Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN
Veenhuizen den 23 April 1840
Mits dezen moet ik UwEd. onaangenaam verslag doen, van het
voorgevallene met de binnen bevolking op maandag en dingsdag JL,
en waarvan UwEd van den Heer Inspecteur mondeling reeds zal kennis
zijn gegeven.
Maandag avond omstreeks 7 uren wierdt de kok van den zaalopziener
de Waal gevraagd om het brood dat in de keuken tot den volgende
morgen bestemd aannwezig was, toen hij dat brood goedwillig niet
kon of wilde afgeven, zouden zij dit met geweld hebben willen
vermeesteren, dan er bleef echter zoo veel tijd over dat de kok,
daarvan aan den Zaalopziener kennis kon geven, de laatste
antwoordde daarop dat dit niet kon gebeuren, dat het brood voor
den anderen dag was bestemd, en zij zoo doende des anderen daags
dan niet zouden hebben.
De kamerwacht van zaal N 4 genaamd Hoffeling antwoorde dadelijk
daarop dat zij met de kok om vijf stuivers wilde wedden zij het
aanstonds zoude hebben, en onmiddelijk riep hij Bakmeesters, en
verdere bevolking der zaal, Kom jongens volg mij gijli hebt honger
ik zal U het brood bezorgen.
De zaalopziener voor de geheele bevolking moetende zwichten, kon
het niet keren of het brood wierd in de zaal gehaald.
Onder Directeur kreeg hiervan rapport die den Brigadier zond, om
de kamerwacht aan het Bureau te roepen, maar deze voldeed niet aan
die order, toen ging ook de Onder Directeur heen, met hen te
zeggen, dat zij dit brood moesten laten blijven maar dat hij wel
onmiddellijk hun in de gelegenheid zoude stellen, dat zij die
wilden brood konden koopen, maar het antwoord was dat zij geen
geld hadden om te kopen, en dus dit brood wilde hebben, Onder
Directeur zowel als zaalopziener en Brigadier wierden overmand en
de zaal uit gedrongen en het brood wierdt opgegeten.
Aanstonds daarna kwam ook den zaalopziener Schagen met den
kolonist Lutselaar die in naam der bevolking van zaal n 1, 2 &
3 vroeg om de helft van het brood, dat door den OnderDirecteur
wierd toegestaan, echter met de toezegging, dat zij moesten
begrijpen hun portie voor den anderen dag op de helft verminderden
en zoo kwam ik een half uur later met mijne vrouw van het 3de
Gesticht te huis toen alles schijnbaar in rust was, na het luiden
der laatste bel en toen alles was gesloten, liet ik de
zaalopziener der mannen komen, om de nodige maatregelen te nemen.
Zaalopziener Schagen voorzag nu geen verder onheil ook den
Zaalopziener Visser kon geen stuiting vermoeden, omdat het brood
daar was overgebleven voor den anderen dag, maar van de Waal
vernam ik dat zij des morgens niet zouden uitgaan, alvorens op
nieuw brood te hebben.
Ik overlegde en berade om dan de overige bevolking eerst te laten
vertrekken, zonder zich te storen aan die onwillige zaal, en als
dan daarna na bevind van zaken te handelen.
Maar des morgens was er algemeene conspiratie van alle zalen en
allen weigerden om te werken of zij moesten eerst het geischte
brood hebben eerst begon men hun het onbillijke en onmogelijke
daarvan onder het oog te brengen en hun te vermanen tot
plichtbetrachting, daar zij anders zelven hun lot zouden
verminderen, maar dit vond niet de minste ingang en enkelden die
het zouden gedaan hebben wierden bedreigd met den dood als zij er
toe besloten, eene meerdere strenge toespraak verergerde de
opgewondenheid en insubordonnatie, en allen van de Directie
moesten al reeds grove en daadwerkelijke beledigingen ondergaan,
en wierden genootzaakt buiten de hekken terug te keeren.
Ik ging toen bij den Heer Kapitein om einige Veteranen in het
geweer te roepen wijl men niet konde weten, of zij ook tot grovere
ondeugd zouden overgaan, maar zij bleven binnen de hekken met een
geweldig gejoel en geschreeuw en haalden het latwerk omver op het
vernemen der wapening van de Veteranen, om met de latten hen te
willen in de weer stellen, op dit ogenblik toen personen en
goederen meer onveilig wierden, besloot ik een einde te maken om
het dreigend gevaar en gaf hun het rantsoen brood, hierop keerde
de rust weder en zij gingen na het werk. en ofschoon de
ondergeschiktheid en order niet volkomen is teruggekeerd blijft
even wel het geheel steeds rustig en alles gaat weder zijn
geregelde gang.
De kok van de Waal heb ik ook op het verlangen van het volk moeten
laten vervangen, maar zij gaven ook redenen van ontrouw op die
zich min of meer bevestigde.
Den kamerwacht Hoffeling N814 moet van hier, en hij heeft zelven
aan den Heer Inspecteur om terug plaatsing na de Ommerschans
verzocht, zoo moet ook verwijdert worden Lutselaar N630 van den
Zaalopziener Schagen, die de grootste opruijers zijn en van de
laatste heb ik zelfs zware beledigingen in dat ogenblik moeten
verdragen. Mijn leven voornamelijk en ook die van anderen was
daarbij in het uiterste gevaar.
De overplaatsing na de Ommerschans van de twee genoemde kolonisten
zal hoop ik spoedig plaats hebben, wijl ik hun niet voor hun
vertrek kan arresteren door hunne groote aanhang
Zie daar WelEd.Heer een uitgebreid verslag van het voorgevallene,
dat nog meerder zouden uitgebreid kunnen worden, wanneer ook
meerdere en kleinere zaken daartoe betrekkelijk wierden aangestipt
maar het zal genoeg zijn voor volledig rapport.
De Adjunct Directeur
(Get) J Kluvers
Voor Copij Conform
De Directeur der Kolonieën
J Van Konijnenburg
Frederiksoord, den 24 April 1840.
Ik vind mij in de onaangename verpligting UwEdGeb hiernevens aan
te bieden afschrift van eenen brief des Adjunct-Directeurs bij het
2e Gesticht te Veenhuizen van gisteren N151, houdende
verslag van den op den 20 en 21 plaatsgehad hebbende
ongeregeldheden van de mannen Kolonisten bij het vorderen van meer
brood, waaromtrent de Heer Inspecteur, welke in loco was UwEdGeb
nader verslag zal geven.
Ik ben met Zijne Edelgestrenge afgesproken om de belhamels,
waaronder sommigen op eigen verzoek naar de Ommerschans te
doen verplaatsen, hetgeen Maandag plaats hebben zal.
Ik, voor mij, geloof dat die overplaatsing telkens, van
kwaadwilligen het gewenschte doel van meerdere ondergeschiktheid
en een lijdzamer geest bij het 2e Gesticht niet zal uitwerken;
doch daar ik morgen naar ’s-Hage zal overkomen, kan de
verdere behandeling dezer belangrijke zaak beter bij monde worden
afgedaan, waartoe ik Maandag de eer zal hebben mijne opwachting
bij UwEdGeg te maken.
De Directeur der Kolonien,
J. van Konijnenburg
Over dit 'Paasoproer' wordt verhaald in De
strafkolonie pagina 208-219. Eerder heb ik het als
feuilleton geplaatst op Vele Handen, bereikbaar via deze pagina de
nummers 58a tot en met 59f. De op deze pagina's geplaatste stukken
bestaan uit:
deel 1: zie boven | |
deel 2: het verslag door inspecteur Visser | |
deel 3: de omgeving in rep en roer | |
deel 4: veteranen zijn er klaar voor | |
deel 5: maatregelen permanente commissie | |
deel 6: C. Hulst neemt tijdelijk het beheer over | |
deel 7: inspecteur Visser naar Veenhuizen | |
deel 8: adjunct-directeur Kluvers vreest ontslag | |
deel 9: dreigend ontslag zaalopziener Schaghen | |
tot slot: de afloop |