Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen



Reglement voor de Administratie van het Gesticht van Weezen te Veenhuizen

Op 2 februari 1824, kort voor de komst van de eerste kinderen, wordt in dit reglement geregeld welke arbeid ze gaan doen, hoe ze daarvoor betaald krijgen en wat ze moeten verdienen. De vindplaats is Drents Archief toegang 0186 invnr 962 en invnr 988.


Artikel 1
Van allen arbeid door de Weezen verrigt zullen worden gehouden werkstaten, en wel afzonderlijk van veldarbeid, van verschillende arbeid en van fabrijkmatigen arbeid.

Artikel 2
De werkstaten van veldarbeid worden gehouden door de wijkmeesters buiten het Gesticht, de werkstaten van verschillende arbeid onder de directie van de onderofficieren der zalen verrigt wordende, door die onderofficieren en die van de fabrijkmatigen arbeid door den opziener van deze arbeid.

Artikel 3
Al de werkstaten zullen zoodanig zijn ingerigt, dat dezelve aanduiden, welke arbeid dagelijksch verrigt en welk loon daarvoor verdiend is, de werkstaten van veldarbeid ingerigt volgens N1 zal echter slechts behoeven intehouden, wat door alle kolonisten, onder denzelfden wijkmeester gearbeid hebbende verrigt en verdient is.
De werkstaat van verschillende arbeid zal worden ingerigt volgens model N2 en op dezelve wordt nominatief gebragt, wat ieder wees buiten veld en fabrijkmatigen arbeid verrigt en verdient heeft.
De opziener over de fabrijkmatigen arbeid zal zijne werkstaten bij het einde der week opmaken, zoo veel mogelijk ingerigt volgens model N3, en alsdan daarin opgeven wat voor fabrijkmatigen arbeid verrigt en daarvoor uitbetaald is.

Artikel 4
Ieder avond bij het eindigen van den arbeid zullen aan de weezen worden uitbetaald, de verdiensten van veld en verschillende arbeid, terwijl voor die van de fabrijkmatigen arbeid, bij het inleveren van de gefabriceerde stoffen wekelijksch de uitbetaling zal plaats hebben.
De uitbetaling van de verdiensten voor veldarbeid geschied door den wijkmeester op de plaats zelve, die voor verschillende arbeid door den boekhouder binnen het Gesticht, en die voor fabrijkmatigen arbeid door den opziener van deze arbeid.

Artikel 5
Alle betaling geschied in lootjes van 25, van 5, van 1 en van ½ centen.

Artikel 6
De zalen of de bewoners derzelven zullen over 4 klassen naar mate hunner jaren, of krachten verdeelt en door N1, 2, 3 en 4 worden onderscheiden.

Artikel 7
Tot de zalen (voor meisjes of jongens) 1e klasse behooren die van 6 tot onder de 9 jaren.
Tot de 2e klasse die boven de 9 en onder de 12 jaren
Tot de 3e klasse die boven de 12 en onder de 16 jaren
Tot de 4e klasse die boven de 16 jaren oud zijn.

Artikel 8
Voorts zal er bestaan een zaal van discipline, werwaards zullen worden verwezen, die geene welke door eigen schuld, of luiheid, niet verdienen, de taks bepaald voor de zaal waartoe zij behooren.

Artikel 9
De volle verdiensten voor de zalen zijn bepaald als volgt:
1 klasse op ƒ –.35 per week voor jonge of meisje
2 klasse op ƒ –.70 per week voor jonge of meisje
3 klasse op ƒ 1.05 per week voor jonge of meisje
4 klasse op ƒ 1.25 per week voor meisjes
4 klasse op ƒ 1.40 per week voor jongens.
Den aard, de hoeveelheid en de kosten der voeding voor de zaal, der 4 klasse als mede der overige zalen hier naar evenredigheid zijn bij een bijzonder tarief vastgesteld.

Artikel 10
Ieder jongen tot de zaal der 4 klasse behoorende zal dus bij het einde der week, aan den onderofficier der zaal moeten hebben ingeleverd f 1.40. Zoo hij bovendien nog lootjes heeft ingelevert, zal hij voor elke drie cents genieten één cent aan kaartjes, gangbaar bij den winkelier, één cent zal hem als Crediet worden opgeschreven, en één cent ten voordele van de Reserve komen, waarover nader zal worden gehandeld.

Artikel 11
Ieder meisje tot de zaal der 4 klasse behoorene, zal bij het einde der week aan den onderofficier der zaal moeten hebben ingeleverd f 1.25 aan lootjes; met het meerdere verdiende zal worden gehandeld als in het vorige artikel ten opzigte der oververdiensten van de jongens is bepaald.

Artikel 12
De kinderen tot de zalen der 1e, 2e en 3e klasse behoorende, zullen op het einde der week moeten hebben ingeleverd, de waarde in lootjes voor de afzonderlijke zalen in art 10 bepaald en met de oververdiensten overeenkomstig art 11 worden gehandeld.

Artikel 13
Ieder onderofficier eener zaal zal telken avond, de volgens de drie voorgaande artikels inteleveren lootjes ontvangen, en daarvan een staat formeren volgens model N4.
Deze staat zal inhouden:
1 het nummer van de zaal
2 Namen der weezen
3 de dagelijks ingenomen loodtjes
4 de bij het einde der week ingenomen loodtjes voor fabrijk arbeid
5 die voor verschillende arbeid mede bij het einde der week ingenomen
6 het totaal van de verdiensten
7 kolom oververdiensten waarin gebragt wordt, datgeene wat door de weezen meerder verdiend wordt dan de taks voor de zaal waartoe zij behooren bepaald, en zulks bij verdeeling zoo als in art 11 is omschreven.

Des zondags morgens zullen deze staten worden gesloten en zal het uit dezelven aldra blijken hoe veel portien voor de volgende week in ieder zaal zullen behooren te worden verstrekt, waarbij men echter zal moeten voegen, die welke ten gevolge van te weinig verdiensten, uit de zaal eener hoogere klasse zouden overkomen, en afgetrokken, zoo veel als er uit die zaal naar eene hoogere of lagere zullen overgaan overeenkomstig het volgende artikel.

Artikel 14
Kinderen welke door eige schuld of luiheid de taks niet verdienen zullen in een zaal van een lagere klasse worden overgeplaatst: zij zullen aldaar 10 cents per week meer moeten verdienen dan voor die zaal is bepaald; en in geen geval eenig zakgeld genieten, verdienen zij nog niet de taks voor die zaal voorgeschreven, dan zullen zij in de zaal van discipline worden overgeplaatst, overeenkomstig art. 9, en aldaar worden gevoed en behandeld, zoo als zulks bij art. 16 zal worden vastgesteld.
Zij die om reden van te weinige verdiensten in eene zaal van een volgende klasse, of wel in de disciplinezaal geplaatst zijn, zullen in geene betere zaal terugkeren dan na vier achtereenvolgende weken, zoo veel te hebben verdiend als de taks van die betere zaal bedraagd en daar bij een goed gedrag paren. Kinderen na hunne jaren reeds tot de zaal der 1 klasse behoorende, en dus in geen lagere zaal kunnende overgaan, zullen desnoods dadelijk in de disciplinezaal worden verplaatst.
Ziekte, slecht weder om te arbeiden, of eenig ander beletzel buiten hunne schuld kan op de bepaling in dit artikel voorkomende, eenige uitzondering maken, terwijl dat door een bewijs van den Adjunct-Directeur of Chirurgijn zal worden geconstateerd.

Artikel 15
In de zaal van discipline zal geen morgen of avondeten en slechts 2/3 portie van het middageten worden verstrekt. De disciplinairen zullen hunne geheele verdiensten, gelijk aan het bepaalde voor de zaal waartoe zij behooren, daarvoor moeten afgeven zonder immer eenig zakgeld te genieten, terwijl indien zij oververdiensten mogten hebben alsdan de helft hiervan voor het fonds van onderhoud en de overige helft voor de Reserve zal vervallen.

Artikel 16
De onderofficier der zaal van discipline zal zijne werkstaat opmaken, gelijk aan die der andere zalen, hij zal in de 4e kolom vermelden, tot welke klasse de disciplinairen behooren, ten einde men zal kunnen opmaken, hoe veel middageten aan hun zal dienen te worden verstrekt, hierbij echter observerende, het bepaalde bij art. 14 dezer instructie, omtrent het overgaan naar, of overnemen uit andere zalen, elk der disciplinairen, welke door eigen schuld of luiheid niet zoo veel verdient, als zijne voeding bestaande uit 2/3 zijner volle portie bedraagt, zal overeenkomstig een Reglement van Policie worden gestraft.

Artikel 17
De onderofficiers van de zalen zullen dagelijks op het uur, door de Directie te bepalen, van den Onder-directeur, of Magazijnmeester van levensmiddelen, ontvangen de noodige levensmiddelen voor den volgenden dag.

Artikel 18
En zal bestaan een Algemeen fonds, het fonds van onderhoud genaamd wordende, in hetzelve zal worden gestort:
1. De verdiensten van al de kinderen uitgezonderd de oververdiensten waar mede ingevolge art. 11 zal worden gehandeld.
2. dat geen wat de voeding der kinderen minder mogt kosten als volgens tarief daarvoor wordt te goed gedaan, hetgeen uit de Menage rekening waarover nader zal worden gehandeld, zal blijken.
3. De winst op de fabrijk arbeid voor zoo ver die uit de consumtie van eigen kleeding voort vloeit.
4. De opbrengst der turf door de kinderen zelf gestoken; na aftrek van f 250:- per morgen en het arbeidsloon.
5. De meerdere opbrengst eener hoeve van 50 morgen dan het geen dezelve aan arbeidsloon heeft gekost.

Artikel 19
Uit het fonds van onderhoud zal worden betaald:

1. de voeding van al de weezen na het vastgestelde tarief, zijnde voor de 4e klasse voor:
Morgen eten ƒ –.17½
Middag eten ƒ –.35
Avond eten ƒ –.17½
of wel ƒ –.70 per week.
2. Het administratiefonds ƒ –. 09
3. voor de kleeding ƒ –.30
4. vuur en licht ƒ –.03
5. bewasschen en bestoppen ƒ –.08
dus te zamen ƒ 1.20

Voor weezen van 16-12 jaren zal worden te goed gedaan ¾ der genoemde som.... ƒ –.90
of wel voeding   
ƒ –.52
Adm fonds       
ƒ –.07
kleeding           
ƒ –.23
vuur en licht      
ƒ –.02
wasschen         
ƒ –.06

Van 12 tot 9 jaren, en van 9 tot 6 jaren, 2/3de of
ƒ –.80
of wel voeding   
ƒ –.47
Adm. fonds       
ƒ –.06
kleeding            
ƒ –.20
vuur en licht      
ƒ –.02
wasschen          
ƒ –.05

Artikel 20
Van dit fonds zal een boek aangelegd, en door den onderdirecteur worden gehouden, ingevolge model N5, hetzelve zal slechts een rekening courant bevatten en worden gecrediteerd voor alles wat volgens art. 18 in het fonds van onderhoud wordt gestort, en gedebiteerd voor alle uitgaven naar art. 19.
Wekelijksch zal door optelling en aftrekking der beide zijden, de staat van het fonds van onderhoud blijken. Indien met het einde van het jaar een nadeelig slot bij dit fonds mogt bestaan, zal hetzelve op het volgend jaar `worden overgebragt.
Indien daarentegen deze rekening een batig slot opleverd, zal de som op de volgende wijze worden verdeeld, te weten: de helft zal komen ten voordeele der Maatschappij, het ¼ voor den onderdirecteur en het overige ¼ voor de gezamenlijke zaalopzieners.

Artikel 21
Er zal voorts bestaan een fonds van reserve, hetzelve zal tot inkomen hebben het 1/3 der oververdiensten van al de kinderen en zoodanige andere voordeelen als welke door de Permanente Commissie bij bijzondere besluiten daaraan zullen worden toegekend.

Artikel 22
Uit dit reservefonds zal de ziekenzaal worden onderhouden en zoodanige andere verstrekkingen worden gedaan, als nader bij dit reglement of bijzondere besluiten der Perm. Comm. zal worden bepaald.

Artikel 23
Er zal een rekening courant van het reservefonds worden aangelegd en gehouden zoo als bij art. 21 voor het fonds van onderhoud is voorgeschreven en ingerigt volgens model N6.

Artikel 24
De rekening courant der fondsen van onderhoud en reserve bevatten dus de hoofdzakelijke stand der weezen in het algemeen, binnen het Instituut.

Artikel 25
Verder zal er bestaan, en door den onderdirecteur worden gehouden, een onderdirecteursboek, hetzelve zal bevatten:
1. kolom veldarbeid, het welk wordt gecrediteerd voor de sommen van f 28:- per hoofd en gedebiteerd voor alle verdiensten,en
2. kolom fabrijkmatige arbeid, gecrediteerd voor f 20:- per hoofd en gedebiteerd voor al de verdiensten,
3. kolom verschillende arbeid gedebiteerd voor alle verdiensten buiten veld en fabrijk arbeid,
4. kolom administratiefonds, gecrediteerd voor f 4:- in geld en verstrekking, en gedebiteerd voor alle uitgaven ten laste van het fonds komende,
5. kolom verstrekking op het fonds van onderhoud, gedebiteerd voor zoodanige uitgaven, als welke bij bijzondere besluiten ten laste van dit fonds kunnen gebragt worden, als mede voor het nadeelige saldo op de menage indien dit mogt bestaan.
7. kolom uitgaven voor vuur en licht, gedebiteerd voor alle uitgaven tot dit respect behoorende,
8. kolom uitgaven voor bewassen en stoppen, gedebiteerd voor alle dier uitgaven,
9. kolom bijzondere voorschotten gedebiteerd voor alle zoodanige uitgaven, als voor welke bij bijzondere besluiten autorisatie mogt worden verleend,
10. kolom het totaal
11. kolom verstrekte kleeding, gedebiteerd voor alle zoodanige kleedingstukken welke op de inhoudingen worden verstrekt,
12. kolom crediet voor 't administratiefonds,
13. kolom crediet voor kleeding,
14. kolom crediet voor vuur en licht,
15. kolom reserve dat is het tweede 1/3 der oververdiensten,
16. kolom krediet voor het fonds van onderhoud, onder de baten van dit fonds is mede begrepen het voordeelig saldo der menage.
17. kolom krediet voor het waschfonds,
18. kolom crediet voor de weezen, dat is het 1/3 der oververdiensten, zie art 11
19. kolom diverse credieten.

Artikel 26
De onderdirecteur binnen het gesticht zal mede houden een grootboek ingerigt volgens model N8 en bevatten de navolgende respecten
Kassa rekening gecrediteerd voor f 45:- per hoofd
kleeding idem voor f 21:- idem
huisraad idem voor f 19:- idem
gereedschappen idem voor f 5:- idem

Artikel 27
De onderdirecteur houdt al verder een grootboek van levensmiddelen, ingerigt volgens model 9.

Artikel 28
Al verder houd den onderdirecteur een grootboek van
kleeding
huisraad en
gereedschappen
ingerigt volgens model N10.

Artikel 29
Den onderdirecteur zal verder houden, een rekeningboek in het bijzonder met iedere zaal, overeenkomstig model N11.
Hij brengt in de 1e kolom hetgeen voor de gezamenlijke weezen eener zaal voor het kleedingfonds is gestort met uitdrukking van het getal personen, in de voorafgaande kolom van volgnummer, in de 2e kolom de oververdiensten nominatief voor ieder wees.
In de 3e kolom, gesplitst in 3 onderdeelen, als één voor het uitbetaalde 1/3, één voor het tweede 1/3 als crediet voor reserve opgelegd, één voor het laatste 1/3 als crediet voor de weezen opgeschreven.
In de 4e kolom de verstrekte kleeding.
Het spreekt van zelve dat de rekening van iedere zaal moet overeenstemmen met de gezamenlijke zakboekjes der weezen, hetgeen bij een maandelijksch door de zaalopziener op te maken extract uit de zakboekjes door den onderdirecteur moet worden gecertificeerd.

Artikel 30
Eindelijk houd den onderdirecteur het stamboek van alle kolonisten ingevolge het bestaande model van de Ommerschans.

Artikel 31
De opzigters der zalen houden eene Controle van de bewoners der zaal, ingerigt volgens model N12, elke mutatie wordt op dezelve aangeteekend, en bij het einde der week daarvan opgave aan den onderdirecteur binnen het gesticht gedaan.

Artikel 32
Dadelijk na het ontvangen dezer zaalrapportjes, zal den Onderdirecteur daarvan een generale staat formeren, en aan den Adj Directeur doen toekomen welke na examinatie dezelve dadelijk aan den Directeur en Chef inzendt.

Artikel 33
Aan elke wees wordt een zakboekje uitgereikt volgens model N13, de oververdiensten en voorschotten worden alleen daar in aangeteekend, dan wanneer dezelve plaats hebben, het te goed voor kleeding wordt elke maand ingevuld of wel wanneer de wees de zaal verlaat, de verstrekking voor kleeding wordt ingevuld, telkens wanneer dezelve geschied; dit boekje wordt ingevuld door den Onderofficier der zaal.

Artikel 34
Den onderdirecteur ontvangt des zondags morgens de navolgende staten en opgaven:
1. Van den onderdirecteur buiten eene opgave der verdiensten van veldarbeid
2. Van den opziener der fabrijkmatigen arbeid, de werkstaten dier arbeid
3. Van de onderofficiers binnen het Gesticht de werkstaten van alle arbeid niet tot de beide voorgaande behoorende.
4. Van alle onderofficieren der zalen de staten der ontvangen loodjes opgemaakt volgens art 14 en 18, de totalen der opgaven onder N1, 2 & 3 zullen met die onder N4 moeten overeenstemmen.

Artikel 35
Na het ontvangen dezer staten zal de onderdirecteur binnen het gesticht opmaken eene Recapitulatie op de in het voorgaande artikel onder N4 bedoelde staten van ontvangen loodjes, waaruit met een opslag blijkt hoeveel gedurende eene week door de weezen van alle zalen is verdiend, deze Recapitulatie zal worden ingerigt volgens model N18.

Artikel 36
Op de vijfden dag na het eindigen der maand zullen de onderdirecteurs binnen en buiten het gesticht opmaken:
Extracten uit de grootboeken
Extracten uit de onderdirecteursboeken
Extracten uit de rekening in 't bijzonder
(in de extracten uit het rekeningboek in 't bijzonder zullen alleen de totalen per week vermeld worden) alsmede de verantwoordingen van levensmiddelen, kleeding, huisraad en gereedschappen opgemaakt volgens modellen N14 & N15benevens de specificatien van uitgegeven kleeding, huisraad en gereedschappen vlg model N16 & N17. Voorts extracten uit de menage rekening, uit het fonds van onderhoud, en die der reserve, en eindelijk de weekstaten van ontvan loodjes benevens de Recapitulatien.
Vijf dagen daarna zendt de Adjunct-directeur de gemelde stukken, na dezelve geexamineerd te hebben, aan den Directeur der kolonien.

Artikel 37
De loodjes zullen uit drie hoofdsoorten bestaan, door onderscheiden formaten kenbaar, als
Een soort voor den onderdirecteur buiten
Een soort voor den onderdirecteur binnen
Een soort voor den onderdirecteur der fabrijk.
Ieder dezer hoofdsoorten zullen zijn zoo als in art 5 is gemeld.

Artikel 38
De Adjunct directeur geeft daar van des maandags morgens aan ieder der onderdirecteurs een zeker getal, naar evenredigheid van de presumtive behoeftens voor eene week, den onderdirecteur verstrekt dezelve aan de wijkmeesters of opzieners, en deze betalen daar mede de kolonisten, de onderdirecteur binnen bekomt al de aan de kolonisten verstrekte loodjes, bij het ontvangen der staten van de onderofficieren der zalen en geeft die aan de onderdirecteur terug, met eene opgave der der hoeveelheid van elke soort waar door deze wordt in staat gesteld de betalingen met de werkelijke verdiensten op de werkstaten voorkomende te vergelijken.

Artikel 39
De onderdirecteurs zijn bij den Adjunctdirecteur, ieder in het bijzonder verantwoordelijk voor de lootjes, welke meerder mogten uitgegeven, dan volgens de werkstaten zijn verdiend.

Artikel 40
Ieder ander geemployeerde, het zij wijkmeester, of zaalopziener, welke van een onderdirecteur loodjes tot uitbetaling heeft ontvangen, is aan den onderdirecteur verpligt dezelve door weekstaten te verzekeren, en voor de teveel betaalde verantwoordelijk.

Artikel 41
Om de in vorige art bedoelde verantwoordelijkheid, zal ieder ander geemployeerde, welke het opzigt over eenig werk heeft gehad, dus werkstaten opgemaakt en uitbetaling gedaan heeft, zijne werkstaten teekenen, en ieder onderdirecteur dezelve viseren.

Artikel 42
Indien de wijkmeesters, of de onderofficieren der zalen mogten bevonden worden, meerder arbeid te hebben opgegeven dan verrigt is, of meerder loons voor het verrigten te hebben uitbetaald dan het tarief bepaald, indien de onderdirecteur mogt bevonden worden eene abusieve werkstaat bekrachtigd te hebben, of indien eindelijk eenig onderofficier het totaal van zijn werkstaat niet met loodjes konde verantwoorden, zal het nadeel hieruit bij de Maatschappij te lijden, op de verdiensten van den schuldigen geemployeerden worden gekort.

Artikel 43
De loodjes door den Adjunct Directeur aan den Onder Directeur te verstrekken, zullen als kontant geld worden beschouwd; de eerste zal daarom met de onderdirecteuren daarvan een rekening courant houden.

Artikel 44
Ieder der zaalopzieners, zal een zeker door den Adjunct Directeur te bepalen getal kaartjes teekenen die door den onderdirecteur geviseerd bij den winkelier als contanten zullen gangbaar zijn, den onderdirecteur zal de blijkens de staat der verdiensten uitgegeven, oude nog voorhanden, tegen dat getal van tijd tot tijd vergelijken.

Artikel 45
Er zullen geene bijzondere voorschotten worden gedaan dan in zoodanige gevallen, waarin de Permanente Commissie bij bijzondere besluiten mogt autorisatie verleenen.


Algemene bepalingen

Artikel 1
De volgens art 18 door de zaalopzieners te ontvangene levensmiddelen, zullen door de Magazijnmeester op behoorlijke bons verstrekt worden, welke bons door den onderdirecteur moeten geviseerd zijn.

Artikel 2
De Magazijnmeester brengt de in het voorgaande art vermelde bons dadelijk in uitgaaf op zijn verantwoording van levensmiddelen, die maandelijks gesloten en door hem aan den onderdirecteur wordt ingegeven met overlegging dezer bons.

Artikel 3
Het bedrag der maandelijksch uit het Magazijn verstrekte levensmiddelen, moeten overeenstemmen  met dat, wat ten laste der menage gebragt is en alzoo dit bedrag ook maandelijks op de rekening worden in ontvangst genomen.

Artikel 4
Zoo dikwijls uit het magazijn van kleeding of huisraad en gereedschappen, nieuw aankomende huisgezinnen of weezen gekleed worden, geschiedt dat op eene behoorlijke nominative recepis genummert in het Memoreaal en grootboek van kleeding wordt overgebragt.
Bij het einde der maand worden de gezamenlijke gekleede huisgezinnen en weezen op eene specificatie gebragt, en door optelling, de totale uitgave, zoo der stuks goederen, als derzelver waarde, geconstateerd.

Artikel 5
Het bedrag der in het vorige artikel vermelde uitgave, wordt overgebragt op het grootboek binnen het gesticht voorgeschreven bij art 26 dezer instructie.

Artikel 6
Zoo dikwijls aan weezen kleeding etc wordt uitgegeven op verstrekking, word dat op bijzondere nominative recepsissen, aan de zaalopzieners mede afgegeven en deze recepsissen geboekt even zoo als zulks in art 4 omtrent de eerste mise voorgeschreven.

Artikel 7
De uitgaven op verstrekte kleeding in het vorige art bedoeld, worden gebragt in het onderdirecteursboek binnen het gesticht, respect verstrekte kleeding.

Artikel 8
Indien de winkelier eenige goederen mogt verlangen, om kontant te verkoopen, kan de uitgave uit het Magazijn tegen behoorlijk door hem geteekende recepis geschieden, blijvende hij voor deze goederen personeel verantwoordelijk, terwijl verder omtrent deze rekening ook toepasselijk is, het bepaalde betrekkelijk de winkelier in de vrije kolonien.

Artikel 9
De in het vorige art bedoelde goederen, komen almede in uitgaaf op de Magazijns verantwoording, en voor derzelver bedrag wordt de winkelier in het bijzonder gedebiteerd.

Aldus gearresteerd door de Perm Commissie, den 2 February 1824