Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen
Artikel 1
De weezen, vondelingen en verlatene kinderen in de Gestichten
opgenomen, zijn verpligt zich gehoorzaam, naarstig, zedelijk,
stil en godsdienstig te gedragen, en zijn gevolgelijk
onderworpen aan de navolgende strafbepalingen, op pligtverzuim
en het begaan van verkeerdheden en misdrijven gesteld.
Artikel 2
Het oppertoezigt daarover wordt opgedragen aan eenen Raad van
Tucht, welke in ieder Gesticht zal bestaan uit den
Adjunct-Directeur, als voorzitter van denzelven, - de beide
Onder-directeurs van binnen en buiten, - twee zaalopzieners,
door den Adjunct-Directeur daartoe jaarlijks te benoemen, - en
den boekhouder van het Gesticht binnen, als Secretaris, waarvan
ten minsten vier leden moeten tegenwoordig zijn om te kunnen
besluiten.
Deze Raad zal gewoonlijk eenmaal s'weeks op een bepaalden tijd zitting houden, om alle beschuldigingen en klagten over het gedrag der kinderen te hooren en te onderzoeken en om dezen ook, hen daarop te hebben gehoord, bij meerderheid van stemmen waarbij aan den Voorzitter, in geval van het staken der stemmen, eene afdoende stem wordt toegekend, de straffen op te leggen, welke bij dit reglement zijn voorgeschreven en om wijders te handelen zoo als hierna wordt voorgeschreven.
De Secretaris houdt korte aanteekening van al het verhandelde, welke aanteekeningen vóór het scheiden van den Raad door de aanwezige leden moeten worden onderteekend, vervolgens ingeschreven in een daartoe aangelegd boek hetwelk steeds bij den Voorzitter van den Raad berustende blijft en voorhanden moet zijn; en daarna in originali maandelijks door tusschenkomst van den Directeur aan de P.C. ingezonden.
De Raad van Tucht zal
wijders zoo dikwijls buitengewoon vergaderen, als de Voorzitter
dat naar gelang van zaken zal noodig oordeelen, doch zullen de
gewoone niettemin gezet moeten worden gehouden.
Artikel 3
Als strafwaardige overtredingen van hunnen pligt door de
kinderen worden gehouden, als:
Jegens zijne Overheid
1. Ongehoorzaamheid, weerspannigheid of verzetting tegen
zijnen zaalopziener, een der Onder-Directeurs, den
Adjunct-Directeur en in het algemeen tegen elken ambtenaar,
onder wiens op- of toezigt men werkzaam is.
2. Zich zonder verlof uit de kolonièn verwijderen.
Jegens zich zelven
3. Doorgaande luiheid.
4. Doorgaande onzindelijkheid.
5. Ontuchtige bedrijven of gesprekken die daartoe
verleiden kunnen.
6. Misbruik maken van sterken drank.
7. Vloeken, spotten en nalatigheid of verzuim in de
waarneming zijner Godsdienstpligten.
En
jegens anderen
8. Ontvreemding, verwaarloozing en beschadiging van eens
anders goed of dat der Maatschappij, tot welk laatste mede
gerekend wordt te behooren de eigen kleeding der kinderen en de
bij hen in gebruik zijnde koloniale goederen.
en 9. Vechten, slaan, schelden en baldadigheden begaan.
Artikel 4
De straffen daarop gesteld zijn, als op
1e Ongehoorzaamheid
Opsluiting van een tot drie nachten in de strafkamer en bij
herhaling van een tot acht dagen, om den anderen dag te water en
brood.
2. Verwijdering uit de kolonien zonder verlof: hetzij die
volvoerd en men van desertie terug gebragt is, hetzij die
verhinderd is geworden.
Opsluiting van een tot acht dagen in de strafkamer, om den
anderen dag te water en brood en bij herhaling met boeyen aan.
3. Luiheid en
4. Onzindelijkheid
Tepronkstelling in de zaal gedurende den middag maaltijd, van
een tot drie malen, benevens onthouding van de helft van de
gewone hoeveelheid voedsel zullende deze de halve portie eerst
na den afloop van den maaltijd worden toegediend.
5. Ontuchtige bedrijven of gesprekken
Strafarbeiden van een tot acht dagen hetzij van meerder hetzij
van zwaarder werk; naar omstandigheden met onthouding tevens van
de helft van het gewoon middageten bij aldien de taak van den
eenen middag tot den anderen niet geheel is afgewerkt waarvan
den opziener of den zaalopziener alsdan de noodige kennis zal
geven.
6. Misbruik maken van sterken drank
Opsluiting in de strafkamer van een tot acht dagen om den
anderen dag te water en brood.
7. Ongodsdienstigheid
Zaal arrest gedurende een tot acht zon- of feestdagen.
8. Ontvreemding, verwaarlozing en beschadiging van eens
anders goed
Dubbele vergoeding van het ontvreemde, verwaarloosde of
beschadigde uit zijn tegoed bij de Maatschappij, benevens
opsluiting van één tot acht dagen in de strafkamer; om den
anderen dag te water en brood, en bij herhaling met boeijen aan.
en 9. Vechten, slaan, schelden en baldadigheden
bedrijven
Opsluiting van een tot drie nachten in de strafkamer en, bij
herhaling, van een tot acht dagen, om den anderen dag te water
en brood.
Artikel 5
Van de in het vorig artikel opgen. straffen, zullen de volgende
door den Adjunct-Directeur en ook door den Onder-Directeur
binnen kunnen worden opgelegd:
- Te pronk stelling
met onthouding van voedsel.
- Oplegging van strafarbeid, des noodig met onthouding van
voedsel.
- Zaal arrest op zon- en feestdagen.
Mits hij zich van de strafschuldigheid genoegzaam hebbe overtuigd en hij hiervan in de eerstvolgende zitting van den Raad behoorlijk verslag doe van welke toegepaste straffen dan ook in de Notulen van den Raad mede moet worden melding gemaakt.
Nog zal door den
Adjunct- en Onder-directeur tezamen opsluiting van een tot drie
nachten in de strafkamer kunnen worden opgelegd.
Alle overige straffen moeten door den Raad zelven worden
opgelegd, terwijl alle andere wijze van straffen nadrukkelijk is
verboden.
Artikel 6
De strafkamer zal bestaan in een afgesloten, ledig, duister doch
voor de gezondheid onschadelijk vertrek met een planken vloer,
alleen voorzien van wat stroo om op te leggen, genoegzame
dekking in den winter, een stoel en een gemak.
Artikel 7
Op alle ambtenaren berust de verpligting, om van alle
overtredingen die zij zien begaan of welke te hunner kennis
komen, aan den Onder-directeur of bij aldien dezelve ter
kennisneeming van den Raad behooren, aan dezen mededeling te
doen, moetende het mede aan de kinderen steeds worden
vrijgelaten, om bij den Raad ook hunne klagten intebrengen, zoo
over alle mishandelingen van medgezellen, als over onregtmatige
straffen, welke hun door eenig ambtenaar, strijdig met dit
reglement, mogten zijn opgelegd, ten einde de Raad die klagten
zoude onderzoeken en de schuldigen naar behooren straffen, of
bij aldien het een ambtenaar geldt, daarvan verslag doen aan den
Directeur der kolonien.
Artikel 8
De Raad van Tucht wordt ernstig vermaand, om in de toepassing
der voorgeschrevene strafbepalingen zeer spaarzaam te werk te
gaan, mitsdien den schuldigen zoo veel mogelijk voor het
ondergaan van straf te behoeden, wanneer met eenigen grond kan
worden verwacht, dat eene gepaste, beredeneerde, doch tevens met
genoegzame klem uitgesproken vermaning van den Voorzitter van
den Raad, den schuldigen tot eenig berouw en voornemen van
beterschap zal kunnen brengen; -
doch wordt de Raad
daarentegen tevens ernstig aangemaand, om, bij aldien de straf
eenmaal opgelegd is, dezelve met alle nauwgezetheid te doen
volbrengen en al zoo te zorgen, dat wanneer er onthouding van
voedsel, te pronkstelling, strafarbeid, arrest of opsluiting is
opgelegd en bevolen, geen dezer straffen op eenigerlei wijze
krachteloos worde gemaakt; - moetende degeen welke hiertoe
behulpzaam mogt zijn geweest, met de meeste gestrengheid
daarvoor worden gecorrigeerd.
Artikel 9
Bij aldien het blijken mogt, dat geen der voorgeschrevene
strafbepalingen voldoende was, om een of ander bij uitstek
ondeugend voorwerp van zijne verkeerdheid terug te brengen, zal
de Raad van Tucht besluiten tot een voorstel aan de Perm. Comm.
om zoodanig onverbeterlijk persoon uit het Gesticht te
verwijderen en in de Ommerschans overteplaatsen, welk voorstel
zal moeten geschieden met aanhaling der Notulen, volgens welke
hij vroeger zonder vrucht is gestraft geworden.
Artikel 10
De meerderjarige en bejaarde personen, welke nogtans tot de
bevolking der weezen geacht worden te behooren zijn onderworpen
aan het reglement van tucht voor de gewone kolonisten.
Artikel 11
Dit reglement zal den kinderen eenmaal s'maands op een geschikt
en bepaald tijdstip, waarop zij allen aanwezig moeten zijn, door
iederen zaalopziener in zijne zaal in het bijzijn van den
Onder-Directeur of den Adjunct-Directeur verstaanbaar worden
voorgelezen opdat een ieder wete, aan welke strafbepalingen hij
onderworpen is, hoedanig en door wie dezelve worden toegepast en
waar zij, die mishandeld of onwettiglijk gestraft mogten zijn,
of zulks althans mogten vermeenen, hunne klagten vrijelijk en
met vrucht kunnen inbrengen.