Naar het overzicht
van stukken over VEENHUIZEN





Verslag directeur januari 1825: magere verdiensten voor de wezen en het derde gesticht is afgebouwd


Onderstaande verslagje is gedateerd 6 januari 1825 en bevindt zich in invnr 72. De stormen waarover hij spreekt moeten inderdaad verschrikkelijk geweest zijn. Enkele van de slachtoffers krijgen een arbeiderswoning in Veenhuizen aangeboden, zie hier.


Aangaande mijne bevinding te Veenhuizen, heb ik de eer de Perma­nente Kommissie te berigten, dat de orde en proprietijt in de zalen en buiten woningen blijft bestaan, en men steeds veele reeden heeft van te vreeden­heid over het gedrag der kolonisten en weezen;

slegts zeer weinige huisge­zinnen zijn door ongeschiktheid voor hunne bestemming niet in staat zoo veel te verdienen, als noodig is om in alle volstrekte behoefte te kunnen voorzien:

de verdiensten der weezen blijft steeds zeer gering;

het ongunstigste weder belet aan een groot getal van die jongens en meisjes, welke vroeger op het land werkten thans aan den veldarbeid deel te nemen;

deze en alle overige worden met een of ander fabriek arbeid bezig gehouden, doch dit levert bijna geene verdiensten;

ik heb nog weder eenige maatregelen ter verbetering voorgeschreven, welke ik hoop dat van goede gevolgen zullen wezen;

ik vrees egter dat het er verre van af zal blijven, de voeding te verdienen.

De gebouwen hebben daar de stormen zeer goed doorstaan; slegts eenige pannen zijn van de daken gewaaid.

Het 3e etablissement is thans ook geheel afgewerkt; indien de Permanente Kommissie nodig oordeelt, dat ook dit, door Elzinga of een ander worde opgenomen, zal het mij aangenaam zijn, daar van te worden geinformeert.