Extract uit de notulen van het verhandelde in de Raad van Tucht
voor Bedelaars Kolonisten, gehouden te Veenhuizen.
Tegenwoordig zijn:
J. Kluver, Adjunct Directeur
President
Leden: Zaalopzieners J. Visser en Van den
Berg,
A.B. Ente, Onder Directeur Secretaris
De Onder Directeur Neyenbandering door dienstbezigheden
verhinderd den Raad bij te wonen.
Wordt ter tafel gebragt Proces verbaal van den Zaalopziener G.
de Waal, benevens Extract uit de notulen, gehouden te
Ommerschans op den 8en February JL, gerigt en gehouden tegen de
Bedelaars Kolonisten Johannes Paulus Rippegon N2348, Jacob de
Cater N2526, Pieter Hakspil N2563 en Hendrik Daniel
Giezen N663 , allen van alhier ontvlugt, de eerste voor de
derde maal, de 2e voor de 2e maal met verzwarende omstandigheden,
de 3e en 4e voor de 1e maal met verzwarende omstandigheden.
Nog Proces Verbaal van den zaalopziener G. de Waal tegen
de Bedelaars Kolonist Luccas(?) Govers N1241
wegens het verkopen van een paar zijne Koussen.
Mede Proces Verbaal van den zaalopziener A.B. Schaghen
tegen de van alhier ontvlugte Bedelaars Kolonist H. Lutzelaar
N630 voor de 2e maal met verzwarende omstandigheden en zich
mede schuldig gemaakt hebbende voor zijne desertie als
medepligtig te zijn geweest aan het helpen verkopen(?) van
een paar Koussen van den Kolonist J. Sigman N1781, nog
proces verbaal van genoemde zaalopziener tegen den Kolonist C.
Looyer N.151 als hebbende hij zich schuldig gemaakt aan het
verkopen van een Hemd en een paar Koussen.
Eindelijk Proces verbaal van den zaalopziener K.Gustavus tegen de
Koloniste T. Hartog als hebbende zij zich schuldig
gemaakt aan het moedwillig medenemen van een halsdoek op de
Bleek en heeft zij voor de 2e maal aan dusdanig misdrijf zich
schuldig gemaakt.
Men laat de schuldigen voor zoo ver die tegenwoordig zijn een
voor een binnen komen, en de tegen hun opgemaakte bezwaren
voorlezen, als aan
H.D. Giezen, N663, H. Lutzelaar N630, C. Looyer N151, L.
Govers N1241, T. Hartog N349(?)
De President hun wegens hun misdrijven onderhouden hebbende, waarbij(?)
allen niets ter hunner verontschuldiging in te brengen, men laat
hun buiten gaan om over de bepaling der straffen te handelen,
alsmede over de zich nog in de Ommerschans bevindende
strafschuldige Kolonisten,
En overwegende dat de straffen art.11, op H.D. Giezen, H.
Lutzelaar, J.P. Rippegon, J. de Cater en P. Hakspil en art.
13 op C. Looyer, L. Govers, T. Hartog behoorende te worden
toegepast en luidende als
Art 11: “Hij die voor de Eerste maal ontvlugten wil en Daarin
wordt verhinderd, of ontvlugt en weder terug gebragt is, zal met
opsluiting in boeyen tot tien Dagen toe, de twee Eerste te water
en brood worden gestraft.- met mede neeming van goederen, buiten
de aan hebbende Kleeding of andere verzwaarende omstandigheden,
als ook ontvlugting voor de tweede maal met opsluiting in boeyen
gedurende veertien dagen, waarvan de drie eerste en de drie
laatste te water en brood, en met verzwaarende omstandigheden,
voor de tweede of volgende maal, benevens eenvoudige ontvlugting
voor de derde en volgende malen met vijftien tot veertig Rietjes
Slagen en opsluiting als voren; zullende al de ontvlugt
geweest zijnde, of die dit kennelijk hebben willen doen, na de
ondergane straf, veertien dagen lang, eene onderscheidenen
Kleeding moeten dragen, en in de Discipline Zaal worden
geplaatst.”
Art 13 “Ontvreemding, verwaarloozing, beschadiging of verpanding
van goederen aan de Maatschappij, aan Ambtenaren, aan mede
Kolonisten of aan iemand anders behoorende, zal worden gestraft
met dubbele vergoeding van het ontvreemde, verwaarloosde,
beschadigde of verpande uit hun tegoed bij de Maatschappij,
benevens opsluiting in boeyen van drie tot veertien dagen, naar
gelang der omstandigheden des noods te water en brood om den
anderen dag en bij herhaling van een dier misdrijven, altijd met
veertien dagen opsluiting in boeyen, de drie eerste en drie
laatste dagen te water en brood.”
De Raad in overweging nemende dat de hierin vermelde
strafschuldige Kolonisten hunne misdrijven voor geene
verschooningen vatbaar zijn, maar volgens de bepalingen vervat in
het Reglement van Tucht behooren te worden gecorrigeerd zonder op
een hunner uitzondering te kunnen maken.
Na deze overwegingen veroordeeld de Raad dezelve te straffen als
H.D. Giezen tot 14 dagen Provoost arrest in boeyen de drie eerste en drie laatste te water en brood en na die ondergane straf te dragen een schandpak voor den tijd van vier maanden.
J.H. Lutzelaar idem, voorafgegaan met 20 Rietjes
Slagen, benevens de enkelde vergoeding van een paar Koussen op
zijn Rekening en aan Sigman (?)uitbetalen(?)
C. Looyer en L. Govers met acht dagen
provoost arrest in boeyen en de dubbelde vergoeding van de
verkochte Kleeding Stukken uit hun tegoed bij de Maatschappij
T. Hartog met 14 dagen provoost arrest in boeyen, de 3
eerste en de 3 laatste dagen te water en brood, benevens dubbelde
vergoeding van het ontvreemde uit haar tegoed bij de Maatschappij.
En deze algemelde Bedelaars Kolonisten zich te Ommerschans
bevindende te straffen, als Ripperon, de Pater(?)
Cater en Anspel(?) Hakspil met 14 dagen Provoost
arrest in boeyen, de drie eerste en de drie laatste dagen te Water
en Brood, voorafgegaan de eerste met 30 en de volgende met 20
rietslagen en alle drie na deze ondergane straffen, te dragen
schandpak voor den tijd van vier maanden.
Hiervan Extract aan de directie te Ommerschans te maken om de
straffen ter Executie te brengen.
De alhier present zijnde worden andermaal voor den raad gebragt
en de tegen hun toegepaste straffen voorgelezen, waarna aan de
zaalopzieners onder wiens onmiddellijke toezicht zij gesteld zijn,
worden gelast de toegepaste straffen ter Executie te brengen.
Aldus gedaan op Plaats, Dag, maand en Jaar als boven
Was getekend:
J. Kluvers, adj dir. Pres.
Vissers, van den Berg, zaalopzieners
En A.B. Ente, Onder Directeur Secretaris
Notities bij het zittingsverslag