Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN



De opstand van april 1840, deel 7: Weer een andere maatregel is om inspecteur Visser naar Veenhuizen te sturen vanwaar hij verslag doet.


Een van de maatregelen die de permanente commissie op 3 mei neemt, zie hier, is de inspecteur der koloniën Wouter Visser naar Veenhuizen sturen. Daar kwam hij net vandaan, maar goed, hij rept zich. Op 6 mei 1840 doet hij vanuit daar verslag aan Den Haag. Dit stuk bevindt zich bij de post van 13 mei 1840 N5, invnr 502,


Veenhuizen 2e Etablissement den 6e Meij 1840

Tengevolge besluit der Permanente Kommissie dd.2 dezer N2 houdende den last om mij onverwijld herwaarts te begeven, teneinde de verstoorde rust onder de bevolking te herstellen en te bevestigen, met volmagt tevens daartoe al datgene te doen, wat door mij nuttig en nodig zal worden geoordeelt, heb ik mij den 3e daaraanvolgende op reis begeven en ben den 4e des avonds om half vijf uren alhier aangekomen,- van mijn bevinding en verrigtingen heb ik de eer bij dezen te doen het navolgende

Verslag:

Dadelijk bij mijne aankomst aan dit Etablissement ontbood ik den Heer Kluvers om met hem voor eerst met weinige woorden den staat der zaken te vernemen en bekwam het getuigenis, dat alles tot de gewenschte orde, rust en ondergeschiktheid was teruggekeert:

hiermede aanvankelijk tevreden begaf ik mij onmidlijk in de zalen en vond daar zoveel mogelijk deze getuigenis bevestigt, ook den kapitein Thonhauser wien ik inmiddels verzogt had bij mij te komen, gaf mij zoveel zijn WelEdGestr. aanging dezelfde verklaring;

daarna het volk van den arbeid in het Gesticht ziende terugkeren, ontving ik voor mij zelven opnieuw de geruststellende verzekering en besloot nu dien avond het daarbij te laten, temeer, omdat zoals ik nader de eer zal hebben te rapporteren er eene gewapende wacht van zes Veteranen, boven de gewone veldwagters in dienst was gestelt.

Den 5e des morgens verlangde ik van den Heer Kluvers een zoo juist mogelijk verhaal van het gebeurde na mijn vertrek van dit Etablissement op woensdag den 22e April tot op den 4e Meij, en zulks in bijzijn van den Adjunkt-Direkteur Drijber en kapitein Thonhauser zijnde laatstgenoemde van zeer nabij, de andere, zoo door geloofwaardige getuigenissen, als hetgeen hij zelven gehoort en gezien heeft, ook genoegzaam met den gehelen loop der zaak bekent: welk verhaal door mij in tegenwoordigheid van die Heren is opgeschreven en nagenoeg woordelijk hier volgt:

Woensdag den 22e April is het volk op de bepaalde tijd en geregelt uit het Gesticht naar het land en de fabriek gegaan en teruggekomen zonder eenige disorder; alleen op het land ging het traag, er scheen eenige ontevredenheid te heersen, doch niemand weigerde te werken, op de bepaalde aanmaning.

Donderdag en vrijdag den 23e en 24e April als voren. Intusschen zijn twee personen met name van Ter Horst en Schenk in arrest gestelt, de eerste, omdat hij de Geneesheer Hodenpijl in de uitvoering zijner functien beledigde en zelfs een slag had toegebragt toen deze hem naar de ziekenzaal wilde zenden omdat hij zere ogen had;- de tweede omdat hij de schijn aannam van te willen deserteren en beiden waren bovendien bekend als tot de voornaamste sprekers (om het woord oproermakers niet te gebruiken) in de zalen te behoren.

Zaterdag den 25e April. Ten aanzien van de algemeene geest onder het volk als voren, doch de persoon van Hendrik Hoffelink bijgenaamd Trompet gaf afzonderlijk tekenen van insubordinatie en bedreigingen van grote wanordes, zodra de bevolking van het land terug zoude zijn gekomen, waarop de Directie besloot hem op hetzelfde ogenblijk te arresteren niet alleen, maar hem dadelijk naar de Ommerschans te transporteren, daar deze bekent was geworden als de voornaamste aanstoker en opperhoofd van het complot, zo dit al bestaan heeft en werkelijk bestaan moet hebben volgens zijn eigen verhaal aan zijne geleiders naar de Ommerschans gedaan.

Volgens zijn gezegdes dan zoude men het plan hebben of gehad hebben de Directie te vermoorden, de voor- en achterpoort te vermeesteren, het Gesticht in brand te steken, de huizen der Directie te plunderen en zich daarna te verwijderen.

Zondag den 26e April. De Directie overwegende dat de Kolonist de Jong (Israeliet) en Litslaar voor de rust in het Gesticht gevaarlijk was als hebbende zich op onderscheidene tijden op de voorgrond geplaatst, besloten deze beiden te arresteren en almede naar de Ommerschans terug te plaatsen.

Nadat deze werkelijk in de Provoost waren gebragt begonnen eenigen omstreeks twintig man uit de zalen van den zaalopziener Schagen (Rooms-Katholieken) zich te vertonen en de vrijheid of mede loslating van Litslaar te eisen en gingen tot dat einde in de andere zalen, doch vonden daar geenen de minste aanhang,
integendeel werden zij door de bewoners der zalen van der Waal alwaar aanvankelijk het brood was genomen, met verachting afgewezen, zo ook in den zalen van den opziener Visser, daarop begaven zij zich bij de Directie en spraken bepaaldelijk met den Onderdirecteur en Kapitein Thonhauser, doch ook hier een kort en afwijzend antwoord bekomende, gingen zij terug en hiermede liep ook deze zaak teneinde.

Maandag den 27e April zijn de vier arrestanten Ter Horst, Schenk, De Jong en Lutsler (Hoffelink was reeds zaterdag vertrokken) naar de Ommerschans getransporteerd.

Dinsdag, woensdag en donderdag den 28e, 29e en 30e April hoegenaamd niets gepasseert, dat eenige melding verdient, anders dan dat de goede orde of goeden geest onder de bevolking zich al meer en meer scheen te bevestigen.

Vrijdag den 1e Meij niets gebeurt, alleen verspreide zich het gerucht dat bij de aanstaande komst van een transport uit de Ommerschans dat des avonds omstreeks zeven uren gewagt werd, en terwijl de Joden naar de kerk moesten, er wederom eene opschudding zoude plaats hebben, daar echter niets van gezien of bemerkt is.

Zaterdag, zondag en maandag den 2e, 3e en 4e Meij is wederom niets voorgevallen dat naar eenige wanorde gelijkt, alles is rustig en gaat zijnen gewonen gang.

Dingsdag den 5e Meij ben ik des avonds zelven in het Etablissement tegenwoordig geweest, vond alles in de volmaakste orde, waarvan nader verslag volgt.

Vooraf echter wil ik nog overgaan tot de vermelding van hetgeen door de Directie gedurende die dagen is verrigt geworden.

Gedurende de dagen van den 22e April tot en met den 4e Meij ingesloten zijn boven en behalven de genoemde arrestatien de navolgende voorzorgen tegen de hervatting der onlusten en om die desnoods met geweld te keren genomen.

1e. woensdag den 22e April des avonds is eene gewapende militaire wacht van tien man in dienst gesteld, die echter des morgens na het uittrekken der bevolking weder weerd ingetrokken.

2e. donderdag den 23e April hetzelfde als boven;

3e. vrijdag den 24e April heeft men goedgevonden dIe wacht te verminderen op zes man en is daarmede voortgegaan tot op vrijdag den 1e Meij als wanneer de Direktie ten gevolge van de verspreide gerugten en het verwagt wordende transport van de Ommerschans het nodig oordeelde, 24 man onder de wapenen te brengen, die echter zints Zaterdagmorgens tot op het gewone getal van zes zijn vermindert.

Boven en behalve de manschappen welke in dadelijke dienst waren, was aan het 3e zowel als aan het 2e Etablissement een piket van 10 man gecommandeert,om op het eerste teeken onder de wapenen te komen.

Eindelijk verhaalde mij de Heer Kluvers dat op Vrijdag den 1e Meij de Gouverneur van de Provincie aan het Etablissement is geweest, met de Direktie de zalen etc. heeft bezogt, het brood gezien en geproeft en verder eenige informatien heeft genomen, waaromtrent Zijne Excel. zeer tevreden scheen, terwijl Zijn Hoog EdGestr. aan de Direktie te kennen gaf, van ingeval van nood en na het aanwenden van andere gepaste middelen casu quo geweld te gebruiken, zelf door gebruik te maken van vuurwapenen, dit laatste verspreide de Gouverneur zelve in de zalen en ten aanhoren der Kolonisten. Tot zoverre hetgeen ik van den Adjunct-Directeur heb vernomen.

Den 5e mei heb ik des morgens toen de bevolking naar den arbeid was, in den eersten plaats de zalen bezogt, met oogmerk om in persoon hetzij door gesprekken met koks of kamerwagts ofwel ander Kolonisten de geest der bevolking te leren kennen, en had het genoegen van niets te horen of zien, wat naar eenige wanorde, zelfontevredenheid, geleek;

mij kwam daarbij in de gedachten om al de kastjes te visiteren, teneinde te vernemen of er ook nog brood, van hetgeen de Kolonisten des morgens ontvangen hadden, voorhanden was, en vond boven mijne verwagting in verreweg het grootste gedeelte, de gehele portie of ½ Nederlandse pond, in velen bovendien nog een ander stuk, in enkelden iets minder dan ½ ll en slegts zeer weinigen waarin geen brood voorhanden was, terwijl bovendien in onderscheidenen gevonden werd, hetzij een stukje kaas, spek of een pekelharing en diergelijken.

Nog vond ik een kastje bijna vol met ongekookte aardappelen, de bezitter van hetzelve deed ik op hetzelfde ogenblik in arrest stellen, met last aan den Onderdirecteur de zaak voor den gewonen Raad te brengen.

Het middageten bestond dezen dag uit aardappelen met spek, dat uitgebraden en zo onder aardappelen vermengt daaraan een goede smaak gaf, wordende de portien dan ook door de Kolonisten zelven zeer goed genoemd: tegen het middaguur zag ik de Kolonisten in geregelde orde van den arbeid komen, en om 12 uren na het gewone teeken het middagmaal gebruiken, waarbij de bekende orde en stilte heerschte, onder het lezen van een gedeelte der Heilige Schrift, voorafgegaan door een kort gebed als gewoonlijk, al weder zonder eenige klagten of gemor, hetzij direct of indirect te bespeuren.

Ten een uur was het gewoon appel gehouden, waarna de Kolonisten in behoorlijke orde door de opzieners geleid, naar het werk gingen, eerste de mannen en daarna de vrouwen; eindelijk heb ik hun op het land en in de Fabriekzalen bezogt, alweder met de zelfde gevolgen en gewaarwordingen.

Hoewel nu blijkens al het bovenstaande de order, ondergeschiktheid en rust onder de bevolking van dit Etablissement volkomen schijnt te zijn herstelt, heb ik het nodig geoordeelt tot bevestiging van een en ander de volgende voorzigtigheidsmaatregelen te moeten nemen:

1e. Eene vaste wacht van acht gewapende Veteranen aan te stellen met behoud van piketten in reserve, ook bij het 3e Etablissement, tot welk active manschappen geene anderen zullen mogen worden gecommandeert, dan de zodanigen, die volkomen zo door jaren als ligchaamskragten en gedrag tot dezen dienst bekwaam en geschikt zijn geoordeelt,
en aangezien door het gering getal der zodanigen onder de Veteranen, een veel zwaarder dienst van hun zal worden gevordert, dan waartoe zij verpligt zijn, behalven nog andere consideratien, heb ik bepaalt, dat aan hun voor iedere 24 uren in dezen buitengewoonen dienst zal worden betaald veertig centen per hoofd, in uitgaaf te stellen op het respect verschillende arbeid;

2e. De zaalopziener Schagen die den 4e dezer met een verlof voor tien dagen na Maastricht is vertrokken, ook bij zijne terugkomst buiten dienst te stellen en in zijn plaats te benoemen den Veteraan der Artillerie Hartman van de RK godsdienst, naar alle berigten zo van de Direktie als kapitein Thonhauser en mijn eigen oordeel volkomen voor dien post berekent.
De zaalopziener Schagen is naar het algemeen gevoelen der Directie van dat Etablissement en ander personen, ontrouw en zelfs verdagt gehouden van het kwaad te hebben bevordert en hoewel mij dat door geene overtuigende bewijzen is gebleken waarheid te zijn, zouden dezelve gevoegt bij ander daarmede in verband staande omstandigheden voor mijn eigen gevoel voldoende geweest zijn, om tot dien maatregel te besluiten, doch bovendien scheen hij bij het gebeurde van zondag den 26e Meij niets te hebben gedaan om de kleine opschudding waarvan vroeger melding is gemaakt, voor te komen en te stuiten.

Mogt de Permanente Kommissie door bijzondere consideratien ook om de talrijkheid zijner famille de goedheid hebben, hem in den dienst der Maatschappij te behouden, dan toch zal het nodig zijn hem uit het 2e Etablissement, zo niet van Veenhuizen, te verwijderen.

Overigens is het mij niet voorgekomen dat een of meerdere der ondergeschikte ambtenaren zich aan pligtsverzuim hebben schuldig gemaakt, zodat ik geene reden gevonden heb om meerder geëmployeerden in hunnen betrekkingen te schorsen of te verplaatsen.

De Heer Adjunct-Directeur Hulst is gisteravond aan het 2e Etablissement aangekomen en zal heden de Directie van het Gesticht op zich nemen.

Tenslotte acht ik het niet onnodig de Permanente Kommissie te berigten dat ik gisteravond een belangrijk onderhoud met den Heer Bruins, RK pastoor alhier, heb gehad, dat aanvankelijk minder eensgezind was, doch geheel naar mijn genoegen is geeindigt,
indien de beloftes van Zijne Eerwaarde zodanig worden nagekomen, als dit van een man van zijnen stand moet worden verwagt, zal de Directie in hem en zijnen Kapellaan ijverige bevorderaars der rust en ondergeschiktheid der bevolking vinden.

Ik vleije mij dat de Permanente Kommissie met genoegen uit dit verslag den tegenwoordigen stand der zaken zal hebben vernomen en met mij van oordeel zijn, dat na het gebeurde op den 20e en 21e April de vrees der Directie van dit Etablissement voor verdere wanordes ongegrond, tenminste overdreven is geweest en vooral, dat voor het tegenwoordige er geen schijn van gevaar is overgebleven, en ook alzo verder van gevoelen zijn, dat mijn langer verblijf alhier onnodig geworden is.

Des niettegenstaande zal ik nog morgen den 7e hier vertoeven en den 8e de terugreis over Fredriksoord aannemen, alwaar ik den Heere Directeur der Kolonien hoop aan te treffen en voorts om zondag in ’s-Hage terug te zijn.

De Inspecteur der Kolonien,
Visser


Over dit 'Paasoproer' wordt verhaald in De strafkolonie pagina 208-219. Eerder heb ik het als feuilleton geplaatst op Vele Handen, bereikbaar via deze pagina de nummers 58a tot en met 59f. De op deze pagina's geplaatste stukken bestaan uit:



deel 1: de eerste berichten

deel 2: het verslag door inspecteur Visser

deel 3: de omgeving in rep en roer

deel 4: veteranen zijn er klaar voor

deel 5: maatregelen permanente commissie

deel 6: C. Hulst neemt tijdelijk het beheer over

deel 7: zie boven

deel 8: adjunct-directeur Kluvers vreest ontslag

deel 9: dreigend ontslag zaalopziener Schaghen

tot slot: de afloop