Art 1
De Leeden van den Raad allen tegenwoordig zijnde zoo wordt de
vergadering geöpend
Art 2
Wordt voorgenomen een door den Wijkmeester Rutten ingediend Proces
verbaal, opgemaakt tegen de arbeiders kolonisten Mollebeek
& van Kampen en zijnde van den volgende inhoud:
“Op den 1 Januarij 1830 des achtermiddags circa 2 ½ uur heeft
zich den persoon van F. C. van Kampen arbeiders kolonist
aan het 3e gesticht, niet ontzien, om den persoon A. Mollebeek
mede tot de arbeiders huisgezinnen van genoemd gesticht
behoorende, mitsgaders deszelfs huisvrouw op de navolgende wijze
te mishandelen als: F. C. van Kampen is in de woning van Mollebeek
gekomen, en dezelve aangerand, en hem erge slagen aan deszelfs
hooft toegebragt, terwijl daarna de vrouw van Mollebeek op
dezelfde wijze door van Kampen is mishandeld geworden;
daar na is de dochter van van Kampen voor het venster van
Mollebeek gekomen, heeft een ruit ingeslagen en met
geweldige scheldwoorden Mollebeek & vrouw
uitgedaagd.-“
Art 3
Gehoord den kolonisten arbeider F. C. van Kampen, zeggende
dat zijn huisvrouw, bij gelegenheid van den Nieuwjaarsdag
bovengenoemde Mollebeek vriendschappelijk de hand bood;
doch daar op door Mollebeek geantwoord was, van geene Schelmen
Dieven en Sodomsgoed de hand te geven;
waar op hij van Kampen in het huis van Mollebeek
was gegaan, en zijn bloed aan laatstgenoemde en vrouw gekocht had;
voorgevende zich op dergelijke gezegdes niet gelaten te hebben
kunnen houden.-
Art 4
Gehoord den kolonisten arbeider Mollebeek, verklarende de
huisvrouw van van Kampen op bovengenoemde nieuwjaarsdag niets
onbehoorlijks te hebben toegevoegd, maar dat van Kampen
hem Mollebeek & vrouw op de meergemelden dag in zijne
woning is komen overrompelen en hun geslagen en getrapt had,
zonder eenige, van Kampen daartoe moverende redenen.
Art 5
Gehoord de huisvrouw van den kolonisten arbeider Raman,
zeggende dat zij gezien heeft dat van Kampen en vrouw op
nieuwjaarsdag in het huis van Mollebeek obstinaat zijn
ingelopen, en laatstgenoemde benevens huisvrouw hebben geslagen.
Art 6
Gehoord den kolonisten arbeider Dazes verklarende gehoord
te hebben dat van Kampen en vrouw veel scheldwoorden en
verwijtingen tegen Mollebeek & vrouw hebben
uitgeroepen.
Art 7
De Raad is van gevoelen dat een daartoe aangewend onderzoek
waarschijnlijk nog wel eenige informatien zal opsporen, omtrend de
scheldwoorden, welke volgens het zeggen van van Kampen
door Mollebeek aan des eerstgenoemden huisvrouw zouden
zijn toegevoegd geworden, daar men kwalijk kan veronderstellen dat
Mollebeek volstrekt geene aanleiding zoude gegeven hebben, waar
door de Raad zig genoodzaakt vind, de afdoening dezer zaak,
hangende dit onderzoek, onbepaald te moeten adjourneren.-
Aldus gearresteerd op dato als boven
De President & Leeden
A. de Geus, C. Hulst, L. N. Bandering, Blanken, Coens
Ter ordonn. Van dezelve
De secretaris
C.W.Rensing
Notities bij het zittingsverslag