Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen



Weesjongens die betrokken zijn bij het onderzoek door de veldwachter van Norg naar de gedragingen van zaalopziener Bolman, september 1829

De veldwachter van Norg probeert 12 september 1829 bewijzen te verzamelen voor een klacht over het gedrag van zaalopziener Hendrik Arend Bolman en tracht die te krijgen van enkele jongens die rondhangen bij de achterpoort van het derde gesticht.

De adjunct-directeur van dat gesticht maakt er een proces verbaal van, dat is afgedrukt halverwege deze pagina onder het tussenkopje 'De veldwachter'. Hieronder probeer ik te achterhalen welke weesjongens daarin genoemd worden:

Laurent(ius) Cornelis in ’t Hout

Laurent(ius) Cornelis in ’t Hout staat eerst met het weesnummer 1891 op de scans van het register van het derde gesticht met invnr 1572 (zie helemaal bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn). Daarna wordt hij om mij onbekende reden overgeboekt op nummer 969 in het register van het eerste gesticht met invnr 1571 en in het wezenregister 1829-1830 met invnr 1410.
Volgens die inschrijving is hij geboren op 12 april 1812, hervormd en afkomstig uit Middelburg, dat hem op 4 oktober 1826, dus veertien jaar oud, het kindergesticht heeft binnengebracht. De dress-code van dat transport staat op deze pagina.
In het proces verbaal wordt hij Louwe in ’t Hout genoemd en daar blijkt hij in 1829 dienst te doen als portier bij de achterpoort van het derde gesticht. Hij zal Veenhuizen verlaten om in militaire dienst te gaan op 6 juni 1830

Johannes Pinxter (en zus)

Johannes Pinxter heet in het proces verbaal Jan Pinxter en staat met weesnummer 1710 in het register van het derde gesticht met invnr 1572, in het wezenregister 1829-1830 met invnr 1410 en in het wezenregister 1831-1834 met invnr 1411.
Volgens die inschrijving is hij geboren op 26 december 1813, rooms en afkomstig uit Den Helder, dat hem op 19 september 1825, dus elf jaar oud, het kindergesticht heeft binnengebracht. Hij zal Veenhuizen met ontslag verlaten op 12 april 1833.

Tegelijk met hem, dus ook 19 september 1825, was trouwens binnengebracht:

Anna Pinxter, ook rooms, ook uit Den Helder en dus ongetwijfeld de grotere zus van Johannes. Zij staat met weesnummer 1709 in het register van het derde gesticht met invnr 1572 en in het wezenregister 1829-1830 met invnr 1410.
Volgens die inschrijving is zij geboren op 12 november 1810.
Zij is één keer in aanraking geweest met het koloniale tuchtrecht. Op de zitting van 17 september 1829 behoort zij tot een groep meisjes die de wasvrouw assisteert maar ruzie met die vrouw heeft gekregen. Het is een wat onduidelijk verhaal, maar het gevolg is dat artikel 10 bepaalt dat Anna voortaan op het land zal moeten werken.
Zij verlaat Veenhuizen met ontslag op 11 mei 1830.

Frans van der Spek

Frans van der Spek is op particulier contract gevestigd en staat dus apart in de wezenregisters. Daarvan zijn transcripties. Hij staat met het P(articulier) K(ontrakt) nummer 31 in de lijst 1825-1828 in het register van het eerste gesticht met invnr 1571, in de lijst 1828-1829 in datzelfde invnr, en in de lijst 1829-1830 uit invnr 1410.
Volgens die inschrijvingen is hij geboren op 30 september 1814 en afkomstig uit Den Haag, dat hem op 16 juni 1824 in de koloniën heeft ondergebracht. Eerst in de vrije kolonie Frederiksoord, bij de huisverzorger Johannes Andries Smit, zie invnr 1346 bij hoeve 103. Als huisverzorger Smit op 27 oktober 1826 met ontslag de kolonie verlaat, wordt Frans van der Spek overgeplaatst naar het kindergesticht in Veenhuizen.

Hij krijgt de komende jaren herhaaldelijk te maken met de raad van tucht voor weezen, vondelingen en verlatene kinderen bij het derde gesticht Veenhuizen.

■ Op de zitting van 20 oktober 1829 wordt hij veroordeeld tot drie nachten in de strafkamer 'als hebbende zich van het Landwerk zonder permissie verwijderd'.

■ Op de zitting van 20 november 1830 blijkt dat er zittingsverslag mist, want men zegt dat hij nu voor de derde maal voor de raad staat. Dit keer heeft hij zich 'zonder permissie naar Norch begeven'. Dat kost hem acht volle dagen in de strafkamer, 'om den anderen dag te water en brood met de boeijen aan'.

■ Op de zitting van 15 januari 1831 moet hij verschijnen omdat hij en een andere jongen 'de kolonie op den 6 Januarij JL heimelijk verlaten hebben en op den 11e daaraanvolgende door den Veldwagter van de Leek zijn terug gebragt'. Men heeft er nu genoeg van, er worden vier data waarop hij eerder veroordeeld is, die grotendeels onjuist zijn, en men wil hem voor onbepaalde tijd verbannen naar de strafkolonie op de Ommerschans.

Op dit overzicht is te zien dat hij daar op 21 februari 1831 aankomt. Hij deserteert op 30 oktober 1833 en wordt op 22 januari 1834 weer teruggebracht. Volgens het stamboek van strafkolonisten wordt hij op 10 april 1834 ontslagen, maar hij heeft ook een B-nummer, B441, en daarop valt hij te vinden in het boek met alle op contract geplaatste koloniebewoners met invnr 1389, scan 170. En daar staat dat hij op 8 juni 1834 weer deserteert en op 16 augustus 1834 wordt teruggebracht en pas op 30 juli 1836 Veenhuizen verlaat door in militaire dienst te gaan.
Welk van die twee boeken het bij het goede eind heeft, weer ik niet.

Pierre Louis Charles van Leeuwen

Pierre Louis Charles van Leeuwen heet in het proces verbaal Karel van Leeuwen en hij staat met weesnummer 1888 in het register van het derde gesticht met invnr 1572, in het wezenregister 1829-1830 met invnr 1410 en in het wezenregister 1831-1834 met invnr 1411.
Volgens die inschrijving is hij geboren in 1816 en afkomstig uit Den Haag, dat hem op 25 maart 1826 het kindergesticht heeft binnengebracht. Hij maakt derhalve deel uit van het transport dat wordt beschreven op pagina's 113-114 van De kinderkolonie aan de hand van het verslag van de begeleider.
Hij verlaat Veenhuizen door te deserteren op 7 juni 1833.

Wie bedoeld worden met 'Jan Kriek' en 'Hein Kat' heb ik niet kunnen achterhalen. Volgens mij zijn dat bijnamen.