Bedelaars bij het tweede gesticht Veenhuizen

Extract van het verhandelde in de Raad van Tucht, belegd voor Bedelaars Kolonisten op heden den 23e September des Jaars 1800 drie en dertig


door den WelEdelen Heer Adjunkt  Direkteur A. de Geus als President.

Zijn gecompareerd des avonds ten 6 ½ Uur de navolgende Leden
De President voornoemd
De Onder Direkteur J.F.Krieger
De Zaalopzieners Unverzagt en Briek

De Raad geopend zijnde wordt ter tafel gebragt een Proces Verbaal van den Zaalopziener Müller, inhoudende aanklagt tegen den Bedelaars Kolonist Jan(?) Willems, hebbende zich schuldig gemaakt aan Desertie voor de Eerste maal, en wel door uitklimming van een raam der zaal, bij de Nagt op den 11e dezer en wijders over het dak van het gesticht, en tegen den Bedelaars Kolonist Roelof Jansen, hebbende zich schuldig gemaakt aan het verkoopen van zijn Peije buis voor zestien stuivers, aan zijnen mede Kolonist S.F.(?) Spaans.

Daar zulks strijdig is, tegen de Koloniale Reglementen, zoo zijn dezelve voor den Raad gebracht, om overeenkomstig het Tucht Reglement hun straffen te worden opgelegd.

Voornoemde Bedelaars Kolonisten worden binnen geleyd en ondervraagd of zij zich aan deze misdaden hebben schuldig gemaakt, waarop zij hebben geantwoord, na voor af eenige verontschuldigingen te hebben gemaakt van Ja!

Overwegende Art. 11 luidende als volgt:
“Hij die voor de Eerste maal ontvlugten wil en Daarin wordt verhinderd, of ontvlugt en weder terug gebragt is, zal met opsluiting in boeyen tot tien Dagen toe, de twee Eerste te water en brood worden gestraft.- met mede neeming van goederen, buiten de aan hebbende Kleeding of andere verzwaarende omstandigheden, als ook ontvlugting voor de tweede maal met opsluiting in boeyen gedurende veertien dagen, waarvan de drie eerste en de drie laatste te water en brood, en met verzwaarende omstandigheden, voor de tweede of volgende maal, benevens eenvoudige ontvlugting voor de derde en volgende malen met vijftien tot veertig Rietjes Slagen en opsluiting als voren;  zullende al de ontvlugt geweest zijnde, of die dit kennelijk hebben willen doen, na de ondergane straf, veertien dagen lang, eene onderscheidenen Kleeding moeten dragen, en in de Discipline Zaal worden geplaatst.”

Overwegende Art. 13 luidende als volgt:
“Ontvreemding of verpanding van Koloniale goederen, of van mede Kolonisten, zal worden gestraft tot opsluiting in boeyen van drie tot veertien dagen, na gelang der omstandigheden, dit wordt te water en brood om den anderen dag, en bij herhaling van een dier misdrijven altijd veertien dagen in boeyen,  de drie Eerste en de drie laatsten  te water en brood”.

Naar aanleyding van bovengenoemde Artikelen en door de Raad overwogen zijnde, dat de Bedelaars Kolonist F.S.(?) Spaans, wel geen dader zijnde, echter als Kooper en medepligtige strafbaar is,

Besluit de navolgende straffen  toe te passen op de navolgende Bedelaars Kolonisten, als

Jan(?) Willems 10 dagen Provoost arrest, om den anderen dag te water en Brood en gesloten.

R. Jansen, 10 dagen Provoost arrest, om den anderen dag te water en Brood en gesloten en

P.S.(?) Spaans 6 dagen Provoost arrest.

Voormelde Bedelaars Kolonisten worden binnen gelaten, hunne vonnissen voorgelezen, en verder niets meer te verhandelen zijnde, de Raad gehouden voor geeindigd.

Aldus opgemaakt op dag en datum als boven
Ads de Geus
J.F. Krieger
J.D. Unverzagt
Buck

BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1620

Notities bij het zittingsverslag