Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN



De directeur rapporteert april 1832 dat de vaart watergebrek heeft en zaalopziener Van der Eijnde de koloniste Meintje de Hes heeft bezwangerd.

Onderstaande rapport is gedateerd 9 april 1832 en heeft het nummer N689, en bevindt zich in invnr 124 de scans 238-240. Er zijn op de site pagina's met meer informatie over de hier genoemden:
Jan van der Eijnde
Jacob Kluvers
Jan Frederik Krieger, en
Anthony Bernardus Schaghen.


Frederiksoord, den 9 April 1832

Ik ben UwEdG nog verschuldigd mijn rapport over Veenhuizen, alwaar ik in het laatst der vorige week geweest ben.

Met de gezondheid was het tamelijk wel gesteld.

Het getal pokzieken bij het 3e Gesticht neemt af; bij het 2e liggen er 20 aan deze ziekte; en het 1e Gesticht is daarvan tot hiertoe nog bevrijd.

Het getal scabieusen in de kindergestichten verminderd mede, doch in het 2e Gesticht, alwaar er gebrek aan de vereischte bijzondere linnenpakken bestaat, om de lijders genoegzaam te kunnen verschoonen, is het minder goed gesteld, waarover ik mede de geneesheren en de Adjunct-Directeur gesproken heb.


De werkzaamheden worden krachtdadig voortgezet.

De houtpoting is afgeloopen, en hetgeen hieromtrent bij het 1e Gesticht verrigt is, mag inzonderheid doelmatig en goed genoemd worden.

De winterrogge staat overal schoon: geen stukken maken daarop eenige uitzondering van belang.

Met het boekweitenland is men druk bezig, en ofschoon er bij het 1e Gesticht niet veel nieuw veld gereed zal kunnen komen, houd ik het daarvoor dat er bij hetzelve 50 morgen en bij no.3 200 morgen bekwaam land in dit jaar met boekweit zal kunnen worden verbouwd.

Ik ben in onderhandeling om, voorloopig, ruim 8 last boekweit te verkoopen, waarvoor ik denk f 150,00 te zullen bekomen, en deze in ruiling te geven voor rogge, welke bij de Gestichten no.2 en 3 benoodigd is.

Naar regen wordt er zeer verlangd, inzonderheid voor de bemeste groenlanden en niet minder voor de vaart in de Kolonien, kunnende men thans in het Etablissement no.1 volstrekt niet meer varen, laat staan het vervoer van goederen van de Norgervaart te water doen.

Zoo wel het transport van 150.000 lood hooi als van de menigte aardappelen, die aangevoerd worden, moet per as, gedeeltelijk van de Norgervaart en gedeeltelijk van de Haulerwijk, geschieden en de kosten van het werk dat zulks vordert, zijn inderdaad enorm.

Ik heb dan ook nog vrijheid moeten geven, tot aankoop van eenige spannen paarden, om die voor zolang zelf te houden, dat goedkoper zal uitkomen dan hiertoe paarden te huren, als welke, in dit saizoen, een landbouwer van den omtrek zoo hoog benoodigd zijn.


Bij het 1e Gesticht zijn er op dit oogenblik 23 kalven, van no.3 zal er eerstdaags eenige naar Wateren overgaan, zoo wel als uit de gewone Kolonien.

Het vee ziet er best uit en geeft veel melk.

De ziekenzaal van het 2e Gesticht van het mannen kwartier kan thans naar boven worden overgebragt.

Om het gebrek aan de noodige fournitures, evenwel, is het van belang het ontslag van de bedelaars kolonisten zoo mogelijk te bespoedigen dat ook, uit andere verschillende oorzaken, het geval is met de weezen hetgeen ik dus de vrijheid neem UwEdG te verzoeken.


De Onderdirecteur Kluvers is overgeplaatst naar het 1e Gesticht, nadat Jan Broeke herwaarts gekomen is.

Krieger is als Onderdirecteur opgetreden, en alle verdere, daarmee in verband staande, verplaatsingen zijn zonder eenige moeijelijkheden ten uitvoer gebragt.

De zaalopziener van den Eijnde beschuldigd zijnde van onzedelijken omgang te hebben gehad met zekere koloniste Meintje de Hes tot zijne zaal behoorende, en welken in zwangeren staat is, heb ik hem hiervoor onderhouden en, op grond dat zij hem beschuldigd, gelijk meer andere kolonisten dit doen, en wijders, van zijnen imborst, welke ons genoegzaam bekend is, en de wijze waarop hij zich tracht te verontschuldigen, houd ik het daarvoor, dat hij wel degelijk zich aan dat misdrijf heeft schuldig gemaakt, en het is alzoo in de eerste plaats, noodzakelijk hem aan het mannenkwartier over te plaatsen.

Zoo niet naar de Ommerschans te doen overgaan, terwijl het nog beter was hem uit de dienst der Maatschappij te ontslaan bij aldien hij naar wensch kan worden geremploijeerd.

Daar intusschen Rutte, te Ommerschans, mede niet voldoet, heb ik de eer UwEdG voor te stellen, om deze te ontslaan, en als arbeider naar Veenhuizen te doen terugkeren, nadat van den Eijnde hem zal hebben geremplaceerd, en den sollicitant A.B. Schagen, met zijne benoeming voor Veenhuizen, zal zijn aangekomen.


Bij deze gelegenheid moet ik UwEdG nog vragen of en zo ja, op welk eenen wijze genoemde zwangere koloniste, benevens de mans kolonisten met welke zij, buiten den gemelde zaalopziener, onzedelijke verkeering schijnt gehad te hebben, voor den Raad van Tucht zoude behooren te regt staan, hetgeen mij uit het Reglement, en om de toestand der beschuldigde en de afzondering van de Seije niet zeker is.

De Directeur der Kolonien,
J. van Konijnenburg