Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN
De stukken betreffende het aangevraagde Roomsch Catholijke kerkgebouw en kosterij, zo als dezelve den 4 dezer door de Permanente Kommissie aan mij zijn verzonden, waarbij is gevoegd, een nadere staat van begroting der kosten gevorderd tot de door den Aartspriester van Zalland en Drenthe voorgestelde veranderingen in de Roomsch Catholijke kerk en pastorij, benevens een nadere generale staat der kosten van de gezamentlijke kerk en pastorien te Veenhuizen, waarop nog is geteld ƒ1000- tot daarstelling van de door den Heere Gouverneur van Drenthe en ingenieur van 's Rijks Waterstaat voorgestelde verandering in gereformeerde kerk en pastorij.
Wat aangaat de gegrondheid der bewuste aanmerkingen, dezelve zijn
naar ons inzien niet onbillijk, en het zal er dus slegts op
aankomen, of de Maatschappij tot het daarstellen van alle de
gebouwen op dien voet en wijze, ten aanzien van de gevorderde
fondsen in staat is of zal worden gesteld;
daar de Permanente Kommissie geen nieuw bestek gevraagd heeft, heb
ik het retourneren dezer stukken, niet willen uitstellen tot dat
hetzelve zoude zijn kunnen vervaardigdt;
intusschen heb ik de Heer Van Lemel verzogt om alle nodige
aantekeningen, tot de redactie daarvan vereischt wordende, te
nemen, en is ZEd. derhalve in staat op de eerste aanvraag om een
nieuw bestek, hetzelve te kunnen vervaardigen.
Wij,Willem, bij de gratie Gods Koning der Nederlanden, prins van
Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg enz. enz.
Op een adres van de Permanente Commissie der Maatschappij van
Weldadigheid, houdend verzoek om gemagtigd te worden tot het
stichten, voor ‘s lands rekening van twee kerkgebouwen, één voor
de Protestantsche en één voor de Roomsch Catholieke koloniale
gemeente van Veenhuizen en Norch, met twee daarbij behorende
pastorijen, zijnde bij het adres overlegd de teekeningen,
bestekken en begrootingen ten dezen betrekkelijk.
Gezien het gezamentlijke rapport van Onzen Staatsraad Direkteur
Generaal voor de zaken van den Hervormden Eeredienst en van den
Direkteur Generaal voor de zaken van den Roomsch Catholieken
Eeredienst van den 26 maart ll. N 30, waaruit blijkt dat de
geheele kosten voor twee kerken en twee pastorijen, bedragen eene
som van vijf en dertig duizend drie en negentig guldens negentig
cents (f 35093=) waarvan die van twintig duizend zeshonderd drie
en negentig guldens negentig cents (f 20693.90) voor de
Protestantsche kerk en pastorij en die van veertienduizend
driehonderd en negenentachtig guldens tien cents (f 14389.10) voor
de Roomsch Catholieke kerk en pastorij zouden benoodigd zijn.
Gezien het rapport van Onzen Minister van Financien van den 2
dezer no. 70/468,
Hebben goedgevonden en verstaan:
De Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid te
magtigen tot het stichten, op de door haar voorgestelde wijze, van
een kerkgebouw en de daarbij behoorende pastorij voor de Roomsch
Catholijke koloniale gemeente van Veenhuizen en Norch; wordende
voor de kosten van dien aanbouw en der verdere kerkelijke
benoodigdheden, aan de Permanente Kommissie voorn. een onderstand
uit ’s lands kasse verleend van veertienduizend driehonderd
negenentachtig guldens en tien cents (f 14389.10) betaalbaar
overeenkomstig de hiernevens gevoegde specifieke lijst; en waarvan
door haar aan het departement voor de zaken van den Roomsch
Catholieken Eeredienst rekening en verantwoording zal moeten
worden gedaan.
Behoudende wij ons eene nadere beslissing voor omtrent den opbouw
eener kerk en pastorij voor den Protestantsche koloniale gemeente
van Veenhuizen en Norch.
En zal benevens de stukken tot den opbouw der Roomsch Catholieke
kerk voorn. betrekkelijk, afschrift dezes worden gezonden, aan den
Direkteur Generaal voor de zaken van den Roomsch Catholijken
Eeredienst ter uitvoering; en gelijk afschriften aan Onzen
Staatsraad Direkteur Generaal voor den Hervormden Eeredienst, aan
Onzen Minister van Financien, aan de Algemenen Rekenkamer en aan
de Adressanten, tot informatie en narigt.
Brussel, den 8 april 1825
(get.) Willem,
van wege den Koning
(get.) J.G. de Meij van Streefkerk
Accordeert met deszelfs origineel,
de Griffier ter Staats-Secretarie
(get.) D. Hamecourt L.G.
Voor overeenkomstig afschrift, de secretaris en adviseur bij het
departement voor den zaken der Hervormde Kerk enz.
’s Gravenhage, den 16 april 1825
Op den voordragt door den Heer Direkteur Generaal voor de Zaken
van den Roomsch Catholijken Eeredienst en mij, aan Zijne Majesteit
gedaan, tot het accorderen der benoodigde sommen, ter bestrijding
der kosten tot den opbouw van twee kerken en twee pastorijen in de
Kolonie Veenhuizen, heeft Hoogsdezelve den 8 april ll. sub no. 89,
het besluit genomen, waarvan een afschrift hiernevens is gevoegd.
Uwe Commissie zal daarbij opmerken, dat voorloopig alleen de
sommen zijn toegestaan voor de Roomsch Catholieke kerk en
pastorij. De oorzaak van het uitstel der beslissing, omtrent de
Protestantsche kerk en pastorij, is daarin gelegen, dat ik den
Koning geene aanwijzing heb kunnen doen op de begrooting van mijn
departement over dezen jare om de vereischte sommen te affecteren;
terwijl ook Z. M. eene bedenking is voorgekomen omtrent de
begrooting der kosten. Een en ander zal UwE. nader blijken uit de
in originali hiernevens gevoegde missive van den Heer Secretaris
van Staat.
Ik verzoek UwE., met terugzending der missive en van de daarbij
gevoegde bestek, begrooting en teekeningen, mij wel de
inlichtingen te willen mededeelen, welke Uws inziens aan Zijne
Majesteit, op den door Hoogstdezelve gemaakte bedenking, zoude
behooren gegeven te worden.
De Staatsraad, Direkteur Generaal voor de Zaken der Hervormde
kerk, enz.
J. Palland te Keppel.
De Staatsraad, Direkteur voor de Zaken der Hervormde Kerk
&ca, verzoekt om de konsideratien van de P. K. te vernemen, op
den hierbij gevoegden brief van den Secr. van Staat wegens de door
Z. M. verlangde inlichting, omtrent de meerdere kosten voor de
Prot. Kerk en pastorie, dan die voor die der R. K. aangevraagd is,
not 26 april art 6, beantw. 30 april N99.