Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN
Aangaande mijne bevinding te Veenhuizen, heb ik de eer de
Permanente Kommissie te berigten, dat de orde en proprietijt in
de zalen en buiten woningen blijft bestaan, en men steeds veele
reeden heeft van te vreedenheid over het gedrag der kolonisten en
weezen;
slegts zeer weinige huisgezinnen zijn door ongeschiktheid voor
hunne bestemming niet in staat zoo veel te verdienen, als noodig
is om in alle volstrekte behoefte te kunnen voorzien:
de verdiensten der weezen blijft steeds zeer gering;
het ongunstigste weder belet aan een groot getal van die jongens
en meisjes, welke vroeger op het land werkten thans aan den
veldarbeid deel te nemen;
deze en alle overige worden met een of ander fabriek arbeid bezig
gehouden, doch dit levert bijna geene verdiensten;
ik heb nog weder eenige maatregelen ter verbetering
voorgeschreven, welke ik hoop dat van goede gevolgen zullen wezen;
ik vrees egter dat het er verre van af zal blijven, de voeding te
verdienen.
De gebouwen hebben daar de stormen zeer goed doorstaan; slegts
eenige pannen zijn van de daken gewaaid.
Het 3e etablissement is thans ook geheel afgewerkt; indien de
Permanente Kommissie nodig oordeelt, dat ook dit, door Elzinga of
een ander worde opgenomen, zal het mij aangenaam zijn, daar van te
worden geinformeert.