Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen



Lubbert Abels Bijlk verblijft vier en een half jaar in het kindergesticht en vertrekt op zijn 18e met onbekende bestemming

Op 10 mei 1839 komt Lubbert Abels Bijlk, dan 13 jaar oud, in Veenhuizen aan en wordt hij ondergebracht op een van de slaapzalen van het eerste gesticht. Hij wordt binnengebracht door de gemeente Eenrum in Groningen en is in de buurt daarvan, in Wierhuizen, op 22 oktober 1825 geboren.

Van zijn aankomst wordt melding gemaakt op een lijst van aangekomen weeskinderen, invnr 212 scan 20 (zie helemaal bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn. Die lijst is opgemaakt door de onderdirecteur-binnen van het eerste gesticht, de jongere Textor, zie deze pagina.

Inschrijving

Hij wordt ingeschreven in het te Veenhuizen bijgehouden stamboek van weeskinderen én in het kopie-stamboek dat op het kantoor te Den Haag wordt bijgehouden. De eerste is verloren gegaan, de tweede is gescand: invnr 1412 scan 38.

Hij krijgt het weesnummer 183 en ze hebben er tussen haakjes een (m) achter gezet omdat de klerken van de Maatschappij van Weldadigheid niet goed weg weten met Noord-Nederlandse voornamen en al diverse keren meisjes met zulke namen voor de militaire dienst hebben opgegeven.

Het nummer 441 in de laatste kolom verwijst naar zijn designatielijst, het formuliertje met zijn gegevens dat de autoriteiten te Eenrum hem hebben meegegeven. Die lijsten zijn niet gescand, maar die voor de periode 1839-1846 bevinden zich in invnr 1422. Een geboorte-extract van Lubbert is te vinden in invnr 1424.

Daarnaast staat hij ook in het bevolkingsregister van de gemeente Norg, zoek daarvoor via het Drents Archief, maar dat is overgeschreven uit het stamboek dus daar staat niets nieuws bij.

Knopen

Na een kleine twee jaar in het gesticht is er een incident. Op 5 maart 1841 moet Lubbert voor de 'Raad van Tucht voor Weezen, Vondelingen en Verlatene Kinderen bij het 1e Gesticht te Veenhuizen' komen, zie het zittingsverslag.
Hij en een andere wees worden beschuldigd van 'ontvreemding van Knopen van het fabrijk'.

Ze worden veroordeeld tot vier dagen in de strafkamer van het gesticht en daarnaast moeten ze per persoon een boete betalen van 96 cent. Dat is de 'dubbelde vergoeding van het ontvreemde' dus ze hebben per persoon voor 38 cent aan knopen gestolen en dat zijn best een heleboel knopen.

Ontslag

Dan horen we een hele tijd niets, totdat de directeur der koloniën Jan van Konijnenburg op 3 november 1843 schrijft aan de permanente commissie, invnr 281 scan 311:

Ik heb de eer UwHEdG., onder terugzending der stukken, ontvangen bij Marginale van den 25 October jl. N12, te berigten, dat er tegen het ontslag van den wees L.A. Bijlk, N183 geen bedenkingen bestaan, dat hij alleen kan reizen en daartoe het noodige geld bezit en dat de stand zijner rekening is, als volgt:
Schuld op kleeding ...................... ƒ 52.52½
en tegoed aan oververdiensten ... ƒ 18.69½

Dit kan interessant zijn.
Eerst even het spoor terug volgen: op 25 oktober 1843 bij agendapunt 12 besluit de permanente commissie dus 'stukken' naar de directeur te sturen, waarin om het ontslag van Lubbert Bijlk gevraagd wordt. De directeur kent ook niet alle wezen, dus op 30 oktober 1843 schrijft hij aan de adjunct-directeur van het eerste gesticht Jannes Poelman. Een kopietje daarvan staat in zijn brievenoverzicht op invnr 283 scan 198:

Eindelijk gelieve UwEd mij in staat te stellen te berigten op nevensgaande marginale van 25 dezer N12, aangaande het ontslag van Lubbert Abels Bijlk N183.

En als Poelman daarop gereageerd heeft, schrijft de directeur de hier boven al geciteerde brief naar Den Haag.

Een weldoener?

Maar dan: Een wees kan pas uit het kindergesticht ontslagen worden als hij 20 jaar oud is (tenzij een jongen op zijn 19e in dienst moet of als matroos heeft getekend, maar daar is hier geen sprake van) en Lubbert is nog geen 20 jaar. Dus de genoemde 'stukken' bevatten hoogstwaarschijnlijk het aanbod van iemand om Lubbert in huis te nemen en voor zijn onderhoud te zullen zorgen.

Die stukken kunnen zich bevinden bij 25 oktober 1843 N12 (invnr 545), maar waarschijnlijk zijn ze met de ontwikkelingen meeverhuisd. Op de brief van de directeur is aangetekend dat die behandeld wordt op 15 november 1843 N3 (invnr 546). Daar kunnen de 'stukken' ook zitten.

Wat ze die 15 november precies doen is bekend, ze vragen het ministerie van Binnenlandse Zaken om toestemming om Lubbert te ontslaan. Het ministerie reageert op 25 november 1843, invnr 281 scan 602. Het ministerie vindt het allemaal best. Die reactie wordt behandeld op 30 november 1843 N6 (ook invnr 546) en dat is de derde plek waar de 'stukken' opgeborgen kunnen zijn.

Tenzij... ze de stukken hebben teruggezonden aan de afzender en dan hebben we pech gehad.

Eventueel verder

Volgens het kopie-stamboek verlaat Lubbert Abels Bijlk Veenhuizen op 8 december 1843.

Veel verdere onderzoeksmogelijkheden zijn er niet, want ik heb de indruk dat de jongeman goed gezond is dus in de vaak boeiende invaliditeitsregisters hoeft niet gekeken te worden, en door zijn plotselinge vertrek vallen de vaak nog boeiender ontslagregisters ook af. Het enige dat ik nog kan bedenken zijn de bijlagen bij het inspectierapport van juli 1840, die zich bevinden in invnr 1552.

Dat zijn vooral door de zaalopzieners opgestelde lijsten waaruit kan worden afgeleid wie zijn zaalopziener is, wie zijn zaalgenoten zijn en of hij in vergelijking tot die zaalgenoten een beetje 'rijk' is.
Maar verder denk ik dat er over zijn verblijf in Veenhuizen niets op schrift is gesteld dat ook nog bewaard is gebleven.