Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN
Aangaande mijne bevinding dezer dagen te Veenhuizen, heb ik de eer
de Permanente Kommissie het volgende te berigten:
1e betrekkelijk de gezondheid der kolonisten, deze was aan
het 1ste iets minder gunstig dan sedert een geruime tijd,
zoo dat de bevolking der ziekenzaal aanmerkelijk was toegenomen,
doch bestond de ziekte bij een groot gedeelte derzelven in
uitwendige gebreken, aan handen en voeten, en slegts weinige met
dezelfde kwalen als die aan het 3e Etablissement, en was het getal
der overledenen in de verlopen week 2.
Aan het 2e Etablissement was ten deezen aanzien geen
verandering, het getal der minder aanzienelijke zieken zelfs, was
door de koude niet vermeerderd, ook zijn daar in de beide laatste
weken geene menschen gestorven; eindelijk in het 3e gesticht
schijnt de ziekte te bedaren, immers wordt het getal der stervende
dagelijks minder.
Zo als de Permanente Kommissie uit de Hospitaalstaten van dat
Etablissement en bepaaldelijk uit de hierbijgevoegde van den 26
Januarij tot 1 Februarij zal ontwaren.
Op het uitgedrukt verlangen van Doctor Sassen zijn in de
ziekenzaal ijzere plaaten van een aanmerkelijke grootte onder de
kagchels gelegd, waardoor het den kinderen gemakkelijker gemaakt
is de voeten te verwarremen hetgeen door ZijnEd van veel belang
geacht wordt te zijn.
2e de voeding, deze was als naar gewoonte, en dus bij de
Permanente Kommissie bekend, ook het brood gelijk aan het laatste
haar gezonden;
3e kleeding, volgens uitdrukkelijke verklaring der Heeren
Adj. en Onder Direkt. zijn de kolonisten van alles volgens de
bepalingen voorzien, en heb ik in de Magazijnen en fabriek aan het
2e en 3e Etablissement eene aanzienlijke partij wol, vlas,
voerlaken enz. in voorraad gevonden, terwijl ik den Heer Poelman
eenen autho. tot aankoop van 1000 Ned. Ellen linnen heb verstrekt;
4e verwarming, ook hier aan heeft het naar alle
getuigenissen van Geempl., Bed., Kol. en weezen, die ik daarna
opzettelijk heb gevraagd niet ontbroken, en ontbreekt hieraan dus
nu ook niet.
Intusschen heeft men zich ten aanzien van de voorhande droge turf,
en de mogelijke behoefte geheel misrekend, en was den voorraad in
het laatst der gepasseerde maand geheel gebruikt, zoo dat men
genoodzaakt is, dagelijks van de Norgervaart, en Haulerwijk met
sleeden en wagens voor het tegenwoordig gebruik niet alleen, maar
ook een voorraad van een of twee maanden aantevoeren, tot dat de
in groote hoeveelheid gestoken doch niet genoegzaam droge turf in
onze veenen, bruikbaar zal geworden zijn.
5e de zindelijkheid, deeze was volkomen bewaard en heeft
het uiterlijk aanzien der zalen weinig verschil met dat van den
zomer.
6e het water in het 3e Etablissement, dit wordt door de
drie zuivering kuipen voor het geheele Gesticht gezuiverd, mits
men dezelve nagt en dag laat werken, zoo dat die werktuigen
volkomen voldoen.
Intusschen geloof ik dat het op den duur noodig zal zijn, om in
ieder twee zaalen, eene kuip, dus zes per Etablissement, te
plaatsen waar door dan ook het geloop van de eene zaal in de
andere zal ophouden.
7e de veldarbeid, deze was natuurlijk geheel gestaakt,
tenzij men het dorschen der boekweit daar onder rekenen, dat wordt
nu sterk doorgezet, en zal welhaast zijn afgelopen.
8e het vee is in goede staat en heeft niets geleden.
9e de winterrogge, ook deze heeft niets geleden, doch kan
daarvan nog weinig worden gezegd, wijl dikwijls de volgende
maanden bij afwisseling vorst en dooij, weder schadelijk voor
dezelve zijn kunnen.