Naar het overzicht
van Veenhuizense weeskinderen



Vaste bepalingen omtrent de kleeding en het huisraad

Op 22 januari 1824, een kleine maand voor de eerste weeskinderen in het eerste gesticht aankomen, neemt de permanente commissies dit besluit over kleding en huisraad. Zo weten we hoe de wezen gekleed waren. De vindplaats is Drents Archief, toegang 0186, invnr 962

De Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid,
verlangende vaste bepalingen te maken omtrent de kleeding en het huisraad, zoo wel voor de arbeidershuisgezinnen als voor de weezen in het Gesticht te Veenhuizen,
heeft besloten:

Artikel 1
De kleeding en huisraad voor de arbeidershuisgezinnen zullen dezelfde zijn als die voor de kolonisten behoudens de evenredigheid van het getal hoofden en met deze uitzondering: dat geene schoenen noch hoeden zullen worden verstrekt, maar dezelve met eigen verdiensten zullen kunnen worden aangekocht.

Artikel 2
De kleeding van de weezen zal bestaan

Voor de jongens, in:
Een pet
2 Bonte doeken
1 peijen buis en broek
2 Hemden
1 zwart linnen buis
1 zwart of grijs linnen broek
2 paar kousen
1 paar schoenen en
1 paar klompen

Voor meisjes
1 zwarte muts
1 witte dito
2 hemden
1 borstlap
1 baaijen onderrok
1 borstrok
1 bonte halsdoek
1 jak en rok
1 bont boezelaar
2 paren kousen
1 paar schoenen
1 paar klompen
1 grijs boezelaar

alles van dezelfde kwaliteit en maaksel als die van de gewone kolonisten.

Het huisraad voor de weezen zal bestaan in:
8 tafels
16 banken
8 houten eetbakken
en 4 lampen
per zaal van 80 kinderen.

Voorts per hoofd:
1 hangmat met wollen en noppen dekens, kussen en beddelaken.
1 kastje
1 vork
1 lepel
1 mes
1 bord en drinkschaal

Wijders nog per zaal, ten dienste van de keuken:
2 groote waschtobben
3 manden
2 emmers
2 tafels
1 schotelrak
2 groote houten roerspanen
2 opscheplepels
1 ijzeren vleeschvork
2 messen
2 vorken
2 lepels
6 borden en
1 lamp.

Artikel 3
Voor zoo verre de in art. 2 verm. objecten van huisraad niet afwijken van het geen aan de kolonisten verstrekt wordt, en niet in het Magazijn voorhanden zijn, wordt de Heer Directeur verzocht aan de Perm. Comm. eene opgave te doen van den prijs waarvoor dezelve kunnen worden aangemaakt of gekocht en uitgegeven.