Bedelaars bij het tweede gesticht Veenhuizen

Zitting van den 24 November 1849.


Extract uit het Register van het verhandelde in de Raad van Tucht voor Bedelaarskolonisten gehouden te Veenhuizen, 2e Gesticht.


Tegenwoordig zijn: J.F. Krieger, Adjunct-Directeur en President; G.J. Hendriks en W.Heidema, Onderdirecteurs; Schilder en Van den Berg, zaalopzieners; Ente, boekhouder en secretaris.

Wordt ter tafel gebragt eene klagte tegen de navolgende Bedelaarskolonisten als:

1. J.W. Kuipers N4671, wegens ongehoorzaamheid bestaande in het bergen van een fles waarin drank was geweest;

2. F. Kuipers wegens eenvoudige desertie voor de tweede maal en wel onder N3085;

3. M. Snijders, N4972 wegens het verkopen van een bont boezelaar aan W. Scholten N2580 die hetzelve weder heeft verkogt aan H. Schets N1966;

4. A. Tuinman, N5671; B. Hoefman, N2951; E.D. Werven, N1807 wegens van hunne mede Kolonist M. Regoor N3121 ontvreemden, als: een hemd, een mutsestrook, en in geld eene gulden twintig cents, zijnde voor eene gezamentlijke waarde van twee guldens zes en tachtigs cents, waarvan de Kolonist W. Scholten N2580 heeft gekogt een rok en een hemd die daarvan het hemd weder heeft verkogt aan M. Zuijdendorp, N1618.

5. S. Kokernoot N5264 wegens het te zoekmaken van een hemd, zegt het gegeven te hebben aan H. Koster die zulks echter ontkent het ontvangen te hebben;

6. C. Heugstum N5364 wegens het ontvreemden van een mes, hebbende een waarde van tien cents;

7. T. Meijndert N2560 wegens het ontvreemden van een kop aardappelen uit de menage;

8. H. Koster N5583 wegens vloeken, schelden, razen enzovoort;

9. H.E. Noot N643 wegens belediging van medeKolonisten.

De beschuldigden worden een voor een binnengelaten en de tegen hun ingebragte bezwaren kennelijk gemaakt waartegen geen hunner iets voldoende ter verschoning heeft in te brengen.

Men laat hun vervolgens buitengaan om over de strafbepalingen te kunnen handelen.

Gezien Artikelen 9, 11, 13, 16 en 17 van het Reglement van Tucht voor Bedelaarskolonisten op hun toepasselijk, als Artikel 9 op J.W. Kuipers, Artikel 11 op A. Kuipers, Artikel 13 op Snijders, W. Scholten, Schets, Tuinman, Hoefman, Werven, Zuijdendorp, Kokernoot, Heugstum en Meijnders, Artikel 16 op Koster en Artikel 17 op Noot. Luidende als volgt: Artikel 9,11,13,16,en 17.

Gehoord de Leeden van den Raad, ieder in het bijzonder, wordt besloten:

De Bedelaarskolonisten te straffen met opsluiting in de Provoost als

J.W. Kuipers, Noot en Koster, de twee eerste voor drie dagen en de laatste voor acht dagen, de Bedelaarskolonisten Heugstum, Meijnders, Snijders, Scholten, Schets, Tuinman, Hoefman, Werven, Zuijdendorp en Kokernoot te straffen met opsluiting in de provoost, de eerste voor drie, de tweede voor vier en de overigen ieder voor acht dagen, benevens de dubbelde vergoeding van het ontvreemde, verkocht of te zoekgemaakte voor zoveel het ieder aangaat uit deszelfs tegoed bij de Maatschappij en eindelijk den Bedelaarskolonist A. Kuijpers te straffen met opsluiting in boeijen voor veertien dagen, waarvan de drie eerste en de drie laatste dagen te water en brood en na die ondergane straf te dragen eene onderscheidingsbovenpak gedurende vier achtereenvolgende maanden.

Men laat andermaal de beklaagden binnenkomen, maakt hun met de opgelegde straffen bekent, waarna aan de zaalopzieners onder wiens onmiddellijk toezigt zij gesteld zijn, wordt gelast de straffen op hun toegepast te executeren. Geene der Leeden iets meer ter behandeling hebbende voor te dragen wordt de vergadering gesloten.

Aldus gedaan op dag,maand en jaar als boven vermeld en door den gezamentlijke Leeden onderteekend.

Was getekend: J.F. Krieger;G.J.Hendriks;W. Heidema; Schilder; Van den Berg

BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1621

Notities bij het zittingsverslag