Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN





De directeur legt 21 november 1835 uit waarom hij het voornemen om de klapbrug over de vaart af te breken, niet heeft uitgevoerd

Deze brief van de directeur heeft nummer N2076, invnr 165 scan 301-302, en wordt 27 november 1835 N39 door de permanente commissie besproken, maar dat laatste heb ik niet bekeken.

Ik heb de eer UWEdG. op de missive van 6 dezer maand N11, te antwoorden, dat de zaak, omtrent de klapbrug over de vaart naar Veenhuizen nader, toen men dezelve zou wegbreken en in den plaats daarvan den aarden dam verbreeden, eenigzins anders bevonden is dan in mijn rapport van 26 Junij jl N1046 is opgegeven geworden.

Vooreerst toch, bleek het, dat het zand, tot de verbreeding van den dam benoodigd, op een afstand van 20 tot 30 roeden zou hebben moeten worden aangereden en de kosten daarvan alzoo nogal noemenswaardig zouden zijn geweest. Doch, in de tweede plaats, zag men, dat, wanneer de klap slechts nieuw werd overkleed, waartoe 7 stuks 4 duims vuren planken, van ƒ 1.40 het stuk en dus, te zamen, van nog geen ƒ 10.-- toereikend waren, en de steenen uit de wip genomen werden, deze, even als de stijlen, dan nog sterk genoeg waren, om te kunnen laten blijven, de brug, voorloopig, nog wel konde worden gelaten; terwijl, indien dezelve werd afgebroken en weggevoerd, de afbraak, in het vervolg, niet weder zoo goed zou kunnen dienen, om dezelve te herstellen, wanneer de sluis, daargesteld en de vaart weder geopend zal zijn.

Op deze gegronde aanmerkingen, die men mij indertijd gemaakt heeft, meende ik, in het belang der Maatschappij, die geringe reparatie te moeten verkiezen, ook omdat, hoe breeder de dam gemaakt wordt, des te kostbaarder zal dezelve daaruit te werken zijn; maar had ik UWEdG. daarvan nader rapport moeten doen, hetgeen ik echter verzuimd heb. Ondertusschen ben ik overtuigd, dat geen de minste eigendunkelijkheid tot deze handelwijze aanleiding gegeven heeft. Daar de bekleeding van den bedoelden brug zeer gemakkelijk weder kan worden opgenomen, zal ik zulks laten doen, wanneer UWEdG. mij daartoe nader last mogten geven.