Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen
Reinier van Nispen is een zoon van Jacob van Nispen, geboren rond
1784 te Den Haag, van beroep kleermaker, en Jannetje van Hassel,
geboren 1782. Ze zijn omstreeks 1807/1808 met elkaar getrouwd en
ze krijgen zes zoons en 1 dochter:
▪ Theodorus Jacobus van Nispen, geboren
1809,
▪ Simon Christiaan van Nispen, geboren
1810,
▪ Sophia van Nispen, geboren 1814,
▪ Johannes van Nispen, geboren 1817,
▪ Theodorus van Nispen, geboren 9
juni 1820,
▪ Reinier van Nispen, geboren 12
oktober 1822 en
▪ Henri van Nispen, geboren 1824.
De laatste wordt maar twee maanden oud en dan is de moeder van het gezin al in het kraambed overleden. Op 13 januari 1832 overlijdt ook vader Van Nispen en zijn de zes kinderen wezen. Volgens Reinier van Nispen kiezen de drie oudste broers voor een militaire loopbaan en werkt zus Sophia als dienstbode bij een advocaat. Maar de 9 jaar oude Reinier en zijn twee jaar oudere broer Theodorus komen in het weeshuis terecht.
Vandaar vertrekken ze maandagmiddag 6 mei 1833 om twee uur 's middags met nog vier andere kinderen naar Veenhuizen, waar ze donderdag 9 mei 1833 aankomen. Reinier van Nispen wordt met het weesnummer 685 ingeschreven in de wezenregisters met de invnrs 1411 en 1412. Daarvan zijn scans, zie helemaal bovenaan de pagina hoe die scans te bereiken zijn. Zijn broer Theodorus heeft daarin het weesnummer 154.
Theodorus wil er meteen vandoor. Op 10 juni 's morgens om zeven
uur verstopt hij zich met een andere weesjongen uit Veenhuizen in
het veld, met de bedoeling om uit de kolonie weg te lopen. Ze
worden echter ontdekt door een onderdirecteur en bij de Raad van
Tucht voor Weezen, Vondelingen en Verlatene Kinderen bij het 1
Gesticht te Veenhuizen krijgen ze straf, zie het zittingsverslag
van 11 juni 1833.
De jongens beginnen in het eerste gesticht, maar gaan volgens de
herinneringen van Reinier van Nispen in januari 1834 over
naar het derde gesticht, waar de omstandigheden minder goed zijn.
Daar komt Theodorus van Nispen, hier aangeduid als D. van Nispen
dus hij zal meestal Dirk genoemd worden, opnieuw voor de
tuchtraad, op 3 juni 1835.
Hij en nog wat jongens zouden 'op den 24 Meij JL het Landwerk
hebben verlaten en naar Norg zijn gegaan alwaar het Jaarmarkt was,
en dat J. de Jong twee messen en D. van Nispen een schaar aldaar
ontvreemd hebben, van eenen kramer die van die waren te koop had.'
Het kost hem veertien dagen opsluiting en een boete, zie het zittingsverslag.
Op 9 april 1838 wordt Reinier van Nispen - in zijn
herinneringen meldt hij dat dat op zijn eigen verzoek is -
uitverkoren voor het Instituut van Landbouwkundige Opvoeding te
Wateren. Meer over dat Instituut is te vinden via deze pagina.
Hij staat met het kwekelingnummer 8 op folio 1 van het
kwekelingengedeelte van het stamboek met invnr 1582 en op folio 2
van het kwekelingenregister met invnr 1611. Van de
kwekelingenregisters zijn (nog) geen scans.
Te Wateren krijgt Reinier onderwijs van Jan Hessels van Wolda,
over wie veel informatie te vinden is via deze pagina, en van
Frederik Christiaan Haarman, die voorkomt op de pagina over de
weduwe Haarman en haar kinderen.
Op 18 april 1840 doet Reinier van Nispen belijdenis en
wordt hij te Vledder aangenomen als lidmaat van de hervormde kerk.
Broer Theodorus is een maand eerder, op 23 maart 1840,
met ontslag uit de kolonie Veenhuizen vertrokken.
Om meer landbouwervaring op te doen, wordt Reinier van Nispen op
14 juni 1843 overgeplaatst naar een van de grote
boerderijen op het terrein van de Ommerschans. Hij inwonend op
boerderij nummer 6 - zie de locatie op dit kaartje - bij
het gezin van de hoevenaar Willem van den Bosch en Johanna de Plot
en staat ingeschreven op folio 3 van het hoevenaarsgedeelte van
invnr 1582 (geen scans).
Op 19 maart 1844 gaat hij terug naar Wateren en daar
maakt hij het overlijden van Van Wolda - door Reinier van Nispen
zo roerend beschreven - mee..
Inmiddels is hij de leeftijd (20 jaar) waarop normaliter
weeskinderen uit Veenhuizen ontslagen worden, al gepasseerd. Maar
hij wil niet weg, hij is bang de gewone maatschappij in te gaan.
Dat wordt gemeld op de ontslagvoordracht voor 1844, en
daarover heeft de permanente commissie vragen, invnr 302 scan 340:
R. van Nispen. Deze jongeling verlangt eene plaatsing in de kolonien en de Instituteur te Wateren ondersteunt dit verlangen. De permanente commissie zou daaromtrent gaarne de consideratien des Directeurs wenschen te ontvangen.
Ernaast geeft de directeur de gevraagde mening:
Ook de Directeur zou gaarne zien dat enkele veelbelovende kweekelingen voor den landbouw in de kolonien konden behouden worden, overeenkomstig een daaromtrent bestaand besluit van de P.C., maar, om de kostbaarheid zelve, wordt daaraan geen gevolg gegeven;
want dan moesten dezulken bij hoevenaars voordeelig genoeg, dat zij eene plaatsing van hoevenaars en vervolgens als wijkmeesters op verderen leeftijd konden afwachten, worden ingedeeld en vervolgens met zulk eene bevordering begunstigd.
De kolonien, of de M., heeft daaraan, echter, geen regtstreekse behoefte, daar de hoevenaars wel uit de gewone kolonisten kunnen worden getrokken, en Van Nispen heeft geen meerdere verdiensten als eenige andere kweekelingen bezaten, waarom de Directeur er niet voor zoude zijn, jegens van Nispen alleen, eene uitzondering te maken.
Hoewel dat advies van de directeur dus niet zo positief is,
besluit de permanente commissie op 14 maart 1845 dat
Reinier van Nispen toch in de koloniën mag blijven. Zie de tekst
van het besluit. In de toekomst zal hem dan een baan bij de
Maatschappij van Weldadigheid gegeven worden.
Maar voorlopig wordt hij gebruikt als arbeidskracht bij
hoevenaars bij de Ommerschans waar het mannelijk gezinshoofd
ontbreekt. Op 9 oktober 1845 gaat hij vanuit Wateren naar
boerderij nummer 13 van de Ommerschans bij het huishouden van de
weduwe van Johannes Verwer. Hij staat op folio 4 van het
hoevenaarsregister met invnr 1582 (geen scans).
Op 16 oktober 1847 wordt hij overgeplaatst naar boerderij
nummer 18 bij de weduwe van de hoevenaar Jan Vossebelt, folio 1
van invnr 1582. Zie over de familie Vossebelt deze pagina. De
inschrijving loopt door in het hoevenaarsregister met invnr 1583
(ook geen scans) en daar is op folio 2 aangetekend dat hij per 1
augustus 1848 als wees ontslagen wordt en op die dag een
eigen boerderij krijgt. Op folio 17 is te zien dat dat boerderij
nummer 20 is.
Reinier van Nispen trouwt, 25 jaar oud, op 30 juli 1848 te Ommen,
met
● Grietje Siepel, geboren 14 december 1825 te
Tripscompagnie bij Veendam, dochter van Lammert Thiemens Siepel en
Neeltje Klaassens Dost. De stamboeken melden de volgende kinderen:
● Jacob van Nispen, geboren 18 juni 1849,
● Lambertus van Nispen, geboren 18 april 1851,
● Jannetje van Nispen, geboren 13 december 1853,
● Cornelis van Nispen, geboren 6 januari 1856,
● Johannes van Nispen, geboren 25 april 1858,
● Alida van Nispen, geboren 7 december 1860,
● Theodora van Nispen, geboren 1 september 1864 en
● Margaretha van Nispen, geboren op 12 december 1869
Op 18 maart 1858 verhuist het gezin van boerderij 20
naar boerderij 18. In 1859 neemt de Staat de gestichten te
Ommerschans en Veenhuizen over van de Maatschappij van
Weldadigheid, maar voor Reinier en zijn gezin verandert er niet
veel. Tot hij per 1 oktober 1864 door het ministerie van
Binnenlandse Zaken, dat dan de gestichten beheert, wordt
aangesteld als wijkmeester te Veenhuizen.
Na drie jaar Veenhuizen wordt hij per 1 november 1867
benoemd tot onderdirecteur voor de landbouw bij de Ommerschans,
zie de
melding in de Opregte Haarlemsche Courant. Dit werk
blijft hij heel lang doen, het gezin woont dan op boerderij 5. En
ze hebben het niet slecht. Reinier van Nispen schrijft, mei 1890:
Mijn jaarlijks tractement, als onder-directeur bij den Landbouw te Ommerschans bedraagt f 1000 met vrije woning en tuin die kosteloos door verpleegden werd bearbeid, kosteloos geneeskundige behandeling en medicijnen voor ’t gezin, vrij gebruik van Kerk en school, het gebruik der Gestichtswinkel van de daarin aanwezige artikelen, het gebruik, tegen een laag vast gesteld tarief, van het fabriekswezen, zoo voor huishoudelijk gebruik en lijftoebehooren, zoo voor nieuw als te herstellen en het gebruik van paardenrijtuig in dienst voor niet met vergoeding der reiskosten en voor eigen gebruik tegen zeer geringe vergoeding, alle zaken waarvan den ambtenaar veel voordeel en genot van heeft.
Al verloopt niet alles geweldig. Zoon Jacob van Nispen overlijdt in 1882 op 33-jarige leeftijd, zoon Lambertus van Nispen overlijdt in 1886 op 36-jarige leeftijd en 1888 is een rampjaar. Echtgenote Grietje Siepel overlijdt 12 april 1888 op 62-jarige leeftijd en op 9 mei 1888 overlijdt dochter Margaretha van Nispen, 18 jaar oud.
Kort daarop loopt het bestaan van het gesticht te Ommerschans ten
einde, de bewoners zijn overgebracht naar Veenhuizen, het gesticht
zal worden afgebroken. Bij de verkoop van de bezittingen speelt
Reinier van Nispen steeds een rol, zie bijvoorbeeld deze advertentie
voor de verkoop van enige hoeves. Zijn werk is dan afgelopen, hij
wordt per 1 juni 1890 eervol ontslagen, maar er wordt wel van hem
verwacht dat hij opzicht over de gronden houd.
Daarom schrijft hij mei 1890 aan het ministerie van
Justitie, dat in 1874 het beheer over de gestichten heeft
overgenomen van Binnenlandse Zaken, met een voorstel hem voor dat
opzicht in dienst te houden. Hij schrijft onder andere:
Ik geef alles echter volkomen aan de welwillende beschikking der regering over en zal mij daar gaarne aan onderwerpen. Dat ik hier nog zoolang zulks kan en noodig is wil voortwerken, zal ieder beseffen als ik zeg 57 jaren bij de Gestichten met voldoening mijner superieuren heb gewerkt.
Op 9 mei 1833 werd ik uit het weeshuis te ’s Gravenhage op 10 jarigen leeftijd naar de toen bestaande weesengesticht te Veenhuizen opgezonden. Op 30 juli 1848 werd ik bij goed gunstig beschikking der Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid geplaatst als hoevenaar te Ommerschans. Op 1 oktober 1864 door Zijne Exsellentie den Minister van Binnenlandse Zaken overgeplaatst als wijkmeester te Veenhuizen en op 1 November 1867 weder door hetzelfde departement als onder-direkteur van den landbouw ben overgeplaats naar het Gesticht te Ommerschans.
(...)
En waar ik nu in de laatste jaren 2 braven zoons op 33 en 35 jarigen leeftijd, mijn brave vrouw op 63 jarige leeftijd en pas 4 weken na haar een laatste lieve dochter door den dood moest missen van welke er hier 3 naast elkander op den stillen dooden akker rusten, dan zal ieder weldenkende beseffen dat mij deze plaats aangenaam is om werkzaam te zijn en te wonen als ergens elders.
Zijn wens wordt gehonoreerd, hij blijft in dienst en kan daar
blijven wonen. Het tijdstip van zijn vertrek was mij eerst
onduidelijk, maar is nu bekend dankzij onderstaande vondst van
Helmuth Rijnhart van bonmama.nl. Bron:
https://hdl.handle.net/21.12140/445122340
Hij gaat dan naar zijn dochter Alida die met haar echtgenoot en
gezin in Kampen woont en daar overlijdt hij 28 augustus 1909, op
86-jarige leeftijd.