gebleven. Zie deze pagina met extra informatie onderaan.

Johan Willem Barend Semler, afkomstig uit Den Haag en geboren in 1807, wordt heel kort genoemd als ingedeelde in 1860-1861 bij de weduwe van Jan Vossebelt.

Hendrikus Joseph Sicking, Cornelia Alijda Sicking en Aleida Sicking (of Siking) komen gedrieën in 1848 als Amersfoortse ingedeelden op de kolonie.

Johanna Hermina of Maria Siegers, afkomstig uit Groningen en geboren in 1839, wordt heel kort genoemd als ingedeelde in 1859-1860 bij de weduwe van Jan Vossebelt.

Maria Siegersen, vanuit Amsterdam via Arnhem naar het kindergesticht in Veenhuizen gezonden, heeft ruzie met een andere wees en steekt haar met een sikkel in de arm.

Grietje Siepel trouwt met Reinier van Nispen twee dagen voordat ze een grote boerderij op het terrein van de Ommerschans mogen betrekken. Daar blijft ze altijd.

Jan Sieuwerts (52) en zijn 43-jarige echtgenote zijn door de schout van De Rijp als huisverzorgers naar Willemsoord gezonden,

Jacoba Sijs (volgens de subcommissie is het Sies) komt januari 1824 met haar gezin vanuit Goes als arbeiderskolonist naar Veenhuizen, maar ze zijn snel weer weg.

Jan Jans Sijsseling is een militaire veteraan die van november 1847 tot september 1850 werkt als zaalopziener in het gesticht te Ommerschans.

Sijtske Sybrens Sijtsma komt uit Oudega en behoort met haar gezin tot de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeiders in Veenhuizen komen.

Adrianus Fredericus Simons behoort tot de eerste zes kinderen die augustus 1820 uit Amersfoort komen, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Barend Simons en Sitske Nautha worden vanuit Noordwolde de kolonie binnengehaald, waarschijnlijk om het gebrek aan huisverzorgers op te vangen, Willemsoord hoeve 45.

Jan Sirrep is 70 jaar als hij juni 1820 met echtgenote Aaltje Benken uit Hoogeveen komt om als huisverzorgers te dienen, zie bij hoeve 37 op de pagina over Willemsoord.

Maria Christina Jeannetje Sleicher, soms Slijger, komt als arbeidersvrouw december 1823 naar Veenhuizen. Na de dood van haar man wordt ze ingedeelde in de vrije koloniën.

Johanna Sloons is een weesmeisje uit Utrecht die na een periode in Frederiksoord een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.

Jacob Lammerts Sloothaak komt uit St Johannesga en is een van de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeidershuisgezin opgenomen wordt.

Gerrit Jans Slord komt oktober 1821 met echtgenote en vijf kinderen aan vanuit Enkhuizen en wordt geplaatst in hoeve nummer 29 van Wilhelminaoord

Gerris Slot komt als kolonist uit Texel en arriveert juli 1822. Verder is er helaas weinig bekend, alleen dat hij woont op Wilhelminaoord, hoeve nr 83

Vrouwtje Slot is een ingedeelde bij de weduwe Hendrikje Douwes, met wie zij juli 1822 uit Texel aankomt en neerstrijkt in Wilhelminaoord hoeve 79

Neeltje Smak uit Medemblik komt voor de Raad van Tucht voor Weezen, Vondelingen en Verlatene Kinderen'i' van Veenhuizen-1 op beschuldiging van diefstal.

Anme Antoons Smal is een ingedeelde uit Sneek die later kolonist wordt, hij wordt even genoemd bij Willemsoord hoeve 59

Gijsje, Teuntje en Ariaantje Smaling worden op basis van contract D4 door het gemeentebestuur van Weesperkarspel voor een paar jaartjes in de kolonie geplaatst.

Kristiaan Smallenbagh is een van de enorme lading wezen uit Dordrecht die juni 1820 aankomen, Willemsoord hoeve nummer 14

Elisabeth Smallenburg, weduwe met twee zoons, behoort tot de grote groep Dordrechters die 10 juni 1821 arriveren, zie in en onderaan de pagina Snijder

Omdat het nageslacht zich meestal toont met de naam ter Smetten maak ik hier even melding van proefkolonist Johannes Tersmetten die bij mij onder de 'T' staat.

Susanna Margaretha Smidt is de echtgenote van eerst onderdirecteur, later adjunct-directeur Coenraad Hulst, die over haar schrijft in zijn sollicitatiebrief.

De uit Brielle afkomstige Jacob Smient, veldwachter te Veenhuizen van 1826 tot 1839, een van de veteranen die de Maatschappij tegen vergoeding overnam van het ministerie.

Jan Smies sr en Jan Smies jr, vader en zoon, komen na een tijdje buiten de kolonie weer terug. De vader overlijdt en de zoon trouwt een kolonistendochter en wordt kolonist.

Rokus Smies wordt van kolonistenzoon zaalopziener van de ziekenzalen te Veenhuizen, daarna zaalopziener te Ommerschans en tenslotte arbeidershuisgezin.

Catharina, Elisabeth en Pieter Smies zijn mét de hierboven genoemde Jan en Rokus Smies kinderen van Levina Lamaire en voorkinderen van proefkolonist Hubrecht de Ruiter.

Abraham Smit uit Groningen, die in het huisje van Bosch komt (Proefkolonie blz. 282), en met de weduwe Weender hertrouwt. Hij heeft een eigen pagina.

Bernardus Antonius Smit wordt alleen genoemd als hij is ingedeeld bij het gezin van Lucassen.

Gesina Smit is de echtgenote van Cornelius Ajo Andrea die een jaar winkelier bij het tweede gesticht te Veenhuizen is. Na de dood van haar man vertrekt ze.

Harmen of Hermanus Smit is de eerste arts in Veenhuizen. Aangesteld op 19 februari 1824 en in functie tot hij ontslag neemt op 3 januari 1828.

Jan Hendrik Smit is een jongere broer van de hierboven genoemde Abraham Smit. Zijn carrière als huisverzorger staat bij hoeve 76 op de pagina over Wilhelminaoord.

Klaas Smit komt op 12 september 1821 aan, gelijk met andere Texelse kolonisten. Ik heb hem opgenomen onderaan de pagina Texelse kolonisten

Vrije kolonist Pieter Smit komt februari 1848 vanuit Steenwijk in de kolonie Frederiksoord en komt op deze pagina's alleen hier heel even voor.

Riekel Smit is de eerste boekhouder van het eerste gesticht, maar moet in 1825 al vertrekken. Later komt een (of twee?) van zijn kinderen in het wezengesticht.

Roelof Coenraads Smit is onderbrigadier van de veldwachters op de Ommerschans en verliest alle plezier in zijn werk als er in 1845 een nieuwe onderdirecteur aantreedt.

Huisverzorgers Cornelis Andries Smith en echtgenote Barrege Pieters Postma krijgen negen Harlingse kinderen in huis in Willemsoord (zie hoeve 87).

Cornelia Smits komt in 1821 als dertienjarige uit Dordrecht bij de familie Van Driel in Wilhelminaoord (zie bij hoeve 8) en besluit in 1824 na verlof niet terug te keren.

Jannetje Smits en echtgenoot komen met een boel jonge kinderen in 1822 als vrije kolonisten naar Willemsoord, en gaan in 1836 weer weg als de meeste kinderen groot zijn.

De door de regenten van de rooms-katholieke armen te Den Haag geplaatste Johannes Hendrikus Smits wordt eventjes genoemd als hij bij de familie Lucassen is ingedeeld.

Een van de eerste opvolgers van de proefkolonisten, Hendrik Sneijder uit Den Haag, aankomst maart 1821, komt aan bod in een verhaaltje elders op de site.

Jan Snoek en Neeltje Kleinjan komen juni 1820 uit Dordrecht in Willemsoord (zie bij hoeve 26). Er is nog een Dordrechtse Snoek op de kolonie, zie onder.

Hendrik Snoek en Willemina van Erven. Dit is dus de andere Snoek (zie boven), ook Dordrecht, ook juni 1820, ook Willemsoord (zie bij hoeve 53).

Sebastianus Tillemanus van Son begint als zaalopziener te Ommerschans en gaat daarna over naar Veenhuizen-1 als magazijnmeester.

Pieter Josephus Souverijn begint in 1825 als arbeidersgezin in Veenhuizen, maar wordt in 1827 opgeschaald tot vrije kolonist. Meer onderaan deze pagina..

L.C.F.J. Spangenberg is GEEN koloniebewoners, maar employée op het Haagse kantoor van de Maatschappij. November 1855 krijgt hij een gratificatie.

Hendrica Speelmeijer is eerst de echtgenote van vrije kolonist Egbert van Rooijen, maar trouwt later een bedelaarskolonist met wie ze dan in de vrije koloniën woont.

Frans van der Spek is een ingedeelde uit Den Haag die later vluchtgevaarlijk blijkt. Zie bij hoeve 76 op de pagina met eerste bewoners van Wilhelminaoord.

Jan Spel, de eerste (en enige?) kolonist uit het Zuid-Hollandse Montfoort. Het gezin vestigt zich te Willemsoord (zie bij hoeve nummer 13).

Gerrit Spruijt en Trijntje Versloot komen juni 1820 uit Dordrecht en worden geplaatst in Willemsoord (zie bij hoeve 47). In 1833 is de laatste Spruijt of Spruit van de kolonie af.

De familie Versluis krijgt nog wel een keer een eigen pagina, maar voorlopig wordt alleen dochter Agnes Versluis gemeld als zij trouwt met Jan Smies en kolonistevrouw wordt.

Johanna Spurrij komt maart 1821 uit Den Haag met haar gezin en betrekt een hoeve in de oorspronkelijke proefkolonie. De omvangrijke familie heeft een eigen pagina.

Pieter Staal was bijna proefkolonist geweest, maar komt dan pas in 1820 vanuit Enkhuizen in Willemsoord (zie bij hoeve 20). Oorspronkelijk was de naam Stahl. Dochter Hendrika Christina Staal trouwt met de oudere buurman en staat op deze pagina.

G. Statius Muller is vanaf 1826 de eerste arts van de vrije koloniën. Op deze pagina houd ik bij waar hij op de site vermeld wordt..

In tuchtverslagen worden ze Hendrikje Staai de Melger en Josephus Staai de Melger genoemd, maar ze staan ingeschreven als Melger Verstaij, zie aldaar.

Hendrik Stalman of misschien Halman behoort tot de allereerste deserteurs uit de kinderetablissementen in Veenhuizen. Ze zien hem daar nooit meer terug.

Anthonij Star is 16 jaar als hij door de Regenten van het Gereformeerd Weeshuis te Delft in de kolonie wordt geplaatst. Zie contract E11 op deze pagina.

Geertje Starrenberg (43) is als huisverzorgster uit Vlaardingen gekomen in juli 1820 en voert die taak uit op hoeve nummer 80 in Willemsoord

Jacob Steeling is een militaire veteraan die eerst veldwachter en vanaf 1841 'opziener van het hospitaal' te Ommerschans is.

De militaire veteraan sergeant Steemink treedt op als getuige in een tuchtzaak als een andere militaire veteraan een klomp in de nek krijgt gegooid.

Gerrit Steenbeek is een zoon van de man die leiding geeft aan het spinwerk op de Ommerschans. Hij wordt onderdirecteur van de stoomspinnerij in Veenhuizen.

En die vader van bovengenoemde is Hendrik Steenbeek. Later is hij winkelier en nog later wil hij een oudedagsvoorziening. In de 19e eeuw?? Ja kom nou.

Jacomina Johanna Steenhuizen wordt juli 1821 vermeld als ingedeelde bij Wilhelminaoord hoeve 59. Verdere gegevens ontbreken.

Johannes Willem Steenhuizen komt in 1822 uit Amsterdam, na twee jaar vlucht hij vanwege huwelijkse onenigheid, zie dit verhaaltje.

Jan Steenmetz uit Amsterdam is in 1833 gemeensman. Hij overlijdt in 1836 na acht jaar kolonie. Zijn weduwe komt voor op deze pagina.

Afkomstig uit de hogere standen van Dokkum, is Douwe Petrus van Steenwijk door een liederlijk leven in de Ommerschans terecht gekomen. Daar praktizeert hij als arts.

Over kolonist Cornelis Hermanus Steenwinkel weet ik niet veel, behalve dat hij in 1836 aankomt en in 1837 alweer vertrekt en dat hij genoemd wordt in deze brief.

De zoon en de dochter van een van de militaire veteranen, de fuselier Steiner, hebben een andere militaire veteraaan beledigd en hem een klomp in de nek gegooid.

Jacob Ruurt Stellinga uit Stavoren beleeft de kortste carrière als proefkolonist, hij overlijdt na een week. De kinderen blijven nog een tijdje, zie zijn file.

Vader overlijdt in 1827, moeder in 1831, en dan gaan drie kindjes Steneker (zie II-a op die pagina) naar Veenhuizen en... overleven alledrie. Je vergeet het soms, maar het merendeel komt er toch levend weer uit.

Johanna Louisa Stenvers komt met echtgenoot Cornelis Hagen en twee kinderen in december 1823 naar Veenhuizen als arbeidershuisgezin. Haar echtgenoot wordt portier.

Hendrik Steunenberg arriveert in 1820 als eerste kolonist uit Deventer en krijgt hoeve nummer 6 in Frederiksoord-2, zie hier.

Geertje Stevens is een weesof armenkind die juni 1820 door de Provisoren van het Armenweeshuis te Harderwijk is ingedeeld op hoeve 73 van Willemsoord

Johannes van Stijn is een wees- of armenkind uit Haarlem die juli 1821 wordt ingedeeld op hoeve 70 van Willemsoord

Samuel Stoeder behoort tot de Vlissingers die in juli 1821 drie net gebouwde hoeves in het spiksplinternieuwe Wilhelminaoord in gebruik nemen, zie hoeve 19.

Elisabeth Stokebrand is de echtgenote van de in december 1819 aankomende Amsterdamse kolonist Anthonie Hugo Ladru. Zie de pagina over de familie en latere Ladru's.

Abraham Stokheimer werkt 1827 tot 1830 op de kolonie en is misschien dezelfde Stokheimer als hieronder, daarom wordt hij even genoemd bij hoeve 2 van Willemsoord

J.F. Stokheimer wordt oktober 1821 aangesteld als wijkmeester te Willemsoord, maar de carrière duurt niet lang, zie hoeve 2 van Willemsoord

Het kolonistengezin Stollmeijer blijft vijftien jaar (1846-1861) op de kolonie en houdt het dan voor gezien.

Wijntje Gestmeter is de eerste echtgenote van de algemeen magazijnmeester van de koloniën Theodorus Lindeman en woont in een huisje bij het Sterrebos.

Pieter Stuiver behoort met zijn gezin tot het grote contingent Hagenaars in Wilhelminaoord, Hij is de eerste van vele vele Stuivers.

Riemkje Johannes Stuur is een weesmeisje dat vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.

Jan Hendrik Suer (of Suer van Hardenberg) is een zéér kortstondige ingedeelde, wiens ultrakorte koloniale carrière te lezen is bij huisverzorger Ebert op Willemsoord hoeve 5.

Johannes Georgius Suring is een militaire veteraan die in 1847 wordt aangesteld als zaalopziener op de Ommerschans.

Anthony Felix Simon Swart is een tijdje heelmeester op de Ommerschans, zie bij www.debedelaarskolonie. Zijn ontslag staat in dit besluit.

T

Hendrik Jans Taatgen (47) en Feitje Dirks de Boer (44) komen juli 1820 vanuit Farnsum, arrondissement Appingedam, zie verder hun pagina

Hendrika Taatgen komt bij haar vader in de kolonie op bezoek en brengt het hoofd van de ondermeester van Willemsoord op hol.

Ene Tape of Taape uit Harlingen heeft een carrière als huisverzorger van slechts enkele dagen; wordt genoemd bij Willemsoord (hoeve 12).

Dirk Frederik Telder en Pieter Telder zijn weeskinderen die allebei vanuit het kindergesticht naar Wateren gaan. Pieter werkt daarna bij een melboer in Amsterdam.

Teskens is een foutje. Dat moet zijn Feskens, zie aldaar.

Proefkolonist Johannes Tersmetten, uit Den Haag, doet het zeer goed, maar besluit na verloop van tijd dat hij liever in de gewone maatschappij is, zie zijn file.

Gerrit en Catharina Elisabeth Terweij zijn twee Utrechtse wezen, aankomst 7 april 1822, huisvesting Willemsoord hoeve 35

Met Jakob Heinrich Textor en zijn zoon Augustinus Matthias Jacobus Textor sla ik twee onderdirecteuren van het kindergesticht Veenhuizen-1 in één klap.

Bernardus George Thesing is een wees uit Amsterdam die vanuit het kindergesticht in Veenhuizen naar het Instituut in Wateren gaat, en vandaar gaat hij 'op een oorlogsschip'.

Jan Thesing komt emet zijn gezin in 1822 vanuit Zaandam naar de kolonie Wilhelminaoord, maar man en vrouw hebben 'de hoogste tegenzin tegen de kolonie' en lopen weg.

Hendrik van Thiel is een huisverzorger die voor niets naar de kolonie is geweest en die daardoor volkomen aan de grond is komen te zitten.

Cornelia Johanna Thienpondt uit Vlissingen wordt eventjes genoemd als zij een tijdje is ingedeeld bij het gezin van vrije kolonist Johan Abraham Schütz.

Wilhelmina Dorothea Thomann, afkomstig uit Middelburg en geboren in 1833, wordt heel kort genoemd als ingedeelde in 1860-1866 bij de weduwe van Jan Vossebelt.

Bernardus Tienkens, met de roepnaam Nardus, is 'doof, bijsienden en Buitengewoon onnoosel', maar toch spreekt iedereen, vooral zijn oom, met liefde over hem.

Klaas Tijmes met als spellingsvariaties onder andere Tiemes, Teijmes of Thiemes, is de proefkolonist uit Alkmaar, tevens kaasmaker, en een succesnummer, zie zijn file.

Anna Timmer is een dochter uit een eerder huwelijk van de echtgenote van kolonist Gosse Jager en ze wordt eventjes hier genoemd.

Alida Timmermans komt met echtgenoot en vijf kinderen als arbeidersgezin naar Veenhuizen. Van de vijf kinderen trouwen en blijven er drie in de koloniën.

Huibert Timmermans behoort tot de eerste groep van 59 Dordtse weeskinderen die 4 juni 1820 aankomen in Willemsoord, hoeve 73

Johanna Tinkelenberg, geboren in 1818, komt op 4 december 1826 vanuit De Rijp aan in de kolonie Willemsoord en blijft vijf jaar.

Johannes Gerardus Titsing is in 1825 de eerste Titsing op de kolonie, maar zal zeker niet de laatste zijn.

Trijntje Tjebbes is een van de (vele) weduwen uit Texel, zij komt aan juli 1822 en wordt gehuisvest in Wilhelminaoord hoeve 81

In 1825 door Haarlem geplaatst als vrije kolonist in Wilhelminaoord Gerrit Toepoel, echtgenote Johanna Monsjou en hun kinderen. Hij is in 1833 gemeensman. Zoon Hendrik Toepoel huwt een dochter van de familie Beun.

Arentje Toet behoort tot de gezinnen van vissers uit Scheveningen die bij gebrek aan werk in de visserij naar Veenhuizen komen. Tot er in 1833 weer werk in Scheveningen is.

Elisabeth van der Tol is een uit Utrecht afkomstige wees die wordt ingedeeld bij de weduwe Karper op hoeve 81 van Willemsoord

Gregorius Johannes van der Toorn is al 47 jaar als hij, enkele maanden na de dood van zijn vader, door zijn moeder in Willemsoord wordt uitbesteed. Hij blijft tot zijn dood in 1840.

Eke Toornstra komt in 1836 vanuit Dokkum als ingedeelde bij vrije kolonisten in Frederiksoord, tot ze bij een weduwnaar wordt ingedeeld met voorspelbaar gevolg.

B.C. Travers wordt in juli 1824 bevorderd tot onderdirecteur bij een van de gestichten te Veenhuizen. Dat duut net een jaar. Hij wordt heel boos over zijn ontslag.

Jan Tromp is een van de twee gezinshoofden uit Schokland die als enigen van dat eiland in februari 1842 in de kolonie Veenhuizen komen.

De veteranendochter Sophia Tromp zou een veteranenweduwe hebben mishandeld. Ze ontkent, maar er zijn getuigen...

De pagina over Timotheus Trompet, gevonden op de Lauriersgracht voor het huis № 53, waht nog op nadere informatie.

Jan Trompetter zit eerst in het kindergesticht te Veenhuizen en is later ingedeelde in de vrije koloniën. Nadere informatie over hem staat onderaan deze tuchtzitting.

Hendrika of Riekje Troost wordt door de Algemene Armenvoogden Texel in september 1821 meegestuurd met het gezin van Neeltje de Wijn, zie Wilhelminaoord hoeve 63

Maria Tuerlings is de echtgenote van Adriaan Feskens, met wie ze uit Breda naar de koloniën komt. Alle vier de dochters van het echtpaar zullen koloniste worden.

Johannes Cornelis van Tuijll is een ingedeelde uit Den Haag die klaagt over zijn huisverzorgers. Zie bij hoeve 76 op de pagina met eerste bewoners van Wilhelminaoord.

Tuttel (vermoedelijk zijn de voornamen Jacobus Hillebrand) is een van de burgemeesters van Steenwijk die de kolonisatie actief helpen, zie zijn file op www.deproefkolonie.nl

U

Anne Alberts Uidinga komt uit Noordwolde en als hij 21 is trouwt hij  zich de kolonie in door een huwelijk met een dochter van de vrije kolonist Leendert Vogelsang.

Lodewijk Willem Uhl is een broer van Martinus, zie hieronder, en is van 1840 tot zijn overlijden in 1854 zaalopziener op de Ommerschans.

Martinus Uhl is een kolonistenzoon uit Bergen op Zoom die meer dan dertig jaar de hoofdonderwijzer van de kolonie Wilhelminaoord zal zijn.

Neeltje Urich is de echtgenote van Johannes Lenselink, zaalopziener bij eerst het 2de en later het derde gesticht te Veenhuizen.

Johan Daniel Unverzagt uit Utrecht wordt later zaalopziener in Veenhuizen, maar begint 1821 als wijkmeester te Wilemsoord, hoeve nummer 22

V

Wilhelmina Vaas weduwe Pieter de Groot komt in 1822 aan als huisverzorgster uit Maarssenbroek bij Utrecht, zie Willemsoord hoeve 35

Eva Vaubaillon is misschien wel, misschien niet eerder op de kolonie geweest als zij in 1846 trouwt met de kolonistenweduwnaar Hendrik Martens van der Boom.

Jean Pierre Vaubaillon komt eerst als achtjarige met zijn moeder in Veenhuizen, gaat dan naar het Guyot-instituut voor doofstommen en komt dan enkele jaren in de vrije koloniën.

Albert Goossen van Veen is eerst zaalopziener en daarna onderinstituteur in Wateren. Maar een onderschepte brief doet hem de das om.

Pieter van der Veen en gezin komen gelijk met de familie Lutgering uit Zwolle, vertrekt 30 juni 1820, en vestigen zich in Willemsoord, hoeve 93.

Symen (of Simon) Veen is juni 1820 gezonden door de 'subcommissie van weldadigheid Zijp', arrondissement Alkmaar, en komt in Frederiksoord-2, hoeve nummer 36

Een wees uit Harlingen, 1821 aangekomen, die ervan wordt verdacht de aan hem verstrekte kleding te hebben doorverkocht, Uiltje Ebes Veen, zie hier.

Joukjen Jelles Veenstra komt uit Rottum en behoort met haar gezin tot de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeiders in Veenhuizen komen.

Rense en Roelof Veenstra zijn voorkinderen van de echtgenote van Barend Simons, maar worden juni 1820 elders op Willemsoord ondergebracht, het spoor begint op hoeve 45.

Een huisverzorger uit Harlingen, Tjerk Pieters Veenstra, 1820 aangekomen in Willemsoord, waar nu eens géén klachten over zijn, zie hier.

Abraham Vegters komt juli 1821 met echtgenote en vijf kinderen vanuit Haarlem naar de kolonie en blijft daar tot zijn dood zestien jaar later, zie deze pagina

Ene F. Veith wordt de eerste boekhouder van het het tweede gesticht of bedelaarsetablissement Veenhuizen-2.

Bartholomeus van der Velde behoort tot de eerste zes kinderen die augustus 1820 uit Amersfoort komen, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Willem van Veldhuizen behoort tot de Amersfoortse weesof armenkinderen die in 1854 op de kolonie aankomen, zie Amersfoortse ingedeelden

Arendje Heijmans Veldkamp trouwt in 1824 met de schoolmeester Jacob Remmelt Booij, die als enige in alle drie de vrije koloniën hoofdonderwijzer is geweest

Kolonistengeslacht Veldmeijer, waarvan een zoon trouwt met de onechte dochter van Catharina Smies, voordochter van proefkolonist de Ruiter.

Ruim twintig jaar, van 1839 tot 1860, was Mattheus van der Ven voor de Maatschappij de winkelier van Willemsoord en bewoonde hij het winkelhuisje daar.

Kolonist Jacobus Venker uit Alkmaar; een dochter wordt kolonistenvrouw in Willemsoord, een andere trouwt een kolonistenzoon uit Texel en verlaat de kolonie.

Johannes Verbeek uit Rotterdam komt als stichter van een uitgebreid kolonie-geslacht (maar dat weet hij dan nog niet) december 1819, verwijzingen onderaan de Rotterdamse pagina

Maartje Verberne is weduwe van ene Kleberg, zij komt juli 1822 uit Texel met oa het onechte zoontje Maarten Verberne en wordt gehuisvest Wilhelminaoord hoeve 82

Teunis Verboom komt juni 1821 uit Dordrecht en wordt al snel tot hoevenaar gepromoveerd. uiteindelijk zijn er VIER generaties kolonisten Verboom.

De weduwe Lucas Vergeer heet van zichzelf Hendrika van der Valk en is de eerste die de proefkolonie uit eigen vrije wil mag verlaten, zie haar file.

Lambertus Verhagen (28) en Barbera Boudewijns (37), geboren St Oedenrode, maar juni 1820 geplaatst vanuit het dorpje Schiebroek bij Rotterdam, Willemsoord hoeve 67

Christiaan Verhoeks arriveert 24 juni 1821 te Wilhelminaoord als onderdeel van het contingent uit Zaltbommel, zie eerste bewoners Wilhelminaoord.

Nicolaas Verhulst uit Delfshaven gebruikt een paar keer zijn schrijfvaardigheid om op te komen voor andere kolonisten, maar moet uiteindelijk in 'submissie'.

Dirk Vermande komt uit Haarlem in het kindergesticht. Hij geeft zich op voor 'de zeedienst', oftewel de marine, maar hij heeft nog een moeder die geen toestemming geeft.

Pieter Vermeeren komt in 1827 vanuit Amsterdam naar de vrije kolonie Wilhelminaoord 'uit de contributie'. Van de zes kinderen zullen er vijf vroeg of laat ook kolonist worden.

Jan Vermeij komt uit Gouda en is de opvolger van de proefkoloniste de weduwe Vergeer. Er staan een paar archiefstukken over hem op www.deproefkolonie.nl

Barend Vermeulen behoort tot de eerste zes kinderen die augustus 1820 uit Amersfoort komen, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Bartholomeus Vermeulen is de eerste kolonist uit Breda. Het begint goed in 1820, maar eindigt slecht. Zie deze pagina over zijn kortstondige koloniale carrière.

Jean Pierre Vermeulen komt in 1832 met zijn gezin uit Den Haag in Frederiksoord. Twee dochters sussen een burenruzie op de site van de dorpsgemeenschap aldaar.

Petronella Vermeulen is de echtgenote van Antoni Mikkers met wie zij en hun kinderen in november 1827 vrijwillig naar Veenhuizen komen. Vrijwillig weer weggaan is lastiger.

Coenraad Vernouw of Fernouw behoort tot het groepje uit Den Haag gekomen huisverzorgers dat 26 februari 1820 in de kolonie aankomt, zie hier en vandaar verder.

Jacobus Verra maakt deel uit van het 38 koppen tellende gezelschap uit Leiden dat op 9 of 19 juli 1821 arriveert en in Wilhelminaoord wordt gehuisvest, zie hoeve 35

Vanuit de contributie Amsterdam komt Derk Verschoor maart 1847 in Frederiksoord. Tegen die tijd wordt er getrouwd met kleinkinderen van de eerste kolonisten. Zoals een dochter van Verschoor doet met een van Souverijn en een andere met een van proefkolonist Harmeling.

Rijndert Verschoor uit Amsterdam zit 2 jaar in de strafkolonie, maar er mist een zitting van de tuchtraad due ik weet niet waarom. Even genoemd bij de familie Grondhout (hoeve 7).

Gerrit Versloot is een ingedeelde uit Dordrecht die dezelfde achternaam heeft als de vrouw bij wie hij is ingedeeld. Kan toeval zijn. Zie de pagina Willemoord en dan bij hoeve 47.

Kolonist J.H. Versluis uit Amsterdam komt even voor in een stukje op de site, of beter: zijn dochter Agnes. Verwijzingen daar moet ik nog maken.

Zelf wordt Willem Versnel op zijn 45ste veroordeeld tot Veenhuizen, waar hij ook overlijdt, maar dochter Margaretha en ook zoon Cornelis Versnel blijven in de gewone maatschappij.

Bartelina Verstraten behoort tot de weeskinderen uit Vlissingen die juli 1821 Wilhelminaoord bevolken, zie dit verhaal.en onderaan de pagina over haar vertrek.

Simon Vestdijk is een vondeling uit |Haarlem, die vanaf 1837 korte tijd woont in het kinderetablissement te Veenhuizen. Maar vooral is hij natuurlijk de grootvader van...

Gerrit Veth hoort bij de eerste lading van 59 weeskinderen uit Dordrecht en hij wordt eerst ondergebracht op hoeve 83 van Willlemsoord

Simon David Vieyra, soms Vieira, wordt bij aankomst december 1819 gevestigd op hoeve nummer 15 van Frederiksoord-2.

Jacob Vink (56) en Trijntje Hayes Pruimboom (53) zijn uit Leeuwarden afkomstige huisverzorgers die vanaf juni 1820 resideren op hoeve 70 van Willemsoord

Petronella Vink is een uit Den Haag afkomstige wees die wordt ingedeeld bij de weduwe Karper op hoeve 81 van Willemsoord

Aaltje Visscher komt van Schokland samen met haar echtgenoot Jan Tromp en ze trekken in een van de arbeiderswoningen, want op Schokland is 'armoede en ellende'.

Bastiaan de Visser (30) en Johanna Maria Sigtermans (25) zijn dus relatief jong als ze in 1820 uit Dordrecht komen, Willemsoord hoeve 84

Erik Jans Visser komt binnen als zoon van een arbeidershuisgezin in Veenhuizen. Na dertien jaar wordt hij opzichter over de katoenweverij te Willemsoord.

Ester Heijman Visser komt in 1839 met haar gezin vanuit Amsterdam naar de vrije koloniën. Het meest opvallend is dat kinderen altijd de kolonie verlaten door weg te lopen.

Helena Wilhelmina Visser is in 1837 de derde echtgenote van Martinus Uhl, die meer dan dertig jaar de hoofdonderwijzer van de kolonie Wilhelminaoord is.

Johannes Visser, geboren 1819, wordt door Den Haag afgeleverd in het kindergesticht te Veenhuizen, maar hij is blijkbaar liever in de strafkolonie op de Ommerschans.

Proefkolonist Klaas Visser heeft een 'in zijnen kring, boven middelmatig verstand' en die kwalificatie door de subcommissie Grootebroek toont hij door te schrijven, zie zijn file.

Piebe Rindes Visser komt uit Oudega en is een van de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeidershuisgezin opgenomen wordt.

Wouter Visser is de tweede directeur van de koloniën (april 1820 mei 1829). Hij komt in zoveel stukken op de site voor dat het teveel is om naar te verwijzen.

Jan Vlaming is een ingedeelde bij de weduwe Hendrikje Douwes, met wie hij juli 1822 uit Texel aankomt en neerstrijkt in Wilhelminaoord hoeve 79

Hendrik van Vliet begint op hoeve nummer 11 in Frederiksoord-2, met echtgenote Alida Elisabeth Koppelman en een gestaag uitbreidend kindertal.

Willem Frederik van Vliet komt als ingedeelde uit Rotterdam, wordt dan uitverkoren voor het Instituut in Wateren, maar moet als zovelen op zijn 19e weg door de dienstplicht.

Dirk Vogel behoort juni 1820 tot de tweede grote lading Dordtse weeskinderen die aankomt in Willemsoord, zie hoeve 74

Jacob de Vogel wordt als 28-jarige weduwnaar door ene meneer Dingemans uitbesteed in de kolonie en trouwt drie jaar later met een dochter van het gezin waar hij was ingedeeld.

Kornelis de Vogel is een van de vele wezen uit Tholen. Zijn woongeschiedenis gedurende elf jaar in de vrije koloniën staat op deze pagina.

De carrière van Leendert Vogelsang als eerst wijkmeester in Willemsoord en daarna onderdirecteur in Veenhuizen en kolonie 7, houdt op als hij een adjunct heeft geslagen.

Barend Vogel(en)zang is eeen kolonist uit Rotterdam, die november 1821 aankomt in Wilhelminaoord, zie hoeve 33, en wiens nageslacht aan de halve kolonie parenteert.

In 1826 door Rotterdam in Wilhelminaoord geplaatst, blijft Hendrik Volkering in de kolonie tot zijn dood in 1864. In 1837 is hij gemeensman voor Wilhelminaoord.

Age Volkerse is GEEN koloniebewoners, maar een notaris in Monnickendam die het niet kan aanzien dat zijn vriend aan lager wal raakt en hem daarom in de kolonie laat verblijven.

Johannes Volkhemer, of Volckhemer of Volkheimer, mag dan gediplomeerd heelmeester ten plattelande en der zeevaert zijn, maar geneeskunde uitoefenen mag niet.

Pieter Vonderie en Joseph Vonderie worden door de rooms-katholieke wezenzorg in Willemsoord geplaatst, maar ze maken met hun voeten duidelijk dat ze niet willen.

Antje Voogd uit Zaandam, geboren 27 januari 1824, komt heel even langs als ze 11 dagen is ingedeeld bij de familie Stollmeijer.

Jan Jacob Willem Voorhorst is van 1855 tot 1875 de arts van de vrije koloniën. Ik heb niet veel over hem, maar wat er is valt hier te bereiken.

Johanna Catharina van de Voort is een van de vele wezen die door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle in Frederiksoord gestald worden.

De suppoost  A. Vorheim schijnt drank aan kolonisten te verkopen en in hun goederen te handelen en raakt zijn baan in Veenhuizen kwijt. Een verzoekschrift kan niet baten.

Jan Sjerps Vormeer en zijn gezin komen in 1841 vanuit Bolsward naar de kolonie Wilemsoord, vijftien jaar later wordt ook hun zoon daar kolonist, zie deze pagina.

Frederika Margaretha Vorsten is een van de wezen uit Tholen die in 1823 in de kolonie aankomen. Ze wordt ondergebracht bij de proefkolonist Martinus Alblas.

Anthony Jan Vorstman is twintig jaar als hij door zijn vader, de stads-chirurgijn van Delft, in de kolonie wordt geplaatst met de aanbeveling een oogje op hem te houden, zie hier.

Abraham Vos en Jacob Vos, kinderen van Marcus Vos en Antje Vis, worden twee jaar (van 1820 tot 1822) in de kolonie ondergebracht, tot hun ouders weer voor hun kunnen zorgen.

Berendina Vos en Klaas Vos zijn kinderen van wijlen Antonij Vos en Jennigje Fransen Schreur. Ze komen in 1828 op de kolonie aan en wonen op de Zwolse hoeve nummer 1.

Elisabeth Johanna de Vos komt in 1821 in de vrije koloniën aan, verdwijnt al snel naar de strafkolonie en moet daar bijna acht jaar blijven voor ze terug kan en kan hertrouwen.

Hendrik Bartels de Vos komt 1821 als kolonist via de subcommissie van weldadigheid Steenwijk in Frederiksoord-2, zie hoeve nr 7

Hendrik Vos behoorde tot de allereersten die aankwamen, maar ook tot de allereersten die weggestuurd werden, zie zijn file bij de proefkolonie..

Jacob de Vos is al 23 als Steenwijk hem als ingedeelde op de kolonie plaatst, het spoor begint bij Willemsoord hoeve 99

Jan Vos behoort tot de eerste drie weglopers uit het kindergesticht te Veenhuizen die tegen hun zin worden teruggebracht. Hij laat het er niet bij zitten en doet het nog een keer.

J.G. de Vos is GEEN koloniebewoners, maar de bode bij het kantoor in Den Haag van de Maatschappij. November 1855 krijgt hij een gratificatie.

Johanna Catharina Vos van Rijswijk is een wees uit Middelburg die in 1831 in het kindergesticht te Veenhuizen komt en voorkomt op de concept-ontslagvoordracht voor 1845.

Meindert Vos komt van Texel en wordt april 1824 arbeidershuisgezin in Veenhuizen. Er is een bizar verhaal over gestolen bollen op het beurtschip en daarna een detentie in Alkmaar.

Hij schijnt K. Vosch te heten en tot de eerste Hoogeveeners in de kolonie te behoren, maar hij loopt zo snel weg dat verder niets bekend is.

Jan Vossebelt is een in 1832 in de kolonie Frederiksoord aankomende kolonist die al snel wordt bevorderd tot hoevenaar bij de Ommerschans. Er is een pagina over de familie.

Een weesmeisje uit Tholen, waarvan een brief op de site staat, maar waarvan verder helemaal niets bekend is: Frederika Margrieta Voster.

Maria de Vrede komt mei 1824 als ingedeelde uit Alkmaar. Ze blijft bijna twintig jaar, maar het gaat nooit goed, ze wordt een van de bekendste gezichten bij de tuchtraad.

Johannes Willemsen Vree zou ook Johannes Willemsen kunnen heten. Hij wordt in 1835 op de kolonie geplaatst door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle.

De echtgenote van Louis van den Berg heeft Grietie Vreede, gezonden door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle om op zes weeskinderen te passen.

Willem Vrieling en echtgenote  Klaartje Hartwijk komen juni 1820 uit Monnickendam. Later is het meestal Vreeling, zie Willemsoord hoeve 10

Allevijf de kinderen die in 1823 met Cornelis de Vries uit Purmerend komen, worden ook kolonist. Er volgt meer, nu alleen even genoemd bij Wilhelminaoord hoeve 45

Dirk Klaasjen de Vries is de proefkolonist uit Leeuwarden. De door die stad opgegeven geboortedatum kan nauwelijks kloppen anders wordt hij 90, zie zijn file.

Doede Klaaszn de Vries komt vanuit Medemblik in 1826 als arbeidershuisgezin in Veenhuizen en vraagt drie kinderen die op de zalen van het gesticht wonen terug.

Gerben Martens de Vries komt uit Workum om in Veenhuizen het brood te bakken. Maar hij ervaart een 'te groote beperking in personele vrijheid en te geringe inkomsten'.

Hendrik de Vries, vanuit het bedelaarsgesticht opgenomen in het kinderetablissement, blijkt tenslotte niet zo te heten. Zie een pagina lang speurwerk.

Van Herman de Vries heb ik alleen een plaatje dat hij in 1821 door de regenten van het Gereformeerd Weeshuis te Delft naar de kolonie wordt gestuurd. Verder weet ik niets.

Jacobus de Vries en Susanna Nieuwendorp komen juni 1820 uit Dordrecht en worden geplaatst op hoeve 48 van Willemsoord

Vanuit Meppel rond 1855 geplaatst in Willemsoord Jan Takes de Vries. Twee dochters en één zoon trouwen met nakomelingen van Vreeling uit Monnickendam.

Jelle Wessels de Vries komt inderdaad uit ´Vriesland´, om precies te zijn Leeuwarden en vestigt zich 1821 op hoeve 34 te Wilhelminaoord.

Sjoerdje Binnes de Vries komt uit Rottum en behoort met haar gezin tot de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeiders in Veenhuizen komen.

Als weduwnaar uit Amsterdam gekomen, trouwt kolonist Willem de Vries tot twee keer toe met een bij hem in Doldersum ingedeelde jonge vrouw. Tot hij vertrekt.

De uit Breda gekomen Stephanus Vrijhoef (zie zijn aankomst) is de eerste onderofficier in Frederiksoord-2, maar zal overlijden in 1822 tijdens de besmettelijke ziekte oo de kolonie.

Arend Vrijhof uit Schiedam is dertien jaar op de kolonie van zijn 10de tot zijn 23ste. Hij wordt eventjes genoemd bij een van de gezinnen waar hij is ondergebracht, Van Aanhout.

Maria Catharina Vrijthoff weduwe Van der Toorn, uit Den Haag, stuurt enkele maanden na de dood van haar man haar zoon Gregorius Johannes van der Toorn naar de kolonie.

De 1819 uit Heerenveen gezonden Jacobus de Vroeg komt in Frederiksoord-2, zie hoeve nr 27, maar zal anderhalf jaar later in de scheepssloot verdrinken (De proefkolonie blz 288)

Alida, Arie en Dirk Vrolijk behoren tot de gezinnen van vissers uit Scheveningen die bij gebrek aan werk in de visserij naar Veenhuizen komen. Tot er in 1833 weer werk in Scheveningen is.

Reijer van Westening Vuist is al negentien jaar als hij door Weesperkarspel in de kolonie wordt geplaatst en wordt ondergebracht in het kinderetablissement te Veenhuizen.

Ariaantje/Johanna/Jantje Vurens is de echtgenote van Huibert van der Griend uit Giessen-Nieuwkerk en ze komen zonder dat er voor betaald wordt de kolonie op.

W

Dirkje de Waal komt in 1829 met echtgenoot Samuel de Lange en vijf kinderen naar de kolonie Willemsoord, maar zij overlijdt na iets meer dan een jaar.

Johannes de Waal is de eerste gewone kolonist die wordt bevorderd tot zaalopziener in een van de etablissementen, maar zijn dienstverband in Veenhuizen is erg kort.

Arend Louws van der Waard uit Kampen is bijna zestig als hij in 1820 kolonist te Willemsoord wordt, zie bij hoeve 32. En dan is hij nog lang niet de oudste.

Elizabeth van Waas is de echtgenote van broodbakker Johannes Augustijn die in 1830 vanuit Bergen op Zoom in de vrije koloniën komt.

Leendert Marinus van Waasdijk wordt in 1821 door de regenten van het Gereformeerd Weeshuis te Delft naar de kolonie gestuurd en blijft er een kleine zes jaar.

Anna Wagenaar komt uit Maassluis en behoort met haar echtgenoot in 1821 tot de eerste opvolgers van proefkolonisten, ze vliegen in 1825 voor vier jaar naar de strafkolonie.

Pieter Wagenmaker en Trijtje Ratman waren bijna proefkolonist geweest, maar komen uiteindelijk pas in 1820 uit Enkhuizen, Willemsoord hoeve 18

Anna Frederika Wakker, Elisabeth Josefina Wakker en Julia Maria Wakker zijn de kinderen van Julia Rubaij van Wilhelminaoord hoeve nummer 55

Adriana van de Wal en Johannes van de Wal zijn Dordtse weeskinderen waar na drie jaar op de kolonie de familie zich over ontfermt. Zie bij hoeve 33 van de pagina Willemsoord.

Violetta Walbloem behoort tot de eerste zes kinderen die augustus 1820 uit Amersfoort komen, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden.

Johan Frederik Walbrecht komt oktober 1826 vanuit Haarlem in het kindergesticht als deel van een groepje van vijf kinderen en hij behoort tot de drie die dat niet overleven

Jacob Walbroek (44) en Kornelia Halo (ofzoiets, 48) komen juni 1820 uit Rotterdam en wonen hoeve 90 in Willemsoord

Willem Waldekker is 'wegens slecht gedrag naar herwaarts opgezonden', aldus de raad van tucht van het kinderetablissement te Veenhuizen. En hij lijkt onverbeterlijk.

Maria Elisabeth Waldschmit komt ook voor als Walsmidt en Waldsmith en is de echtgenote van de eerste boekhouder van het eerste gesticht te Veenhuizen.

Izak van der Walle en gezin komen uit Leiden en beginnen 1825 als arbeidershuisgezin in Veenhuizen en worden daarna kolonist, zie onderaan de pagina over Leidse kolonisten.

Maarten Walle is vermoedelijk een wees uit Leiden, maar moet nog verder uitgezocht. Hij komt voor bij Willemsoord hoeve 35

Jacobus de Wals is de eerste (en enige?) kolonist uit Geertruidenberg en is een van de 52 proefkolonisten met wie de hele koloniën van weldadigheid beginnen.

Gerrit Walters komt 1829 als vrije kolonist in Willemsoord en zal na zes jaar weer verdwijnen. Samenvatting onderaan dit verslag van de tuchtraad.

Over adjunct-directeur van Wardenburg die na zijn ontslag werd beschuldigd van het schrijven van een kritisch pamflet over de Maatschappij (rond 1827).

De in 1820 via de Stadsarmenkamer Schiedam in Willemsoord aangekomen kolonistenfamilie van Jan Wardenier wordt bij de pagina Nederlanden behandeld.

Cornelis Marinus de Warem,  afkomstig uit Sas van Gent en geboren in 1799, wordt heel kort genoemd als ingedeelde in 1858 bij de weduwe van Jan Vossebelt in Frederiksoord.

Maximiliaan Joseph Wassenstein is in 1825 vanuit Leiden naar het kindergesticht in Veenhuizen gebracht. Na vijf jaar wil hij graag zijn zuster weer eens zien en dat doet hij.

Theunis, Klaas en Elisabeth van Waveren worden juni 1820 als Monnickendamse wezen ingedeeld op hoeve nummer 11 van Willemsoord. Ze hebben een eigen pagina.

Anna Wederer verliest juli 1822 op de reis van Amsterdam naar de kolonie haar echtgenoot, maar vindt later een nieuwe, zie Wilhelminaoord hoeve 68

Johan Weender is een van de proefkolonisten, hij is gezonden door Zaandam, overlijdt na drie maanden, maar zijn gezinsleden blijven allemaal op de kolonie.

Mietje van Weenen is de echtgenote van Mozes Werkendam en ze is erg kwaad als de rabbijn niet heeft gezorgd dat er warm water voor haar maandelijkse bad is.

Johannes Stephanus Weijdekop is een uit Den Haag afkomstige ingedeelde die vanaf zijn veertiende in de kolonie woont. Hij blijft ook anderhalf jaar bij de familie Zwier in huis.

Jacoba Wels behoort tot de eerste zes kinderen die augustus 1820 uit Amersfoort komen, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Johan Frederik Welsch begint als arbeiderskolonist uit Amsterdam, wordt korte tijd vrije kolonist, daarna weer arbeider en vertrekt. Hoogtepunt: neuswrijven met de wijkmeester.

Arie van Welsum en gezin behoren tot de vele Dordrechters die op grond van een mega-contract juni 1820 naar Willemsoord komen, zie hoeve 59.

Pieter Schenk Weltevrede, die ik voor de zekerheid ook bij de 'S' heb gezet, is vrije kolonist van 1848 tot 1860. Weinig bijzonderheden onderaan deze pagina.

Pieter Wendelgeld is eerst wees te Veenhuizen, dan kwekeling te Wateren en drie jaar na zijn vertrek is hij bedelaar te Ommerschans en Veenhuizen. Een raar verhaal staat hier.

J.G. Wenninger is eventjes administratie kracht, dan zaalopziener op de Ommerschans en in Veenhuizen, maar moet dan als voorbeeld dienen.

Johannes Wentelman (36) en Jozina Ceraal (42) komen maart 1821 uit Den Haag en worden bij afwezigheid van eigen kinderen huisverzorgers.

Adam Werf (32) en echtgenote Judina Geertrui over de Linde (29) komen uit Enkhuizen, Adam houdt wel van een geintje, Willemsoord hoeve 21

Een jonge vrouw met de wonderschone voornaam Gepkjen van der Werf komt aan bod op de pagina over het kolonistengezin Logeman.

Tijmen van de Werf komt uit Zaandam op 19 juli 1821 en vestigt zich in Wilhelminaoord op hoeve 53, maar verdwijnt al na anderhalf jaar naar de strafkolonie.

Mozes Werkendam behoort tot de bewoners van de zogenaamde jodenhoek in Willemsoord en hij heeft een hele mooie uitdukking om de broer van de rabbijn uit te dagen tot vechten.

Kasper Herman Lamberts Werner wordt alleen genoemd als hij (twee keer) is ingedeeld bij het gezin van Lucassen.

Coenraad Wernert wordt in 1844 aangesteld als wijkmeester bij het kindergesticht Veeenhuizen-1, maar hij overlijdt na vijf jaar in functie.

Jan Lamberts Westerhuis wordt 31 december 1824 aangesteld als een van de eerste wijkmeesters op de gronden rond het kinderetablissement Veenhuizen-1.

In de problemen als hij zijn buurvrouw in de kolonie tegen betaling heeft geholpen bij de verkoop van haar koe, kruiwagen, kantschop, mestvork, ijzeren pot en doofpot: Hendrik Westerveld.

Jan Cornelis Westerveld behoort tot de eerste vijf aankomende proefkolonisten en is gezonden vanuit het nietige Broek in Waterland.

Franciskus Johannis Baptist Westhoff komt oktober 1821 uit Amsterdam als weduwnaar met vijf kinderen. Alle belevenissen in Wilhelminaoord staan op de gezinspagina.

Hendrik Willem Westhoff en Johanna Catharina Westhoff worden door de Luherse gemeente in Den Haag vanaf 1820 een aantal jaren in de kolonie ondergebracht, zie contract E4.

Hendrik Wetsteen is een van de eind 1820 tijdelijk op de kolonie ondergebrachte Delftse jongeren en wordt dan ook in dat verhaaltje even genoemd.

Whittaker is de uit Engeland gekomen ‘scheermeester’ van de stoomspinnerij en het verhaal gaat dat hij bijna net zoveel drinkt als zijn zwager die daar directeur is.

De eerste Belgische kolonist is Gabriel Wibier die in 1823 uit Mons komt en al snel tot vrijboer wordt bevorderd. Er volgt nog meer over de familie maar ze zijn nu even ondergebracht onderaan deze pagina.

Anna Christina Wicart is in de jaren veertig een tijdje op de kolonie, evenals haar kinderen (in volgorde van leeftijd) Anthonie Wicart, Willem Wicart, Wilhelmina Wicart en Christiaan Wicart.

Een van de personen die uit Steenwijkerwold zijn gehaald, Rudolf Widmar, om als wijkmeester in Willemsoord te fungeren. In zijn geval duurt het niet lang, hoeve 97bis.

Michiel Wiebes en Anna Marg. Horning komen juni 1820 uit Rotterdam en worden geplaatst op hoeve 42 van Willemsoord

Nicolaas Wiederholt komt met vrouw en vier kinderen in 1824 vanuit Amsterdam in de kolonie Wilhelminaoord en hij gaat er nooit meer weg, zie zijn pagina.

Jeremias Wieleger is een in 1825 geboren weesjongen uit Tiel, welke stad hem op 5 mei 1840 naar het kindergesticht in Veenhuizen brengt. Later gaat hij naar Wateren.

Johannes Josephus Theodorus Wiellick wil in 1829 vanuit het kindergesticht in Veenhuizen vrijwillig de militaire dienst in en krijgt ook zijn zin.

Hoe Dirk Johannes Wiemes in de kolonie komt, valt niet te achterhalen, maar medio november 1818 is hij er en wordt hij bij een proefkolonist in huis gedaan.

Jan Christoffel van Wiggen is een Amsterdams weeskind die 1826 uit Veenhuizen wordt ontslagen wegens 'bijzondere omstandigheden' en het financiële belang van Amsterdam??

Johanna van der Wijden komt in 1824 als arbeidershuisgezin uit Rotterdam naar Veenhuizen. Later worden ook zoons Petrus Gijben en Antonie Gijben arbeiderskolonist.

Voor Annette of Anna Sophia van Wijk, ingedeelde uit Alkmaar, gekomen in de plaats van Sijtje Verdwaald (Proefkolonie blz 248), zie op de Willemoord-pagina bij hoeve 47.

De kanonnier A. van Wijk behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden aangesteld.

Elisabeth van Wijk komt in 1827 met haar gezin als vrije kolonist in Wilhelminaoord maar gaat al snel naar het eerste gesticht Veenhuizen waar haar man bakkersbaas wordt.

Alle Jans Wijkstra komt in de boeken ook wel eens voor als Alle Jans. Hij doet mee in het verhaaltje over Blatter en staat meer uitgebreid op www.debedelaarskolonie.nl.

Joseph David Wijl komt juli 1829 met zijn gezin naar de kolonie. Ze wonen negen jaar in Willemsoord, en worden slechts kort genoemd op de pagina van een naamgenoot.

Samuel David Wijl arriveert 3 december 1819 als (grof geschat) vijfde inwoner van Frederiksoord-2. Hij blijft daar wonen tot zijn dood in november 1854.

Neeltje de Wijn staat op de kolonie eerst bekend als de weduwe Pierre en later de weduwe Westhoff. uit Texel, aankomst september 1821, Wilhelminaoord hoeve 63

Jan van Wijnen en Sara Coenraads komen juni 1820 uit Dordrecht en worden geplaatst op hoeve 50 van Willemsoord

Sjoukjen Ulbes Wijnia is de weduwe van de arbeiderskolonist Rodenburg en verschijnt enkele malen voor de tuchtraad met opzienbarende beschrijvingen van haar misdragingen.

Adrianus Wijnmaalen komt met zijn gezin augustus 1822 vanuit Delft naar Willemsoord en wil meteen weer weg. Maar dat kost hem, via Ommerschans en Veenhuizen, drie jaar.

Van de reis van Simon Wijshoven met vrouw en vijf kinderen naar de kolonie in 1828 zijn enkele gegevens bewaard gebleven, later wordt hij een tijdje zaalopziener te Ommerschans.

David Wijsman is de eerste spinbaas van de proefkolonie Frederiksoord, blijft maar een paar maandjes, maar heeft toch de eer een eigen pagina te hebben

Hij begint als arbeiderskolonist, maar al snel wordt Johannes Wilhelm bevorderd tot vee-arts op de Ommerschans. Dat is het begin van een carrière die vele jaren zal duren.

Jan van der Wilk en gezin komen in oktober 1842 in de kolonie Frederiksoord aan en worden gevestigd op hoeve 15.

Grietje Willemsen komt uit Medemblik en is opgenomen in het kinderetablissement. Dat ze wegloopt is tot daaraantoe, maar daarna begint ze onzedelijke verhalen te vertellen.

Jan de Willigen (41) en Geertrui van der Hout (37) arriveren 3 juli 1820 uit Vlaardingen  en settelen zich in Willemsoord (zie hoeve 77).

Trijntje van Willigen is een wees- of armenkind uit Vlaardingen die juli 1820 aankomst en in huis komt bij Geertje Starrenberg, Willemsoord hoeve nummer 80

Hartman Wils behoort tot de Enkhuizense wezen die in 1821 worden ondergebracht bij de huisverzorger Cornelis Reedijk, zie Wilhelminaoord hoeve nummer 16

Jan de Wildt, gegageerd militair te Deventer wordt per juli 1824 benoemd tot zaalopziener in een van de gestichten te Veenhuizen.

Johannes Willing of Witting komt volgens de aankomststaat van 10 jun1 1821 in huis bij de familie van Driel (zie hoeve 8), maar verder weet ik helemaal niets van hem.

Pieter van der Windt is een weesof armenkind uit Vlaardingen die juli 1820 aankomst en in huis komt bij Geertje Starrenberg, Willemsoord hoeve nummer 80

Willem Winkelhuis komt in 1821 uit Amsterdam. Zijn zoon is 'buiten zinnen', een weduwe geworden dochter komt het gezin versterken. Ze spelen een rolletje in verhaal De Ronde.

Barend Gerrits Winnink is maar een paar maanden in de kolonie, van juni 1820 tot oktober 1820 en neemt met zijn gezin de benen. Er wordt daarna gedreigd met juridische vervolging.

Dirkje Winters uit Steenwijk wordt als huishoudster aangesteld bij de weduwnaar geworden Maarten Alles, trouwt daarna met hem maar trekt verder als hij overlijdt.

Klaasje Winters is de in De proefkolonie (blz 103-104) genoemde ingedeelde die de groenten stelselmatig ongekookt krijgt, ze keert later terug, Willemsoord hoeve 57

Klaas de Wit is geen koloniebewoners, maar eerst schout en later burgemeester van De Rijp, die een heleboel plaatsgenoten naar de kolonie stuurt.

Gijsbertus van Woerkom uit Zaltbommel, geboren 13 april 1831, komt even langs als hij een half jaar is ingedeeld bij de familie Stollmeijer.

Jacoba Woertman is de echtgenote van vrije kolonist Abraham Coenrades of Koenrades. Vrije kolonist in Wilhelminaoord vanaf 1825 met kroost dat erg graag blijkt te willen blijven.

Over Jan Hessels van Wolda komt nog veel meer op de site, maar hier eerst zijn aanstelling als hoofd van alle koloniale onderwijs.

Johanna de Wolf weduwe Amende deserteert na een paar weken kolonie, na te hebben verkocht de koe, kruiwagen, kantschop, mestvork, ijzeren pot en doofpot

De eerste kolonist uit Zutphen, Petrus (Josephus) Wolfs, ook wel Wolf, Wolff en De Wolf, komt in 1820 in Willemsoord. Rn al snel in de strafkolonie, zie dit verhaal

Albertus Pieter Wolvendijk behoort tot de Enkhuizense wezen die in 1821 worden ondergebracht bij de huisverzorger Cornelis Reedijk, zie Wilhelminaoord hoeve nummer 16

Johanna Woortman weduwe Goblé speelt als De wispelturige weduwe een rol in een verhaal op de site van de dorpsgemeenschap Frederiksoord-Wilhelminaoord.

Claartje Meijer Worms is de echtgenote of misschien ook niet, daarover lopen de meningen uiteen van de kerkmeester van de synagoge in Willemsoord.

Hendrik Wulfling komt met echtgenote Adriana Verkaart en 4 kinderen in 1839 aan; een dochter wordt genoemd bij hoeve 76 van Willemsoord

Arie van der Wulp komt met de eerste grote groep juni 1820 uit Dordrecht en vestigt zich in Willemsoord. Ik heb hem bij de andere kolonisten met die achternaam gezet.

Jan van der Wulp komt juni 1821 uit Dordrecht en wordt geplaatst in Frederiksoord. Ik heb hem bij de andere kolonisten met die achternaam gezet.

Y

IJde Jans Ydema is een door de subcommissie Harlingen gezonden huisverzorger die juni 1820 terechtkomt in Frederiksoord-2, hoeve 19

Z

Willem Zahn, soms in de boeken als Zaan, is een achtjarige wees uit Dordrecht die van 1820 tot 1832 als ingedeelde op de kolonie is. Zie over hem op een aparte pagina.

Jannetje Zandwijk trouwt met een van de kinderen Augustijn en wordt koloniste, zie de pagina Augustijn.

Matthijs Zandwijk uit Oudewater, aankomst 1821, behoort tot de ingedeelden die het tot kolonist brengen, zie hoeve nummer 12 van Wilhelminaoord.

Mijndert of Meindert Zandwijk is een broer van Matthijs Zandwijk hier boven en net als hij een ingedeelde die later kolonist wordt. Even genoemd bij hoeve 7 van Wilhelminaoord.

Anthonie Zeeuws (63) en Kornelia Johanna Rase (62) zijn door Rotterdam geselecteerd om vanaf juni 1820 als huisverzorgers te fungeren, Willemsoord hoeve 28.

Cornelis Ze(e)gers komt in 1824 met zijn gezin uit Delfshaven en wordt arbeiderskolonist. Niet voor lang, het duurt drie jaar.

Coenraad Smeding Zelle is een militaire veteraan die het heeft geschopt tot onderbrigadie van de veldwachters. Tot hij het in Meppel op een zuipen zet.

Hendrik Zevenbergen (40) komt vanuit Harderwijk in 1820 in Willemsoord aan en gaat na een omweg via Veenhuizen in 1828 weer weg.

Hendrik Hendriks Zeylmaker komt juni 1820 vanuit Harlingen naar kolonie Frederiksoord-2, hoeve 42

Albert Kier van Zijl is een weesof armenkind dat in 1834 door Amersfoort in de kolonie wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden

Tonnis van Zijl is van half 1832 tot begin 1834 de arts van de vrije koloniën. Ik houd bij waar hij op de site opduikt op deze pagina.

De vrouw van de militaire veteraan van der Zijp treedt op als getuige bij de tuchtraad voor militaire veteranen als een medekoloniste is mishandeld.

Zomer is GEEN kolonist, maar staat er hier toch bij omdat hij als een van de burgemeesters van Steenwijk een belangrijke ondersteunende rol speelde.

Februari 1820 reist het gezin van Lodewijk Zorn vanuit Utrecht naar Frederiksoord-2, de uitbreiding van de proefkolonie, zie hier.

Roelof Zuidema is veertien jaar als hij door de Armbestuurders der Hervormde Gemeente te Groningen in de kolonie wordt geplaatst. Na twee jaar gaat hij er in 1844 vandoor.

Willem Zuidhoorn komt oktober 1821 met zijn gezin in de vrije koloniën, maar vliegt na anderhalf jaar naar de strafkolonie op de Ommerschans, waar hij overlijdt.

Gijsbert van Zuijlekom wordt in 1821 door de regenten van het Gereformeerd Weeshuis te Delft naar de kolonie gestuurd en blijft er een kleine acht jaar.

Petrus Zurings komt in 1824 als negenjarige aan en gaat al na enkele maanden naar de strafkolonie op de Ommerschans. Na zes jaar in de koloniën loopt hij voorgoed weg.

Barbara Johanna Zwaag komt 1820 als ingedeelde uit Dordrecht en wordt ondergebracht op hoeve 82 van Willemsoord

Jan Zwaan en echtgenote Marijtje Kramer komen 8 juni 1820 uit De Rijp, Jan Zwaan overlijdt snel maar de weduwe blijft wonen.

Een andere Jan Zwaan is een ingedeelde uit De Rijp die van zijn 9de ((1831) tot zijn 17de (1839) op de kolonie woont. Even genoemd als hij bij de familie Van Aanhout woont.

Een stukje op de site beschrijft het relletje over de dood van de in 1820 in Willemsoord aangekomen kolonist Roelof Zwaan uit Bovenkarspel.

Johannes Zwak, Jehilla Zwak, Jan Zwak en Janneke Zwak uit Gorinchem komen juni 1820 aan en wonen met hun moeder in Willemsoord (zie hoeve 44).

Barbara Zwang komt 8 juni 1820 met het grote konvooi uit Dordrecht aan in Willemsoord, evenals haar broers (zie onder). Hoeve 82, zie ook 37 in het stamboek Willemsoord.

Willem en Adrianus Zwang zijn twee wezen uit Dordrecht die per 8 juni 1820 worden ondergebracht bij een Hoogeveense huisverzorger in Willemsoord (zie hoeve 37).

Mietje Zwart is een weeskind uit Enkhuizen die van haar achtste tot haar twintigste in het kinderetablissement in Veenhuizen woont. Van haar is een zakboekje bewaard gebleven.

Sijtje en Geertje Zwarteveen zijn ingedeelden uit Monnickendam die na een tijdje bij dezelfde huisverzorger wonen. Zie op de pagina Willemsoord bij hoeve 47.

Harmen Abel Zwarts begint als onderwijzer van Wilhelminaoord, maar wordt vervolgens de eerste hoofdonderwijzer voor het eerst of kindergesticht te Veenhuizen.

Van voren heet ze of Maria of Elisabeth, maar hoe dan ook is het een nadeel van achteren Zwendelaar te heten als er een zwendeltje onderzocht wordt.

Albert Zwier komt 1821 vanuit Enkhuizen in Wilhelminaoord en dankzij de trouwzucht van de zoons komen er steeds meer hoeves bij. Zie een aparte pagina over de familie Zwier.

Jan Zwiers komt juni 1820 met de rest van de Hoogeveense afvaardiging en na enig speurwerk blijkt hij zich te hebben gevestigd op hoeve nr 1 van Willemsoord.


Mis je een
persoon?
Gebruik de
zoekmachine