Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN





In april en mei 1825 geeft koning Willem I subsidie voor de bouw van twee kerken te Veenhuizen, de eerste kerken die in de koloniën gebouwd worden

Blijkbaar heeft de permanente commissie op 4 februari 1825 de bestekken voor de twee kerken aan de directeur gezonden, want op 19 februari 1825, invnr 72, stuurt de directeur terug...:

De stukken betreffende het aangevraagde Roomsch Catholijke kerkgebouw en kosterij, zo als dezelve den 4 dezer door de Permanente Kommissie aan mij zijn verzonden, waarbij is gevoegd, een nadere staat van begroting der kosten gevorderd tot de door den Aartspriester van Zalland en Drenthe voorgestelde veranderingen in de Roomsch Catholijke kerk en pastorij, benevens een nadere generale staat der kosten van de gezamentlijke kerk en pastorien te Veenhuizen, waarop nog is geteld ƒ1000- tot daarstelling van de door den Heere Gouverneur van Drenthe en ingenieur van 's Rijks Waterstaat voorgestelde verandering in gereformeerde kerk en pastorij.

Wat aangaat de gegrondheid der bewuste aanmerkingen, dezelve zijn naar ons inzien niet onbillijk, en het zal er dus slegts op aankomen, of de Maatschappij tot het daarstellen van alle de gebouwen op dien voet en wijze, ten aanzien van de gevorderde fondsen in staat is of zal worden gesteld;
daar de Permanente Kommissie geen nieuw bestek gevraagd heeft, heb ik het retourneren dezer stukken, niet willen uitstellen tot dat hetzelve zoude zijn kunnen vervaardigdt;
intusschen heb ik de Heer Van Lemel verzogt om alle nodige aantekeningen, tot de redactie daarvan vereischt wordende, te nemen, en is ZEd. derhalve in staat op de eerste aanvraag om een nieuw bestek, hetzelve te kunnen vervaardigen.

Genoemde Van Lemel is de opzichter der gebouwen, zie hier. Wat ik begrijp is dat de permanente commissie bij de koning al geld heeft aangevraagd, maar dat er anmerkingen zijn op de ontwerpen, door de Aartsbisschop bij de katholieke en door de gouverneur van Drenthe bij de hervormde kerk.

Blijkbaar wordt alles naar tevredenheid geregeld, want op 8 april 1825 volgt Koninklijk Besluit nummer 89 van die dag, waarbij de katholieke kerk alvast wordt gefinancierd. Een afschrift bevindt zich in invnr 73 de scans 170 en 171:

Wij,Willem, bij de gratie Gods Koning der Nederlanden, prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg enz. enz.

Op een adres van de Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid, houdend verzoek om gemagtigd te worden tot het stichten, voor ‘s lands rekening van twee kerkgebouwen, één voor de Protestantsche en één voor de Roomsch Catholieke koloniale gemeente van Veenhuizen en Norch, met twee daarbij behorende pastorijen, zijnde bij het adres overlegd de teekeningen, bestekken en begrootingen ten dezen betrekkelijk.
Gezien het gezamentlijke rapport van Onzen Staatsraad Direkteur Generaal voor de zaken van den Hervormden Eeredienst en van den Direkteur Generaal voor de zaken van den Roomsch Catholieken Eeredienst van den 26 maart ll. N 30, waaruit blijkt dat de geheele kosten voor twee kerken en twee pastorijen, bedragen eene som van vijf en dertig duizend drie en negentig guldens negentig cents (f 35093=) waarvan die van twintig duizend zeshonderd drie en negentig guldens negentig cents (f 20693.90) voor de Protestantsche kerk en pastorij en die van veertienduizend driehonderd en negenentachtig guldens tien cents (f 14389.10) voor de Roomsch Catholieke kerk en pastorij zouden benoodigd zijn.
Gezien het rapport van Onzen Minister van Financien van den 2 dezer no. 70/468,

Hebben goedgevonden en verstaan:

De Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid te magtigen tot het stichten, op de door haar voorgestelde wijze, van een kerkgebouw en de daarbij behoorende pastorij voor de Roomsch Catholijke koloniale gemeente van Veenhuizen en Norch; wordende voor  de kosten van dien aanbouw en der verdere kerkelijke benoodigdheden, aan de Permanente Kommissie voorn. een onderstand uit ’s lands kasse verleend van veertienduizend driehonderd negenentachtig guldens en tien cents (f 14389.10) betaalbaar overeenkomstig de hiernevens gevoegde specifieke lijst; en waarvan door haar aan het departement voor de zaken van den Roomsch Catholieken Eeredienst rekening en verantwoording zal moeten worden gedaan.
Behoudende wij ons eene nadere beslissing voor omtrent den opbouw eener kerk en pastorij voor den Protestantsche koloniale gemeente van Veenhuizen en Norch.
En zal benevens de stukken tot den opbouw der Roomsch Catholieke kerk voorn. betrekkelijk, afschrift dezes worden gezonden, aan den Direkteur Generaal voor de zaken van den Roomsch Catholijken Eeredienst ter uitvoering; en gelijk afschriften aan Onzen Staatsraad Direkteur Generaal voor den Hervormden Eeredienst, aan Onzen Minister van Financien, aan de Algemenen Rekenkamer en aan de Adressanten, tot informatie en narigt.

Brussel, den 8 april 1825
(get.) Willem,
van wege den Koning
(get.) J.G. de Meij van Streefkerk
Accordeert met deszelfs origineel,
de Griffier ter Staats-Secretarie
(get.) D. Hamecourt L.G.
Voor overeenkomstig afschrift, de secretaris en adviseur bij het departement voor den zaken der Hervormde Kerk enz.

Daarmee kan de katholieke kerk gerealiseerd, er volgt een aanbesteding, zie deze pagina. Voor wat betreft de hervormde kerk is er een brief van de Staatsraad Direkteur voor de Zaken der Hervormde Kerk van 16 april 1825, invnr 73 de scans 167-169:

’s Gravenhage, den 16 april 1825

Op den voordragt door den Heer Direkteur Generaal voor de Zaken van den Roomsch Catholijken Eeredienst en mij, aan Zijne Majesteit gedaan, tot het accorderen der benoodigde sommen, ter bestrijding der kosten tot den opbouw van twee kerken en twee pastorijen in de Kolonie Veenhuizen, heeft Hoogsdezelve den 8 april ll. sub no. 89, het besluit genomen, waarvan een afschrift hiernevens is gevoegd.

Uwe Commissie zal daarbij opmerken, dat voorloopig alleen de sommen zijn toegestaan voor de Roomsch Catholieke kerk en pastorij. De oorzaak van het uitstel der beslissing, omtrent de Protestantsche kerk en pastorij, is daarin gelegen, dat ik den Koning geene aanwijzing heb kunnen doen op de begrooting van mijn departement over dezen jare om de vereischte sommen te affecteren; terwijl ook Z. M. eene bedenking is voorgekomen omtrent de begrooting der kosten. Een en ander zal UwE. nader blijken uit de in originali hiernevens gevoegde missive van den Heer Secretaris van Staat.

Ik verzoek UwE., met terugzending der missive en van de daarbij gevoegde bestek, begrooting en teekeningen, mij wel de inlichtingen te willen mededeelen, welke Uws inziens aan Zijne Majesteit, op den door Hoogstdezelve gemaakte bedenking, zoude behooren gegeven te worden.
De Staatsraad, Direkteur Generaal voor de Zaken der Hervormde kerk, enz.
J. Palland te Keppel.

Die brief van de secretaris heb ik niet gezien, maar in de samenvatting op bovenstaande brief, invnr 73 scan 170, wordt er wel iets over gezegd en blijkt het te gaan over de hogere kosten van de hervormde kerk:

De Staatsraad, Direkteur voor de Zaken der Hervormde Kerk &ca, verzoekt om de konsideratien van de P. K. te vernemen, op den hierbij gevoegden brief van den Secr. van Staat wegens de door Z. M. verlangde inlichting, omtrent de meerdere kosten voor de Prot. Kerk en pastorie, dan die voor die der R. K. aangevraagd is, not 26 april art 6, beantw. 30 april N99.

Op 30 april 1825 legt de permanente commissie, met een bijlage van Jan van Lemel, uit dat bij de eerder opgerichte koloniën de verhouding protestanten-katholieken steeds 5 tot 2 was. Daarom is de protestantse kerk voor 1300 mensen en de katholieke voor 500 mensen en mag de protestantse dus wat meer kosten.

Dan is het goed, op 19 mei 1825 keurt de koning het aangevraagde geld goed en dan volgen de advertentie en de aanbesteding van de protestantse kerk, zie deze pagina. Iets meer dan een jaar later wordt  die nieuwe kerk in gebruik genomen.