Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN
Kopij L:A
No 1
Westervelde den 25 April 1840
Ik acht het van mijnen pligt het volgende ter kennis van UHEdG te
brenben.
Reeds sedert eenige dagen hadden wij in onze Gemeente
verontrustende berigten over wanorden miskenning van discipline en
zelfs pogingen tot oproer welke plaats zouden hebben in het 2e
Gesticht der Maatschappij van weldadigheid te veenhuijzen
Gemeente Norg alwaar ruim duizend bedelaars en bedelaressen
bewaard worden.-
De inrigtingen in dat gesticht zijn van zoodanigen aard, dat de
Maatschappij gewoon is, met eigen aangestelde veldwachters en
desnoods met behulp van het Corps Veteranen in de kolonien
besteed, de Policie uitoefenen en rust bewaren.-
Ik schrijf het daar aan toe dat ik tot nog toe geen officieel
berigt wegens voorschrevene wandaden heb ontvangen, en de hulp van
de burgerlijke Policie niet is ingeroepen.
De geheele Gemeente Norg en zelfs de omliggende Gemeenten hebben
echter te veel belang bij de bewaring van rust onder een duizend
tal bedelaars dan dat wij niet intijds op onze hoede zouden zijn
tegen het geval, dat de binnenbevolking van bedelaars aan het 2de
Gesticht geheel meester wordende en hunne vrijheid verkrijgende,
zich rondom verspreiden en zich bij de plattenlands bewoners
mogelijk overgeven tot baldadigheden of misdragingen.
Ik heb daarom de eer het bovenstaande voorloopig ter kennisse van
De UedG te brengen.-
Ik zal zelve nader de toestand van het 2de Gesticht laten onder
zoeken en zoude dan in het geval kunnen komen de hulp der
Provinciale overheid te moeten inroepen.
De Burgemeester van Norg
/get/ H.H. van Lier
voor kopij Conform
De Griffier der Staten van Drenthe
Kopij L:B
No 24
Assen den 25 April 1840
Zoo op het oog ben ik onderrigt, dat sedert eenige dagen in de
Gemeente Norg zich verontrustende geruchten hebben verspreid over
wanorden, miskenning van discipliene en zelfs pogingen tot oproer
welke plaats zouden hebben onder de bedelaars aan het tweede
Gesticht der Maatschappij van weldadigheid te Veenhuijzen die
aldaar ten getale van ruim duizend bewaard worden.-
Ik haaste mij dienvolgens UwEd te verzoeken mij met de expresse
die deze overbrengt, te willen informeren of en in hoeverre deze
geruchten gegrond zijn en welke wanorden of oproerigheden onder de
bedlaars in het gemelde gesticht hebben plaats gehad of nog plaats
vinden, terwijl ik daarbij in het bijzonder ook wensch te worden
onderrigt of UwEd van gevoelen is, dat door de in de gestichten
aanwezige veldwachters en met behulp van het Corps Veteranen de
rust voldoende zoude kunnen gehandhaafd worden.
Dan wel of het noodig zoude kunnen zijn dat daartoe de
adsistentie der Militaire magt werdt ingeroepen, ten einde in dit
laatste geval door mijn in tijde de vereischte orders zouden
kunnen worden gegeven aan den Heer Provincialen Commandant te
Groningen tot de afzending van een detachement Militairen van daar
naar veenhuijzen.
Uit hoofde van den spoed welke deze zaak wellicht kan vorderen
heb ik gemeend, tot voorkoming van tijd verlies in dit bijzonder
geval mij onmiddelijk aan UwEd te moeten adresseren en
niet aan den Directeur te Frederiksoord.
De Gouverneur der Provincie Drenthe
/get/ van Rechteren
voor kopij Conform
De Griffier der Staten van Drenthe
LaC
Veenhuizen, 25 April 1840
Nr154
Op Uwe Excellenties missieve van heden, no 24, heb ik de eer
onderdanigst te berigten, dat er op Maandag avond, in één der
Zalen van de mannelijke bevolking, onbehoorlijkheden zijn
voorgevallen door namelijk op eigen gezag, zich meester te maken
van het brood, dat in de keuken was geborgen, om op den volgenden
morgen uit te geven;
dat Dingsdag morgen de gezamentlijke bevolking weigerden na het
werk te gaan, zoo hun allen niet op nieuw ieder weder 5 oncen
brood wierd gegeven;
men bragt hun de onbillijkheid hunner eischen, onder het oog, en
vermaande hun tot gehoorzaamheid, maar goede raad en ernstiger
toespraak vond geen ingang, zoo dat ik mij eindelijk gedrongen
gevoelde, aan hunne eischen te voldoen, om daardoor meerdere
ongeregeldheden voor te komen en ook aanstonds was toen de rust
hersteld en ieder ging geregeld naar zijn werk
Heden morgen veroorloofde zich wederom een kolonist, die men als
de voornaamste aanlegger beschouwde, eenige ongeoorloofde
uitdrukkingen bij gelegenheid dat een ander gearresteerd wierd,
wegens momentele belediging den geneesheer aangedaan van te
zeggen, hij zoude zich maar laten opsluiten, zoo dra de bevolking
van het Land terug was, zoude hij hem wel weder terug halen, op
die gezegdens heeft men die kolonist ook dadelijk gearresteerd en
direct onder goed geleide naar de ommerschans gezonden, zoo dat
hij vertrokken was vóór dat de bevolking van hun werk waren terug
gekeerd; de rust is daar door dan ook niet verder gestoord
geworden.
De Veteranen alhier gevestigd, bestaande in ruim 100 weerbare
mannen, zijn allen behoorlijk van geweer en wapenen voorzien
benevens ook van scherpe patroonen; deze mannen staan op de eerste
wenk gereed, en bij onverhoopte hervatting van ongeregeldheden
zoo, dat het tot geheele miskenning van gezag oversloeg, zoude men
daarmede onder aanvoering van derzelver Commandant den Heer
Kapitein Thonhauser, het geweld met geweld wel kunnen keeren en
volkomen bedwingen.
Ik ben daarom zoo vrij te verzoeken, om te mogen geïnformeerd
worden, of bijaldien eens onverhoopt door zulk een miskenning van
gezag als waardoor persoon en goederen in gevaar kwamen men als
dan van de Vuurwapenen zoude gebruik kunnen maken, omdat ook alle
Veteranen nog werkelijk in actieven Dienst zijn en aan hun de
scherpe patroonen als ook de vuursteenen vanwege het Gouvernement
zijn verstrekt om er gebruik van te kunnen maken.
De Adjunct Directeur
(Geteekend) J.Kluver
voor kopie Conform
De Griffier der Staten van Drenthe
W H Hofstede
La E.
Kopie
Westervelde, den 26 April 1840
Als vervolg op mijne missieve van gisteren betrekkelijk de
wanörden onder de Bedelaars Colonisten in het 2e Gesticht der
Maatschappij van Weldadigheid heerschende heb ik de eer te
berigten, dat ik den toestand van het Bedelaars Gesticht nader heb
doen onderzoeken, en rapporten heb gevraagd van den adjunct
Directeur van het bedoelde Gesticht en van den Commandant der
Veteranen aldaar, speciaal omtrent de vraag of die Heeren
vermeenden met hunne Koloniale Veldwachters en de gewapende magt
onder hun bereik in staat te zijn de Bedelaarsbevolking aldaar
meester te blijven, en te beletten dat hetzelve zich en masse over
de naburige bevolking verspreide.
Ik heb van beide die Heeren geruststellende berigten ontvangen.
De Heer Adjunct Directeur had een gunstig oogenblik te baat
genomen en den ergsten opstokerdoen transporteren naar de
Ommerschans, en zoude op morgen nog vier der belhamels doen
wegbrengen. De Heer kapitein meende dat, wanneer ZUeDGe geweld met
geweld mogte keeren, hij dan met de Veteranen wel baas zoude
kunnen blijven.
Mogten zich de Wanorden in het 2e Gesticht te Veenhuijzen herhalen
dan zal ik de eer hebben UhoogEdelGestrenge daarvan
dadelijk kennis te geven.
De Burgemeester van Norg
(Geteekend) H.H. van Lier
voor Kopie Conform
De Griffier der Staten van Drenthe
W.H. Hofstede
La D.
Kopie
Assen, den 26 April 1840
No1
Uit UEDs missieve van gister ontwaarde ik met genoegen dat de
ongeoorloofde pogingen onder de Bedelaars van het 2e Gesticht
geenen verdere voortgang hebben gehad en de ongeregeldheden
opgehouden hebben waarbij ik de opmerking voege, dat het mijns
erachtens, in dergelijke gevallen minder doelmatig te beschouwen
is, om den Weerspannigen hunnen zin te geven gelijk dinsdag’s s’
morgens, door meerdere uitdeeling van 5 oncen brood, op eene
onbetamelijke wijze gevordert, plaats vondt, immers in geval er
mogelijkheid om in de weigering te blijven volharden bestond
toegevelijkheid, ten deze toch verraadt meestal min of meer
zwakheid dewelke op eene zoodange bevolking, gewonelijk nadeelig
werkt.
Omtrent de vraag door UED. gedaan: “in hoeverre Het Corps
Veteranen, van hunne Vuurwapenen gebruik kan maken om geweld met
geweld te keeren, ingeval onverhoopt door miskenning van gezag als
waardoor personen en goederen in gevaar kwamen”?
Zoo moet ik UED. te kennen geven, dat de stellige beantwoording
derzelve a priori niet duidelijk is, daar zoodanige handelwijze
geheel afhankelijk moet zijn van de plaats hebbende
omstandigheden, den graad en de hoedanigheid der tegenstand, de
meer of mindere waarschijnlijkheid van goeden uitslag en
voornamelijk of alle mogelijke overige middelen, die behoudens het
bewaren van gezag, tot minnelijke schikking, in het bereik liggen,
zijn beproefd geworden, doch alle vruchteloos gebleeken.
Als dan eerst kan het gebruik der wapenen in aanmerking komen, en
zoude hetzelve raadzaam te achten kunnen zijn.
Edoch wanneer men verpligt is daartoe over te gaan moet zulks
geacht worden het eenigste en laatste redmiddel te zijn, maar dan
ook de genomene maatregelen op eene Krachtvolle wijze worden ten
uitvoer gelegd, opdat de oproerige bevolking niet spoedig
bespeure, dat men slechts ijdele vertooning maakt.
Dit onderwerp blijft steeds van een neteligen aard, en zijn mij
overigens de bijzondere instructieen, welke UED. of den Commandant
van het Corps Veteranen mogten zijn gegeven, en dewelke aan beide
Heeren in allen geval tot rigtsnoer hunner handeling, in de hier
bedoelde gevallen behooren te strekken ten eenenmale onbekend.
De Gouverneur van de
Provincie Drenthe
(Geteekend) Van Rechteren
Voor Kopie Conform
De Griffier der Staten van Drenthe
W H Hofstede
No 4 K
Assen, den 2 Mei 1840
Het voorval dat in het 2e gesticht der Kolonie Veenhuizen, op den
20 en 21 April jl, plaats vond, gaf aanleiding tot de
briefwisseling, welke ik de eer heb hierbij onder Las A. B. C. D.
en E. kopijelijk te voegen.
Op gisteren bezocht ik dit Gesticht, en bevond toen geene sporen
meer van onrustige bewegingen, edoch het zoude mij voor komen dat
de vernieuwing van ergerlijke tooneelen nog niet als geheel op den
achtergrond staande, mag worden beschouwd; terwijl de oproerige
daden, waaraan de weerspannige bevolking zich den 21 April
schuldig maakte, wel van meer ernstigen
aard schijnen te zijn geweest, dan mij in den missieve LaC werd
opgegeven.
Daar ik door den Heer Adjunct Directeur onderrigt werd, dat
nevensgaande stukken Uwe Excellentie slechts bij extract zullen
kenbaar zijn geworden, achtte ik het niet ongepast, dezelve in
haar geheel aan Uwe Excellentie mede te deelen.
Naar aanleiding van al hetgeen ik al nader omtrent de inrigting
enz. der veteranen aldaar, van hunnen Kapitein Kommandant vernam,
zij het mij tevens vergund Uwe Excellentie in overweging te geven
of het niet geraden te achten ware dat alhans vooreerst in dit
gesticht, aan de aanwezende veteranen eene vaste wacht bijv. uit 1
à 2 onderofficieren met 1 à 2 Korporaals en minstens 12 man, op
eenen geregelden voet dienst doende, werd gegeven, aangezien onder
de bedelaars bevolking steeds tot uitspatting geneigd, nog altijd
een opgewonden geest schijnt te blijven heerschen, en eventuele
miskenning van gezag zonder oogenblikkelijk voorhandene militaire
hulp, het waarlijk zoude te verhoeden zijn, dewijl de aanwezende
veldwachters en veteranen daags grootendeels verspreid zijn, en
des nachts zoo [??] meen niet spoedig genoeg des nodig beschikbaar
zouden kunnen wezen.
Eindelijk neem ik de vrijheid te doen opmerken, dat noch de
Adjunct Directeur, noch de Kapt. Kommt van instructies zijn
voorzien, waarbij hunne gedragslijn in dergelijke gevallen wordt
afgebakend, hetwelk ik, met onderwerping aan beter oordeel,
evenwel voor noodzakelijk houde, vermits toch ten deze, alleen van
dadelijke, met kracht en beradenheid uitgevoerde maatregelen
eenen gewenschten uitslag mag verwacht worden.
De Gouverneur
der Provincie Drenthe
V Rechteren
Over dit 'Paasoproer' wordt verhaald in De
strafkolonie pagina 208-219. Eerder heb ik het als
feuilleton geplaatst op Vele Handen, bereikbaar via deze pagina de
nummers 58a tot en met 59f. De op deze pagina's geplaatste stukken
bestaan uit:
deel 1: de eerste berichten | |
deel 2: het verslag door inspecteur Visser | |
deel 3: zie boven | |
deel 4: veteranen zijn er klaar voor | |
deel 5: maatregelen permanente commissie | |
deel 6: C. Hulst neemt tijdelijk het beheer over | |
deel 7: inspecteur Visser naar Veenhuizen | |
deel 8: adjunct-directeur Kluvers vreest ontslag | |
deel 9: dreigend ontslag zaalopziener Schaghen | |
tot slot: de afloop |