Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN



De opstand van april 1840, deel 3: De omgeving is in rep en roer, blijkens brieven van de burgemeester van Norg en de gouverneur van Drenthe.


Al heel snel na de ongeregeldheden, op 25 april 1840, richt de burgemeester van Norg zich tot de gouverneur van zijn provincie. Die laat de brief kopiëren en zorgt die die bij de permanente commissie terechtkomt. Daar bevindt die zich bij de uitgaande post 13 Mei 1840 N5, invnr 502:


Kopij L:A

No 1

Westervelde den 25 April 1840

Ik acht het van mijnen pligt het volgende ter kennis van UHEdG te brenben.

Reeds sedert eenige dagen hadden wij in onze Gemeente verontrustende berigten over wanorden miskenning van discipline en zelfs pogingen tot oproer welke plaats zouden hebben in het 2e Gesticht der Maatschappij van weldadigheid te veenhuijzen  Gemeente Norg alwaar ruim duizend bedelaars en bedelaressen bewaard worden.-

De inrigtingen in dat gesticht zijn van zoodanigen aard, dat de Maatschappij gewoon is, met eigen aangestelde veldwachters en desnoods met behulp van het Corps Veteranen in de kolonien besteed, de Policie uitoefenen en rust bewaren.-

Ik schrijf het daar aan toe dat ik tot nog toe geen officieel berigt wegens voorschrevene wandaden heb ontvangen, en de hulp van de burgerlijke Policie niet is ingeroepen.

De geheele Gemeente Norg en zelfs de omliggende Gemeenten hebben echter te veel belang bij de bewaring van rust onder een duizend tal bedelaars dan dat wij niet intijds op onze hoede zouden zijn tegen het geval, dat de binnenbevolking van bedelaars aan het 2de Gesticht geheel meester wordende en hunne vrijheid verkrijgende, zich rondom verspreiden en zich bij de plattenlands bewoners mogelijk overgeven tot baldadigheden of misdragingen.

Ik heb daarom de eer het bovenstaande voorloopig ter kennisse van De UedG te brengen.-

Ik zal zelve nader de toestand van het 2de Gesticht laten onder zoeken en zoude dan in het geval kunnen komen de hulp der Provinciale overheid te moeten inroepen.

De Burgemeester van Norg
/get/ H.H. van Lier

voor kopij Conform
De Griffier der Staten van Drenthe


Dezelfde dag, dus 25 april 1840, richt de gouverneur zich tot de 'den Heer Kluvers Adjunct Directeur aan het tweede Gesticht der Maatschappij van weldadigheid te Veenhuijzen'. Hebben ze het daar wel in de hand? Ook de kopie van deze brief bevindt zich bij de uitgaande post 13 Mei 1840 N5, invnr 502:


Kopij L:B

No 24

Assen den 25 April 1840

Zoo op het oog ben ik onderrigt, dat sedert eenige dagen in de Gemeente Norg zich verontrustende geruchten hebben verspreid over wanorden, miskenning van discipliene en zelfs pogingen tot oproer welke plaats zouden hebben onder de bedelaars aan het tweede Gesticht der Maatschappij van weldadigheid te Veenhuijzen die aldaar ten getale van ruim duizend bewaard worden.-

Ik haaste mij dienvolgens UwEd te verzoeken mij met de expresse die deze overbrengt, te willen informeren of en in hoeverre deze geruchten gegrond zijn en welke wanorden of oproerigheden onder de bedlaars in het gemelde gesticht hebben plaats gehad of nog plaats vinden, terwijl ik daarbij in het bijzonder ook wensch te worden onderrigt of UwEd van gevoelen is, dat door de in de gestichten aanwezige veldwachters en met behulp van het Corps Veteranen de rust voldoende zoude kunnen gehandhaafd worden.

Dan wel of het noodig zoude kunnen zijn dat daartoe de adsistentie der Militaire magt werdt ingeroepen, ten einde in dit laatste geval door mijn in tijde de vereischte orders zouden kunnen worden gegeven aan den Heer Provincialen Commandant te Groningen tot de afzending van een detachement Militairen van daar naar veenhuijzen.

Uit hoofde van den spoed welke deze zaak wellicht kan vorderen heb ik gemeend, tot voorkoming van tijd verlies in dit bijzonder geval mij onmiddelijk aan UwEd te moeten adresseren en
niet aan den Directeur te Frederiksoord.

De Gouverneur der Provincie Drenthe
/get/ van Rechteren
voor kopij Conform
De Griffier der Staten van Drenthe


Adjunct-directeur Jacob Kluvers probeert diezelfde 25 april 1840 de boel te sussen. Maar hij doet dat wat onhandig door er een vraag aan vast te knopen waardoor alle alarmbellen weer afgaan. Ook als door Gedeputeerde Staten gemaakt kopietje bij de uitgaande post 13 Mei 1840 N5, invnr 502:


LaC

Veenhuizen, 25 April 1840

Nr154

Op Uwe Excellenties missieve van heden, no 24, heb ik de eer onderdanigst te berigten, dat er op Maandag avond, in één der Zalen van de mannelijke bevolking, onbehoorlijkheden zijn voorgevallen door namelijk op eigen gezag, zich meester te maken van het brood, dat in de keuken was geborgen, om op den volgenden morgen uit te geven;

dat Dingsdag morgen de gezamentlijke bevolking weigerden na het werk te gaan, zoo hun allen niet op nieuw ieder weder 5 oncen brood wierd gegeven;

men bragt hun de onbillijkheid hunner eischen, onder het oog, en vermaande hun tot gehoorzaamheid, maar goede raad en ernstiger toespraak vond geen ingang, zoo dat ik mij eindelijk gedrongen gevoelde, aan hunne eischen te voldoen, om daardoor meerdere ongeregeldheden voor te komen en ook aanstonds was toen de rust hersteld en ieder ging geregeld naar zijn werk

Heden morgen veroorloofde zich wederom een kolonist, die men als de voornaamste aanlegger beschouwde, eenige ongeoorloofde uitdrukkingen bij gelegenheid dat een ander gearresteerd wierd, wegens momentele belediging den geneesheer aangedaan van te zeggen, hij zoude zich maar laten opsluiten, zoo dra de bevolking van het Land terug was, zoude hij hem wel weder terug halen, op die gezegdens heeft men die kolonist ook dadelijk gearresteerd en direct onder goed geleide naar de ommerschans gezonden, zoo dat hij vertrokken was vóór dat de bevolking van hun werk waren terug gekeerd; de rust is daar door dan ook niet verder gestoord geworden.

De Veteranen alhier gevestigd, bestaande in ruim 100 weerbare mannen, zijn allen behoorlijk van geweer en wapenen voorzien benevens ook van scherpe patroonen; deze mannen staan op de eerste wenk gereed, en bij onverhoopte hervatting van ongeregeldheden zoo, dat het tot geheele miskenning van gezag oversloeg, zoude men daarmede onder aanvoering van derzelver Commandant den Heer Kapitein Thonhauser, het geweld met geweld wel kunnen keeren en volkomen bedwingen.

Ik ben daarom zoo vrij te verzoeken, om te mogen geïnformeerd worden, of bijaldien eens onverhoopt door zulk een miskenning van gezag als waardoor persoon en goederen in gevaar kwamen men als dan van de Vuurwapenen zoude gebruik kunnen maken, omdat ook alle Veteranen nog werkelijk in actieven Dienst zijn en aan hun de scherpe patroonen als ook de vuursteenen vanwege het Gouvernement zijn verstrekt om er gebruik van te kunnen maken.

De Adjunct Directeur
(Geteekend) J.Kluver

voor kopie Conform
De Griffier der Staten van Drenthe
W H Hofstede


De volgende dag, 26 april 1840, is de burgemeester van Norg bij het gesticht langsgeweest. Hij is een beetje gerustgesteld, schrijft hij aan de gouverneur, die er weer voor zorgt dat deze brief in kopie bij de uitgaande post van 13 Mei 1840 N5, invnr 502, terechtkomt:


La E.

Kopie

Westervelde, den 26 April 1840

Als vervolg op mijne missieve van gisteren betrekkelijk de wanörden onder de Bedelaars Colonisten in het 2e Gesticht der Maatschappij van Weldadigheid heerschende heb ik de eer te berigten, dat ik den toestand van het Bedelaars Gesticht nader heb doen onderzoeken, en rapporten heb gevraagd van den adjunct Directeur van het bedoelde Gesticht en van den Commandant der Veteranen aldaar, speciaal omtrent de vraag of die Heeren vermeenden met hunne Koloniale Veldwachters en de gewapende magt onder hun bereik in staat te zijn de Bedelaarsbevolking aldaar
meester te blijven, en te beletten dat hetzelve zich en masse over de naburige bevolking verspreide.

Ik heb van beide die Heeren geruststellende berigten ontvangen.

De Heer Adjunct Directeur had een gunstig oogenblik te baat genomen en den ergsten opstokerdoen transporteren naar de Ommerschans, en zoude op morgen nog vier der belhamels doen wegbrengen. De Heer kapitein meende dat, wanneer ZUeDGe geweld met geweld mogte keeren, hij dan met de Veteranen wel baas zoude kunnen blijven.

Mogten zich de Wanorden in het 2e Gesticht te Veenhuijzen herhalen dan zal ik de eer hebben UhoogEdelGestrenge daarvan
dadelijk kennis te geven.

De Burgemeester van Norg
(Geteekend) H.H. van Lier

voor Kopie Conform
De Griffier der Staten van Drenthe
W.H. Hofstede


Daarmee lijkt de burgemeester van Norg geheel tot rust gekomen te zijn. De gouverneur van Drenthe geeft op 26 april 1840 nog wat goedbedoelde adviezen aan de directie, die als kopie ook terechkomen bij de uitgaande post van 13 Mei 1840 N5, invnr 502:


La D.

Kopie

Assen, den 26 April 1840

No1

Uit UEDs missieve van gister ontwaarde ik met genoegen dat de ongeoorloofde pogingen onder de Bedelaars van het 2e Gesticht geenen verdere voortgang hebben gehad en de ongeregeldheden opgehouden hebben waarbij ik de opmerking voege, dat het mijns erachtens, in dergelijke gevallen minder doelmatig te beschouwen is, om den Weerspannigen hunnen zin te geven gelijk dinsdag’s s’ morgens, door meerdere uitdeeling van 5 oncen brood, op eene onbetamelijke wijze gevordert, plaats vondt, immers in geval er mogelijkheid om in de weigering te blijven volharden bestond toegevelijkheid, ten deze toch verraadt meestal min of meer zwakheid dewelke op eene zoodange bevolking, gewonelijk nadeelig werkt.

Omtrent de vraag door UED. gedaan: “in hoeverre Het Corps Veteranen, van hunne Vuurwapenen gebruik kan maken om geweld met geweld te keeren, ingeval onverhoopt door miskenning van gezag als waardoor personen en goederen in gevaar kwamen”?

Zoo moet ik UED. te kennen geven, dat de stellige beantwoording derzelve a priori niet duidelijk is, daar zoodanige handelwijze geheel afhankelijk moet zijn van de plaats hebbende omstandigheden, den graad en de hoedanigheid der tegenstand, de meer of mindere waarschijnlijkheid van goeden uitslag en voornamelijk of alle mogelijke overige middelen, die behoudens het bewaren van gezag, tot minnelijke schikking, in het bereik liggen, zijn beproefd geworden, doch alle vruchteloos gebleeken.

Als dan eerst kan het gebruik der wapenen in aanmerking komen, en zoude hetzelve raadzaam te achten kunnen zijn.

Edoch wanneer men verpligt is daartoe over te gaan moet zulks geacht worden het eenigste en laatste redmiddel te zijn, maar dan ook de genomene maatregelen op eene Krachtvolle wijze worden ten uitvoer gelegd, opdat de oproerige bevolking niet spoedig bespeure, dat men slechts ijdele vertooning maakt.

Dit onderwerp blijft steeds van een neteligen aard, en zijn mij overigens de bijzondere instructieen, welke UED. of den Commandant van het Corps Veteranen mogten zijn gegeven, en dewelke aan beide Heeren in allen geval tot rigtsnoer hunner handeling, in de hier bedoelde gevallen behooren te strekken ten eenenmale onbekend.

De Gouverneur van de
Provincie Drenthe
(Geteekend) Van Rechteren

Voor Kopie Conform
De Griffier der Staten van Drenthe
W H Hofstede


Maar als hij er nog een weekje over geslapen heeft, vindt de gouverneur het toch nodig zich tot het allerhoogste niveau te richten. Hij schrijft op 2 mei 1840 aan 'Z.E. den Heer Luit.Genl Graaf van den Bosch Minister van Staat, Lid der Permanente Commissie uit de Maatschappij van Weldadigheid'. Ook te vinden bij de uitgaande post van 13 Mei 1840 N5, invnr 502. Of hij op die brief antwoord heeft gehad, zou ik echt niet weten.


No 4 K

Assen, den 2 Mei  1840

Het voorval dat in het 2e gesticht der Kolonie Veenhuizen, op den 20 en 21 April jl, plaats vond, gaf aanleiding tot de briefwisseling, welke ik de eer heb hierbij onder Las A. B. C. D. en E. kopijelijk te voegen.

Op gisteren bezocht ik dit Gesticht, en bevond toen geene sporen meer van onrustige bewegingen, edoch het zoude mij voor komen dat de vernieuwing van ergerlijke tooneelen nog niet als geheel op den achtergrond staande, mag worden beschouwd; terwijl de oproerige daden, waaraan de weerspannige bevolking zich den 21 April schuldig maakte, wel van meer ernstigen
aard schijnen te zijn geweest, dan mij in den missieve LaC werd opgegeven.

Daar ik door den Heer Adjunct Directeur onderrigt werd, dat nevensgaande stukken Uwe Excellentie slechts bij extract zullen kenbaar zijn geworden, achtte ik het niet ongepast, dezelve in haar geheel aan Uwe Excellentie mede te deelen.

Naar aanleiding van al hetgeen ik al nader omtrent de inrigting enz. der veteranen aldaar, van hunnen Kapitein Kommandant vernam, zij het mij tevens vergund Uwe Excellentie in overweging te geven of het niet geraden te achten ware dat alhans vooreerst in dit gesticht, aan de aanwezende veteranen eene vaste wacht bijv. uit 1 à 2 onderofficieren met 1 à 2 Korporaals en minstens 12 man, op eenen geregelden voet dienst doende, werd gegeven, aangezien onder de bedelaars bevolking steeds tot uitspatting geneigd, nog altijd een opgewonden geest schijnt te blijven heerschen, en eventuele miskenning van gezag zonder oogenblikkelijk voorhandene militaire hulp, het waarlijk zoude te verhoeden zijn, dewijl de aanwezende veldwachters en veteranen daags grootendeels verspreid zijn, en des nachts zoo [??] meen niet spoedig genoeg des nodig beschikbaar zouden kunnen wezen.

Eindelijk neem ik de vrijheid te doen opmerken, dat noch de Adjunct Directeur, noch de Kapt. Kommt van instructies zijn voorzien, waarbij hunne gedragslijn in dergelijke gevallen wordt afgebakend, hetwelk ik, met onderwerping aan beter oordeel, evenwel voor noodzakelijk houde, vermits toch ten deze, alleen van dadelijke, met kracht en beradenheid uitgevoerde maatregelen
eenen gewenschten uitslag mag verwacht worden.

De Gouverneur
der Provincie Drenthe
V Rechteren


 

Over dit 'Paasoproer' wordt verhaald in De strafkolonie pagina 208-219. Eerder heb ik het als feuilleton geplaatst op Vele Handen, bereikbaar via deze pagina de nummers 58a tot en met 59f. De op deze pagina's geplaatste stukken bestaan uit:



deel 1: de eerste berichten

deel 2: het verslag door inspecteur Visser

deel 3: zie boven

deel 4: veteranen zijn er klaar voor

deel 5: maatregelen permanente commissie

deel 6: C. Hulst neemt tijdelijk het beheer over

deel 7: inspecteur Visser naar Veenhuizen

deel 8: adjunct-directeur Kluvers vreest ontslag

deel 9: dreigend ontslag zaalopziener Schaghen

tot slot: de afloop