Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN



Rapportage Veenhuizen 22 oktober 1825: tegenvallende landarbeid, dikke beentjes en meisjesmutsen die bij regen 'slodderig' worden


Op 22 oktober 1825 rapporteert de directeur over zijn bevindingen te Veenhuizen. Wat er daar aan landarbeid gebeurt valt hem een beetje tegen, zo zitten er nog een heleboel aardappelen in de grond terwijl de winter nadert. Lief is dat ze bankjes gemaakt hebben zodat kleine kinderen hun voeten kunnen steunen en dat ze warmere mutsen voor de meisjes willen. Het geschuif met personeel blijft een gebed zonder einde. De rapportage bevindt zich in invnr 76.


De Permanente Kommissie heb ik aangaande een en ander van mijne bevindingen te Veenhuizen te rapporteren.

Sommige werkzaamheden op het land waren niet zoo veel gevorderd als ik mij had voorgesteld;
in het bijzonder het rooyen van aardappelen, zijnde bij het 1e etabl: zeker nog 60 morgen in den grond,
ook was de boekweit, hoe wel alle geplukt of gemaaid nog niet van het land;
het maken van mest geschied geregeld en het voorgeschrevene getal voeders wordt vervaardigd.

Met het zaayen is men tamelijk wel gevorderd, 80 morgen rogge zijn gezaaid en leggen nog eenige morgen land daar toe gereed.

Bij het 2e gesticht zijn 60 morgen rogge bezaaid, en lagen 10 morgen gereed om met tarwe bezaaid te worden, benevens eenige morgen voor rogge, zoo dat de maand november bijna zal gevorderd worden om 150 morgen met winter koren bezaaid te krijgen.

Na een en ander met de Heer Adjunkt Direkteur te hebben overwogen en nagegaan, scheen het niet wel mogelijk meerder vordering te kunnen maken.

De eerst gezaaide rogge, benevens het winter koolzaad en de klaver, zoo wel bij het 2e als 1e etablis­sement staat zeer goed.


De zindelijkheid in de etablissementen bestaat als naar gewoonte, als mede de beste gezondheid: in het 1e, 2e en 3e etablissement lijden veele der kleinste kinderen bijzonder de jongens aan buikloop of diarrhee en dikke beentjes; waarschijnlijk het gevolg van vroegere zwakheid;

met overleg van den Heer Smit is bepaald dat deze alle afzonderlijk in eene zaal zullen worden geplaatst; ten einde hun met meer zorg te kunnen behandelen; en de voeding meer bepaald naar hunne behoefte te regelen; terwijl nog ten hunnen behoefte kleine zitbankjes gemaakt zijn zoo dat bij het zitten, de voeten op de grond kunnen rusten.

Zie voor meer over dokter Smit.


De grootere kinderen zijn in dit etablissement even welvarend, en blijven op dezelfde wijze behandeld en gevoed als in het 1e gesticht.

Mij wierd gezegd dat sommige der geemployeerden zich niet ontzien, van onderling, en in tegenwoordigheid der kolonisten te vloeken en wanzedelijke taal te spreken.

Ik heb om dit tegentegaan nodig geoordeeld eene order aan de Heer Adj: Direkteur te geven waar van ik de eer heb afschrift hierbij te voegen: de aan het slot der onder gen: zaalopziener Wenninger had zich reeds meermalen aan dronkenschap schuldig gemaakt en gepasseerde zondag op het ogenblik dat eene bedelaresse die bij de Onderdirekteur Hatzman als meid dient, alleen te huis was, bij haar in het huis van gen. Ond: Direkteur opgesloten, waarom ik vermeende hem dadelijk te moeten suspen­deren; zijne schuldbekentenis en plegtige verzekering van beterschap, zoo aan mij mondeling, als in deszelfs brief, welke hier nevens gaat, hebben mij intusschen bewogen bij deze de Permanente Kommissie te verzoeken, van hem na 14 dagen of langer, weder in zijne functien te mogen herstellen.

Zie voor meer over Wenninger.

De wees H: Hofman uit het Aalmoezeniers weeshuis van Amsterdam, oud ongeveer 17 jaren, was des nagts uit de discipline zaal gebroken, en over het dak van het gebouw gedeserteerd; doch door de veldwachter van Rhode aangehouden, en in het gesticht terug gebragt: -

volgens het regle­ment van discipline zoude deze jongen naar de strafcolonie moeten worden verwezen; dan eene vroeger gedeserteerde, en ten gevolge daar van, bij eene der buurtbewoners van het 2e gesticht ingedeeld, beschouwd dit in geenen deele als eene straf; en dit is gemakkelijk te begrijpen wijl hij bij een goed huisgezin is ingedeeld,

waarom het dus te vrezen is, dat H: Hofman zich weinig gestraft zal gevoelen wanneer hij op gelijke wijze naar het 2e etablissement wordt overgebragt, en wij alzoo geheel het doel missen.

Ik neem dus de vrijheid de Permanente Kommissie voortestellen, gen: H: Hofman in het 1e etablissement met slagen en eenige dagen provoost te straffen; of wel zoo als aanvankelijk de bedoeling van het reglement schijnt geweest te zijn, naar de eigenlijke strafkolonie te Ommerschans over te brengen;

aangenaam zal het mij wezen, de intentie der Permanente Kommis­sie hieromtrent te mogen vernemen.

Ook is het voor eenige dagen aan 2 bedelaars gelukt te deserteren.

In het gepasseerde jaar heeft de Heer van Rooijen te Vledder, de boerenplaats der Maatschappij te Een, aan de voormalige eigenaaren of gebruikers voor een jaar verhuurd, blijkens nevensgaand afschrift der onder­handsche konditiën.

Gen. Heer van Rooijen heeft dit kontrakt wederom opnieuw voor een jaar verlengd, onder mijne approbatie; dan daar ik mij niet genoegzaam bevoegd oordeele dit kontract te approberen, zonder speciale authorisatie der Permanente Kommissie, wenschte ik wel dezelve te ontvan­gen; of anders te mogen weeten, hoedanig de Permanente Kommissie verlangd dat met deze plaats zal worden gehandeld.

De brief van de Heer W: van Ommen, onder equip: meester te Amsterdam, waar van almede afschrift hier nevens gaat, ontving ik voor mijn vertrek naar Veenhuizen; bij onderzoek vond ik dat nog bijna geen touw van de marine is verwerkt, waar van ik ZijnEd eenvoudig kennis geef, het aan de Permanente Kommissie overlatende, de redenen daar van op te geven, en verder over die zaak te korresponderen, zoo als zij zal vermeenen te behoor­en.

Bij het naderende guure jaargetij, zal het naar mijn inzien noodig zijn de weesmeisjes in het algemeen, meer bijzonder dezulke welke op het land arbeiden van warme mutzen te voorzien, dan de gewoone witte; wijl deze in de eerste plaats weinig warmte geven, maar ook bij de minste regen zood­anig vuil en slodderig zijn, dat zij een zeer onzindelijk voorkomen hebben;

ik neem dus de vrijheid de Permanente Kommissie voortestellen, het doen aanmaken van zwarte mutsen, zoals die hier gebruikelijk zijn, en zoo ik meen zelfs in de eerste complete kleeding begrepen waren, en het model bij de Permanente Kommissie bekend is.

Hier toe zoude gevordert worden p:m: 100 ellen zwart katoen of ander gebruikelijke stof, tot welk aankoop ik dan mede de authorisatie verzoeke.

Twee ontvangen verzoeken om eenig employ bij de Maatschappij als: een van zekeren Jan Smit te Amsterdam, en eene genaamd F:J: Ketelaar te Hogeveen, eerstgen. heeft zich in persoon bij mij vervoegd, heeft het voorko­men van een fatsoenlijk, zedelijk en door omstandigheden allerongelukkigst geworden man; doch tevens reeds te oud en verzwakt voor eenige betrekking buiten dien van zaalopziener bij de weezen, het geen misschien door zijne vrouw wanneer die jonger en sterker is dan hij, benevens zijn zoontje die eene vrij goede hand schrijft, kon worden aangevuld.

Van Ketelaar, broeder des wijkmeesters van die naam te Ommerschans, heb ik niet de beste opinie, hoe wel anders bij mij onbekend.


Bij de brief zitten een aantal bijlagen:

■ De in de brief genoemde oekaze van de directeur aan de employés dat ze niet mogen vloeken, die ik heb afgedrukt op de bladzijde Wenninger.

Het genoemde contract over de boerderij in Een.

■  Een sollicitatie met bijlagen van ene Jan Smit.

■ De genoemde brief van zaalopziener Wenninger waarin hij smeekt om zijn hachje, afgedrukt op de pagina Wenninger.

En een voorstel van de directeur voor personeelswisselingen. Achtereenvolgens kolonie  / naam / betrekking / salaris / voor­dracht:


Nominative staat van eenige geemployeerde in de kolonien der Maatschappij van Weldadigheid, welken tot bevordering, overplaatsing, ontslag en definitive aanstelling worden voorgedragen.

Veenhuizen 1e etablissement / J:H: Kloekers / wijkmeester / 's weeks ƒ5,20 / Deze persoon sedert eenigen tijd de functien van wijkmeester over de woningen der arbeidershuisgezinnen bij het 1e etablissement hebbende waargenomen, stelde de ondergeteekende bij deze voor om definitivelijk als zaalopziener binnen het 1e etablissement op het gewoon salaris van ƒ5,20 s weeks te benoemen.

id. / S. Braaksma / wijkmeester / ƒ5,20 / Deze persoon sedert korte tijd met de functien van wijkmeester belast, schijnt voor die betrekking nogal geschikt­heid te hebben, waarom den ondergeteekende bij deze voorsteld hem als wijkmeester voor de woningen der arbeidershuisgezinnen te benoemen en zulks in plaats van den hierbovengem. geemployeerde Kloekers op het gewoon salaris van ƒ5,20 s weeks, terwijl omtrent de provisionele plaatsing dezer persoon der Heeren Leden der Permanente Kommissie reeds zijn bewust.

id. / G:A: van Veen / zaalopziener / ƒ5,20 / Uithoofde deze geemployeerde eenige oneenigheden met den Heer adjunct Direkteur heeft gehad, zoo steld den ondergeteekende bij deze voor, hem in zijne rans en salaris overteplaat­zen bij het 3e etablissement te Veenhuizen.

Veenhuizen 3e etablissement / H: Jurgens / zaalopziender / 's weeks ƒ5,20 / Betrekkelijk deze geemployeerde steld den ondergeteekende voor hem naar het 1e etablissement overteplaatzen en zulks in remplazement van den hierbovengenoemde zaalopziener van Veen.

id. / Kremer / zaalopziener / ƒ5,20 / Den ondergeteekende steld bij deze voor om den geemployeerde Kremer naar het 1e etablissement overteplaatsen en zulks tot vervanging van den uit den dienst der Maatschappij ontslagenen zaalopziener Bezemer.

id. / K. Kuiper / zaalopziener / ƒ5,20 / Deze persoon heeft zich reeds vroeger om employ aan de Permanen­te Kommissie gemeld en schijnt nogal eenige geschiktheid tot de betrekking van zaalopzie­ner te bezitten. Ook is hij speciaal gerecommandeerd door den Heer Heers­pink, weshalven den ondergeteekende bij deze voorsteld hem als zaalopzie­ner in het 3e etablisse­ment aantestellen op het wekelijks salaris van ƒ 5,20 en zulks in plaats van den zaalopziener Kremer.


Op grond van dit voorstel neemt de permanente commissie op 3 november 1825 een besluit over het personeel in Veenhuizen. Daaronder staan ook doorverwijzingen voor de genoemde functionarissen.

Diezelfde dag besluit ze ook zaalopziener Wenninger te ontslaag, zie onderaan zijn pagina.