Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN



10 januari 1829: De directeur doet verslag van de stand van zaken te Veenhuizen

Directeur der koloniën Wouter Visser is in Veenhuizen langs geweest en doet in een brief met nummer 17A van 10 janari 1829 verslag van de stand van zaken ten aanzien van voeding, gezondheid, landbouw enzovoort. Voorts rapporteert hij een geweldincident (de genoemde brief waarin dat beschreven wordt heb ik niet gezien) en heeft hij een niet met name genoemde sollicitant met dokter Sasse besproken. Invnr 95:


Terwijl ik de eer heb aangaande mijne bevinding te Veenh. het volgende te rapporteren:

1e de gezondheid, deze was in het 1e en 2e Etablissement als naar gewoonte gunstig; in het 3e daarentegen zijn nog veele zieken en zwakke kinderen, hoewel het getal der stervende blijft verminderen; zijnde van den 1e tot den 8e Jan. slegts twee overleden.

2e het voedsel, heeft geene verandering ondergaan, wordt steeds behoorluk toebereid, is dus bij de Perm. Komm. als voldoende en doelmatig bekend, en worden geene klagten zoo min bij wezen als bedelaars daartegen vernomen.

3e de kleeding, hiervan  zijn alle kolonisten behoorlijk voorzien, en is bovendien vlas en wol, zoo wel als linnen en voerlaken in de fabrieken en magazijnen voorhanden.

4e zindelijkheid, deeze is in alle Gestichten maar vooral in het 1e nog volkomener als in den zomer, en dus beter dan in andere wintertijden; alleen om het 3e Gesticht of voor de huizen der buitenbewooners, bijzonder voor het magazijn, scheen mij toe dat bij open weeder eene groote morsigheid moet bestaan; men schrijft dit toe aan den aard der gronden, en hoewel ik dit niet geheel wil ontkennen, komt het mij voor dat, met gepaste maatregelen en voorzorgen, die ik nu heb aangewezen, dit wel eenigzints had kunnen worden voorgekomen.

5e het onderwijs, dit wordt zoo immer, thans met vlijt, gegeven en ontvangen, onophoudelijk zijn de scholen vol kinderen; en daar die aan het 1e gesticht te klein geoordeeld is, zal nu dadelijk nog een gedeelte van eene binnenzaal tot uitbreiding daar van worden ingeruimd.

6e de landbouw, hoewel de rogge bevroren en een weinig met sneeuw bedekt was, was het niet moeijelijk te zien dat die thans zeer goed staat; en daar de doelmatig aangebragte greppen en waterlozingen, vooral aan het 1e Etablissement ons bijna tegen elke overvloed van water verzekeren, is het niet twijfelachtig of deeze zal goed door de winter komen. Het getal der bezaaide morgens was door den Heer Poelman tot mijn genoegen op 120 gebragt, daar de Heer Drijber nog niet meer dan 90 heeft kunnen in de grond krijgen, ZijnEd. is intusschen gereed om bij eerstkomend open weeder dit tot 100 te brengen.

7e het vee, dit bevindt zich zoowel aan het een als ander Gesticht in volmaakte staat van gezondheid.

8e de werkzaamheden, deeze bestaan bij open weder in het ploegen van gronden, voor de aanstaande zomer, of om die nu nog alleen met bremzaad te bezaaijen; indien de vorst aanhoud, zal men daarvan gebruik maken, om de veenboekweit te dorschen.


Voorts vermeen ik nog ter kennis van de Perm. Komm. te moeten brengen, dat zekere bed. kolonist Hendrik Veres, zich niet heeft ontzien om den wijkmeester Hagedoorn op een verraderlijke wijze een slag op het hoofd toetebrengen, waaromtrent de omstandigheden, die voor, daarbij en daarna hebben plaatsgehad, in nevensgaanden brief van den Ond.dir. Kluver, die ik op mijne reijs derwaards ontving, nader zijn opgegeven, en waaraan ik de vrijheid neem, mij te gedragen, als hebbende niets naders dienaangaande kunnen vernemen, dan alleeen nog dit, dat hij door alle andere kolonisten die met hem dezelfde zaal bewonen gevreesd wordt.
Terwijl ik ten slotte van gevoelen ben geweest, dat zodanige misdaad ter kennis van de publieke authoriteit moest worden gebragt, waaraan dan ook is voldaan.


Verder heb ik met den Heer Sassen gesproken over den persoon waarover de Heer Nieuwenhuis in zijne hierbij teruggaanden brief schrijft; en ZijnEd. door den inhoud des briefs zelve van de meerdere of mindere geschiktheid van dien man voor eenige betrekking te Veenh. laten oordeelen; met dat gevolg dat de Heer Sassen, wanneer het ter zijner keuze wordt gesteld, die man liever niet dan al wenscht geplaatst te zien.