Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN
De Permanente Kommissie heb ik aangaande een en ander van mijne bevindingen te Veenhuizen te rapporteren.
Sommige werkzaamheden op het land waren niet zoo veel gevorderd
als ik mij had voorgesteld;
in het bijzonder het rooyen van aardappelen, zijnde bij het 1e
etabl: zeker nog 60 morgen in den grond,
ook was de boekweit, hoe wel alle geplukt of gemaaid nog niet van
het land;
het maken van mest geschied geregeld en het voorgeschrevene getal
voeders wordt vervaardigd.
Met het zaayen is men tamelijk wel gevorderd, 80 morgen rogge
zijn gezaaid en leggen nog eenige morgen land daar toe gereed.
Bij het 2e gesticht zijn 60 morgen rogge bezaaid, en lagen 10
morgen gereed om met tarwe bezaaid te worden, benevens eenige
morgen voor rogge, zoo dat de maand november bijna zal gevorderd
worden om 150 morgen met winter koren bezaaid te krijgen.
Na een en ander met de Heer Adjunkt Direkteur te hebben overwogen
en nagegaan, scheen het niet wel mogelijk meerder vordering te
kunnen maken.
De eerst gezaaide rogge, benevens het winter koolzaad en de
klaver, zoo wel bij het 2e als 1e etablissement staat zeer goed.
De zindelijkheid in de etablissementen bestaat als naar gewoonte,
als mede de beste gezondheid: in het 1e, 2e en 3e etablissement
lijden veele der kleinste kinderen bijzonder de jongens aan
buikloop of diarrhee en dikke beentjes; waarschijnlijk het gevolg
van vroegere zwakheid;
met overleg van den Heer Smit is bepaald dat deze alle
afzonderlijk in eene zaal zullen worden geplaatst; ten einde hun
met meer zorg te kunnen behandelen; en de voeding meer bepaald
naar hunne behoefte te regelen; terwijl nog ten hunnen behoefte
kleine zitbankjes gemaakt zijn zoo dat bij het zitten, de voeten
op de grond kunnen rusten.
Zie voor meer over dokter Smit.
De grootere kinderen zijn in dit etablissement even welvarend, en
blijven op dezelfde wijze behandeld en gevoed als in het 1e
gesticht.
Mij wierd gezegd dat sommige der geemployeerden zich niet
ontzien, van onderling, en in tegenwoordigheid der kolonisten te
vloeken en wanzedelijke taal te spreken.
Ik heb om dit tegentegaan nodig geoordeeld eene order aan de Heer
Adj: Direkteur te geven waar van ik de eer heb afschrift hierbij
te voegen: de aan het slot der onder gen: zaalopziener Wenninger
had zich reeds meermalen aan dronkenschap schuldig gemaakt en
gepasseerde zondag op het ogenblik dat eene bedelaresse die bij de
Onderdirekteur Hatzman als meid dient, alleen te huis was,
bij haar in het huis van gen. Ond: Direkteur opgesloten, waarom ik
vermeende hem dadelijk te moeten suspenderen; zijne
schuldbekentenis en plegtige verzekering van beterschap, zoo aan
mij mondeling, als in deszelfs brief, welke hier nevens gaat,
hebben mij intusschen bewogen bij deze de Permanente Kommissie te
verzoeken, van hem na 14 dagen of langer, weder in zijne functien
te mogen herstellen.
Zie voor meer over Wenninger.
De wees H: Hofman uit het Aalmoezeniers weeshuis van
Amsterdam, oud ongeveer 17 jaren, was des nagts uit de discipline
zaal gebroken, en over het dak van het gebouw gedeserteerd; doch
door de veldwachter van Rhode aangehouden, en in het gesticht
terug gebragt: -
volgens het reglement van discipline zoude deze jongen naar de
strafcolonie moeten worden verwezen; dan eene vroeger
gedeserteerde, en ten gevolge daar van, bij eene der buurtbewoners
van het 2e gesticht ingedeeld, beschouwd dit in geenen deele als
eene straf; en dit is gemakkelijk te begrijpen wijl hij bij een
goed huisgezin is ingedeeld,
waarom het dus te vrezen is, dat H: Hofman zich weinig gestraft zal gevoelen wanneer hij op gelijke wijze naar het 2e etablissement wordt overgebragt, en wij alzoo geheel het doel missen.
Ik neem dus de vrijheid de Permanente Kommissie voortestellen,
gen: H: Hofman in het 1e etablissement met slagen en eenige dagen
provoost te straffen; of wel zoo als aanvankelijk de bedoeling van
het reglement schijnt geweest te zijn, naar de eigenlijke
strafkolonie te Ommerschans over te brengen;
aangenaam zal het mij wezen, de intentie der Permanente Kommissie hieromtrent te mogen vernemen.
Ook is het voor eenige dagen aan 2 bedelaars gelukt te
deserteren.
In het gepasseerde jaar heeft de Heer van Rooijen te Vledder, de
boerenplaats der Maatschappij te Een, aan de voormalige eigenaaren
of gebruikers voor een jaar verhuurd, blijkens nevensgaand
afschrift der onderhandsche konditiën.
Gen. Heer van Rooijen heeft dit kontrakt wederom opnieuw voor een
jaar verlengd, onder mijne approbatie; dan daar ik mij niet
genoegzaam bevoegd oordeele dit kontract te approberen, zonder
speciale authorisatie der Permanente Kommissie, wenschte ik wel
dezelve te ontvangen; of anders te mogen weeten, hoedanig de
Permanente Kommissie verlangd dat met deze plaats zal worden
gehandeld.
De brief van de Heer W: van Ommen, onder equip: meester te
Amsterdam, waar van almede afschrift hier nevens gaat, ontving ik
voor mijn vertrek naar Veenhuizen; bij onderzoek vond ik dat nog
bijna geen touw van de marine is verwerkt, waar van ik ZijnEd
eenvoudig kennis geef, het aan de Permanente Kommissie
overlatende, de redenen daar van op te geven, en verder over die
zaak te korresponderen, zoo als zij zal vermeenen te behooren.
Bij het naderende guure jaargetij, zal het naar mijn inzien noodig
zijn de weesmeisjes in het algemeen, meer bijzonder dezulke welke
op het land arbeiden van warme mutzen te voorzien, dan de gewoone
witte; wijl deze in de eerste plaats weinig warmte geven, maar ook
bij de minste regen zoodanig vuil en slodderig zijn, dat zij een
zeer onzindelijk voorkomen hebben;
ik neem dus de vrijheid de Permanente Kommissie voortestellen,
het doen aanmaken van zwarte mutsen, zoals die hier gebruikelijk
zijn, en zoo ik meen zelfs in de eerste complete kleeding begrepen
waren, en het model bij de Permanente Kommissie bekend is.
Hier toe zoude gevordert worden p:m: 100 ellen zwart katoen of
ander gebruikelijke stof, tot welk aankoop ik dan mede de
authorisatie verzoeke.
Twee ontvangen verzoeken om eenig employ bij de Maatschappij als:
een van zekeren Jan Smit te Amsterdam, en eene genaamd F:J:
Ketelaar te Hogeveen, eerstgen. heeft zich in persoon bij mij
vervoegd, heeft het voorkomen van een fatsoenlijk, zedelijk en
door omstandigheden allerongelukkigst geworden man; doch tevens
reeds te oud en verzwakt voor eenige betrekking buiten dien van
zaalopziener bij de weezen, het geen misschien door zijne vrouw
wanneer die jonger en sterker is dan hij, benevens zijn zoontje
die eene vrij goede hand schrijft, kon worden aangevuld.
Van Ketelaar, broeder des wijkmeesters van die naam te Ommerschans, heb ik niet de beste opinie, hoe wel anders bij mij onbekend.
Bij de brief zitten een aantal bijlagen:
■ De in de brief genoemde oekaze van de directeur aan de
employés dat ze niet mogen vloeken, die ik heb afgedrukt op de
bladzijde Wenninger.
■ Het genoemde contract over de boerderij in Een.
■ Een sollicitatie met bijlagen van ene Jan Smit.
■ De genoemde brief van zaalopziener Wenninger waarin hij smeekt om zijn hachje, afgedrukt op de pagina Wenninger.
■ En een voorstel van de directeur voor
personeelswisselingen. Achtereenvolgens kolonie / naam /
betrekking / salaris / voordracht:
Nominative staat van eenige geemployeerde in de kolonien der
Maatschappij van Weldadigheid, welken tot bevordering,
overplaatsing, ontslag en definitive aanstelling worden
voorgedragen.
Veenhuizen 1e etablissement / J:H: Kloekers / wijkmeester
/ 's weeks 5,20 / Deze persoon sedert eenigen tijd de functien
van wijkmeester over de woningen der arbeidershuisgezinnen bij het
1e etablissement hebbende waargenomen, stelde de ondergeteekende
bij deze voor om definitivelijk als zaalopziener binnen het 1e
etablissement op het gewoon salaris van 5,20 s weeks te benoemen.
id. / S. Braaksma / wijkmeester / 5,20 / Deze persoon
sedert korte tijd met de functien van wijkmeester belast, schijnt
voor die betrekking nogal geschiktheid te hebben, waarom den
ondergeteekende bij deze voorsteld hem als wijkmeester voor de
woningen der arbeidershuisgezinnen te benoemen en zulks in plaats
van den hierbovengem. geemployeerde Kloekers op het gewoon salaris
van 5,20 s weeks, terwijl omtrent de provisionele plaatsing dezer
persoon der Heeren Leden der Permanente Kommissie reeds zijn
bewust.
id. / G:A: van Veen / zaalopziener / 5,20 / Uithoofde
deze geemployeerde eenige oneenigheden met den Heer adjunct
Direkteur heeft gehad, zoo steld den ondergeteekende bij deze
voor, hem in zijne rans en salaris overteplaatzen bij het 3e
etablissement te Veenhuizen.
Veenhuizen 3e etablissement / H: Jurgens / zaalopziender /
's weeks 5,20 / Betrekkelijk deze geemployeerde steld den
ondergeteekende voor hem naar het 1e etablissement overteplaatzen
en zulks in remplazement van den hierbovengenoemde zaalopziener
van Veen.
id. / Kremer / zaalopziener / 5,20 / Den ondergeteekende
steld bij deze voor om den geemployeerde Kremer naar het 1e
etablissement overteplaatsen en zulks tot vervanging van den uit
den dienst der Maatschappij ontslagenen zaalopziener Bezemer.
id. / K. Kuiper / zaalopziener / 5,20 / Deze persoon
heeft zich reeds vroeger om employ aan de Permanente Kommissie
gemeld en schijnt nogal eenige geschiktheid tot de betrekking van
zaalopziener te bezitten. Ook is hij speciaal gerecommandeerd
door den Heer Heerspink, weshalven den ondergeteekende bij deze
voorsteld hem als zaalopziener in het 3e etablissement
aantestellen op het wekelijks salaris van 5,20 en zulks in
plaats van den zaalopziener Kremer.
Op grond van dit voorstel neemt de permanente commissie op 3
november 1825 een besluit
over het personeel in Veenhuizen. Daaronder staan ook
doorverwijzingen voor de genoemde functionarissen.
Diezelfde dag besluit ze ook zaalopziener Wenninger te
ontslaag, zie onderaan zijn
pagina.