Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN
Veenhuizen 2e Etablissement den 6e Meij 1840
Tengevolge besluit der Permanente Kommissie dd.2 dezer N2 houdende
den last om mij onverwijld herwaarts te begeven, teneinde de
verstoorde rust onder de bevolking te herstellen en te bevestigen,
met volmagt tevens daartoe al datgene te doen, wat door mij nuttig
en nodig zal worden geoordeelt, heb ik mij den 3e daaraanvolgende
op reis begeven en ben den 4e des avonds om half vijf uren alhier
aangekomen,- van mijn bevinding en verrigtingen heb ik de eer bij
dezen te doen het navolgende
Dadelijk bij mijne aankomst aan dit Etablissement ontbood ik den
Heer Kluvers om met hem voor eerst met weinige woorden den
staat der zaken te vernemen en bekwam het getuigenis, dat alles
tot de gewenschte orde, rust en ondergeschiktheid was
teruggekeert:
hiermede aanvankelijk tevreden begaf ik mij onmidlijk in de zalen
en vond daar zoveel mogelijk deze getuigenis bevestigt, ook den
kapitein Thonhauser wien ik inmiddels verzogt had bij mij
te komen, gaf mij zoveel zijn WelEdGestr. aanging dezelfde
verklaring;
daarna het volk van den arbeid in het Gesticht ziende terugkeren,
ontving ik voor mij zelven opnieuw de geruststellende verzekering
en besloot nu dien avond het daarbij te laten, temeer, omdat zoals
ik nader de eer zal hebben te rapporteren er eene gewapende wacht
van zes Veteranen, boven de gewone veldwagters in dienst was
gestelt.
Den 5e des morgens verlangde ik van den Heer Kluvers een
zoo juist mogelijk verhaal van het gebeurde na mijn vertrek van
dit Etablissement op woensdag den 22e April tot op den 4e Meij, en
zulks in bijzijn van den Adjunkt-Direkteur Drijber en
kapitein Thonhauser zijnde laatstgenoemde van zeer nabij,
de andere, zoo door geloofwaardige getuigenissen, als hetgeen hij
zelven gehoort en gezien heeft, ook genoegzaam met den gehelen
loop der zaak bekent: welk verhaal door mij in tegenwoordigheid
van die Heren is opgeschreven en nagenoeg woordelijk hier volgt:
Woensdag den 22e April is het volk op de bepaalde tijd en
geregelt uit het Gesticht naar het land en de fabriek gegaan en
teruggekomen zonder eenige disorder; alleen op het land ging het
traag, er scheen eenige ontevredenheid te heersen, doch niemand
weigerde te werken, op de bepaalde aanmaning.
Donderdag en vrijdag den 23e en 24e April als voren.
Intusschen zijn twee personen met name van Ter Horst en Schenk
in arrest gestelt, de eerste, omdat hij de Geneesheer Hodenpijl
in de uitvoering zijner functien beledigde en zelfs een slag had
toegebragt toen deze hem naar de ziekenzaal wilde zenden omdat hij
zere ogen had;- de tweede omdat hij de schijn aannam van te willen
deserteren en beiden waren bovendien bekend als tot de voornaamste
sprekers (om het woord oproermakers niet te gebruiken) in de zalen
te behoren.
Zaterdag den 25e April. Ten aanzien van de algemeene geest
onder het volk als voren, doch de persoon van Hendrik
Hoffelink bijgenaamd Trompet gaf afzonderlijk
tekenen van insubordinatie en bedreigingen van grote wanordes,
zodra de bevolking van het land terug zoude zijn gekomen, waarop
de Directie besloot hem op hetzelfde ogenblijk te arresteren niet
alleen, maar hem dadelijk naar de Ommerschans te
transporteren, daar deze bekent was geworden als de voornaamste
aanstoker en opperhoofd van het complot, zo dit al bestaan heeft
en werkelijk bestaan moet hebben volgens zijn eigen verhaal aan
zijne geleiders naar de Ommerschans gedaan.
Volgens zijn gezegdes dan zoude men het plan hebben of gehad
hebben de Directie te vermoorden, de voor- en achterpoort te
vermeesteren, het Gesticht in brand te steken, de huizen der
Directie te plunderen en zich daarna te verwijderen.
Zondag den 26e April. De Directie overwegende dat de
Kolonist de Jong (Israeliet) en Litslaar voor de
rust in het Gesticht gevaarlijk was als hebbende zich op
onderscheidene tijden op de voorgrond geplaatst, besloten deze
beiden te arresteren en almede naar de Ommerschans terug
te plaatsen.
Nadat deze werkelijk in de Provoost waren gebragt begonnen eenigen
omstreeks twintig man uit de zalen van den zaalopziener Schagen
(Rooms-Katholieken) zich te vertonen en de vrijheid of mede
loslating van Litslaar te eisen en gingen tot dat einde in
de andere zalen, doch vonden daar geenen de minste aanhang,
integendeel werden zij door de bewoners der zalen van der Waal
alwaar aanvankelijk het brood was genomen, met verachting
afgewezen, zo ook in den zalen van den opziener Visser,
daarop begaven zij zich bij de Directie en spraken bepaaldelijk
met den Onderdirecteur en Kapitein Thonhauser, doch ook
hier een kort en afwijzend antwoord bekomende, gingen zij terug en
hiermede liep ook deze zaak teneinde.
Maandag den 27e April zijn de vier arrestanten Ter
Horst, Schenk, De Jong en Lutsler (Hoffelink
was reeds zaterdag vertrokken) naar de Ommerschans
getransporteerd.
Dinsdag, woensdag en donderdag den 28e, 29e en 30e April
hoegenaamd niets gepasseert, dat eenige melding verdient, anders
dan dat de goede orde of goeden geest onder de bevolking zich al
meer en meer scheen te bevestigen.
Vrijdag den 1e Meij niets gebeurt, alleen verspreide zich
het gerucht dat bij de aanstaande komst van een transport uit de Ommerschans
dat des avonds omstreeks zeven uren gewagt werd, en terwijl de
Joden naar de kerk moesten, er wederom eene opschudding zoude
plaats hebben, daar echter niets van gezien of bemerkt is.
Zaterdag, zondag en maandag den 2e, 3e en 4e Meij is
wederom niets voorgevallen dat naar eenige wanorde gelijkt, alles
is rustig en gaat zijnen gewonen gang.
Dingsdag den 5e Meij ben ik des avonds zelven in het
Etablissement tegenwoordig geweest, vond alles in de volmaakste
orde, waarvan nader verslag volgt.
Vooraf echter wil ik nog overgaan tot de vermelding van hetgeen
door de Directie gedurende die dagen is verrigt geworden.
Gedurende de dagen van den 22e April tot en met den 4e Meij
ingesloten zijn boven en behalven de genoemde arrestatien de
navolgende voorzorgen tegen de hervatting der onlusten en om die
desnoods met geweld te keren genomen.
1e. woensdag den 22e April des avonds is eene gewapende
militaire wacht van tien man in dienst gesteld, die echter des
morgens na het uittrekken der bevolking weder weerd ingetrokken.
2e. donderdag den 23e April hetzelfde als boven;
3e. vrijdag den 24e April heeft men goedgevonden dIe wacht
te verminderen op zes man en is daarmede voortgegaan tot op vrijdag
den 1e Meij als wanneer de Direktie ten gevolge van de
verspreide gerugten en het verwagt wordende transport van de
Ommerschans het nodig oordeelde, 24 man onder de wapenen te
brengen, die echter zints Zaterdagmorgens tot op het gewone getal
van zes zijn vermindert.
Boven en behalve de manschappen welke in dadelijke dienst waren,
was aan het 3e zowel als aan het 2e Etablissement een piket van 10
man gecommandeert,om op het eerste teeken onder de wapenen te
komen.
Eindelijk verhaalde mij de Heer Kluvers dat op Vrijdag den
1e Meij de Gouverneur van de Provincie aan het Etablissement is
geweest, met de Direktie de zalen etc. heeft bezogt, het brood
gezien en geproeft en verder eenige informatien heeft genomen,
waaromtrent Zijne Excel. zeer tevreden scheen, terwijl Zijn Hoog
EdGestr. aan de Direktie te kennen gaf, van ingeval van nood en na
het aanwenden van andere gepaste middelen casu quo geweld te
gebruiken, zelf door gebruik te maken van vuurwapenen, dit laatste
verspreide de Gouverneur zelve in de zalen en ten aanhoren der
Kolonisten. Tot zoverre hetgeen ik van den Adjunct-Directeur heb
vernomen.
Den 5e mei heb ik des morgens toen de bevolking naar den
arbeid was, in den eersten plaats de zalen bezogt, met oogmerk om
in persoon hetzij door gesprekken met koks of kamerwagts ofwel
ander Kolonisten de geest der bevolking te leren kennen, en had
het genoegen van niets te horen of zien, wat naar eenige wanorde,
zelfontevredenheid, geleek;
mij kwam daarbij in de gedachten om al de kastjes te visiteren,
teneinde te vernemen of er ook nog brood, van hetgeen de
Kolonisten des morgens ontvangen hadden, voorhanden was, en vond
boven mijne verwagting in verreweg het grootste gedeelte, de
gehele portie of ½ Nederlandse pond, in velen bovendien nog een
ander stuk, in enkelden iets minder dan ½ ll en slegts zeer
weinigen waarin geen brood voorhanden was, terwijl bovendien in
onderscheidenen gevonden werd, hetzij een stukje kaas, spek of een
pekelharing en diergelijken.
Nog vond ik een kastje bijna vol met ongekookte aardappelen, de
bezitter van hetzelve deed ik op hetzelfde ogenblik in arrest
stellen, met last aan den Onderdirecteur de zaak voor den gewonen
Raad te brengen.
Het middageten bestond dezen dag uit aardappelen met spek, dat
uitgebraden en zo onder aardappelen vermengt daaraan een goede
smaak gaf, wordende de portien dan ook door de Kolonisten zelven
zeer goed genoemd: tegen het middaguur zag ik de Kolonisten in
geregelde orde van den arbeid komen, en om 12 uren na het gewone
teeken het middagmaal gebruiken, waarbij de bekende orde en stilte
heerschte, onder het lezen van een gedeelte der Heilige Schrift,
voorafgegaan door een kort gebed als gewoonlijk, al weder zonder
eenige klagten of gemor, hetzij direct of indirect te bespeuren.
Ten een uur was het gewoon appel gehouden, waarna de Kolonisten in
behoorlijke orde door de opzieners geleid, naar het werk gingen,
eerste de mannen en daarna de vrouwen; eindelijk heb ik hun op het
land en in de Fabriekzalen bezogt, alweder met de zelfde gevolgen
en gewaarwordingen.
Hoewel nu blijkens al het bovenstaande de order, ondergeschiktheid
en rust onder de bevolking van dit Etablissement volkomen schijnt
te zijn herstelt, heb ik het nodig geoordeelt tot bevestiging van
een en ander de volgende voorzigtigheidsmaatregelen te moeten
nemen:
1e. Eene vaste wacht van acht gewapende Veteranen aan te
stellen met behoud van piketten in reserve, ook bij het 3e
Etablissement, tot welk active manschappen geene anderen zullen
mogen worden gecommandeert, dan de zodanigen, die volkomen zo door
jaren als ligchaamskragten en gedrag tot dezen dienst bekwaam en
geschikt zijn geoordeelt,
en aangezien door het gering getal der zodanigen onder de
Veteranen, een veel zwaarder dienst van hun zal worden gevordert,
dan waartoe zij verpligt zijn, behalven nog andere consideratien,
heb ik bepaalt, dat aan hun voor iedere 24 uren in dezen
buitengewoonen dienst zal worden betaald veertig centen per hoofd,
in uitgaaf te stellen op het respect verschillende arbeid;
2e. De zaalopziener Schagen die den 4e dezer met
een verlof voor tien dagen na Maastricht is vertrokken, ook bij
zijne terugkomst buiten dienst te stellen en in zijn plaats te
benoemen den Veteraan der Artillerie Hartman van de RK
godsdienst, naar alle berigten zo van de Direktie als kapitein Thonhauser
en mijn eigen oordeel volkomen voor dien post berekent.
De zaalopziener Schagen is naar het algemeen gevoelen der
Directie van dat Etablissement en ander personen, ontrouw en zelfs
verdagt gehouden van het kwaad te hebben bevordert en hoewel mij
dat door geene overtuigende bewijzen is gebleken waarheid te zijn,
zouden dezelve gevoegt bij ander daarmede in verband staande
omstandigheden voor mijn eigen gevoel voldoende geweest zijn, om
tot dien maatregel te besluiten, doch bovendien scheen hij bij het
gebeurde van zondag den 26e Meij niets te hebben gedaan om de
kleine opschudding waarvan vroeger melding is gemaakt, voor te
komen en te stuiten.
Mogt de Permanente Kommissie door bijzondere consideratien ook om
de talrijkheid zijner famille de goedheid hebben, hem in den
dienst der Maatschappij te behouden, dan toch zal het nodig zijn
hem uit het 2e Etablissement, zo niet van Veenhuizen, te
verwijderen.
Overigens is het mij niet voorgekomen dat een of meerdere der
ondergeschikte ambtenaren zich aan pligtsverzuim hebben schuldig
gemaakt, zodat ik geene reden gevonden heb om meerder
geëmployeerden in hunnen betrekkingen te schorsen of te
verplaatsen.
De Heer Adjunct-Directeur Hulst is gisteravond aan het 2e
Etablissement aangekomen en zal heden de Directie van het Gesticht
op zich nemen.
Tenslotte acht ik het niet onnodig de Permanente Kommissie te
berigten dat ik gisteravond een belangrijk onderhoud met den Heer
Bruins, RK pastoor alhier, heb gehad, dat aanvankelijk
minder eensgezind was, doch geheel naar mijn genoegen is
geeindigt,
indien de beloftes van Zijne Eerwaarde zodanig worden nagekomen,
als dit van een man van zijnen stand moet worden verwagt, zal de
Directie in hem en zijnen Kapellaan ijverige bevorderaars der rust
en ondergeschiktheid der bevolking vinden.
Ik vleije mij dat de Permanente Kommissie met genoegen uit dit
verslag den tegenwoordigen stand der zaken zal hebben vernomen en
met mij van oordeel zijn, dat na het gebeurde op den 20e en 21e
April de vrees der Directie van dit Etablissement voor verdere
wanordes ongegrond, tenminste overdreven is geweest en vooral, dat
voor het tegenwoordige er geen schijn van gevaar is overgebleven,
en ook alzo verder van gevoelen zijn, dat mijn langer verblijf
alhier onnodig geworden is.
Des niettegenstaande zal ik nog morgen den 7e hier vertoeven en
den 8e de terugreis over Fredriksoord aannemen, alwaar ik den
Heere Directeur der Kolonien hoop aan te treffen en voorts om
zondag in ’s-Hage terug te zijn.
De Inspecteur der Kolonien,
Visser
Over dit 'Paasoproer' wordt verhaald in De
strafkolonie pagina 208-219. Eerder heb ik het als
feuilleton geplaatst op Vele Handen, bereikbaar via deze pagina de
nummers 58a tot en met 59f. De op deze pagina's geplaatste stukken
bestaan uit:
deel 1: de eerste berichten | |
deel 2: het verslag door inspecteur Visser | |
deel 3: de omgeving in rep en roer | |
deel 4: veteranen zijn er klaar voor | |
deel 5: maatregelen permanente commissie | |
deel 6: C. Hulst neemt tijdelijk het beheer over | |
deel 7: zie boven | |
deel 8: adjunct-directeur Kluvers vreest ontslag | |
deel 9: dreigend ontslag zaalopziener Schaghen | |
tot slot: de afloop |