Weeskinderen bij het derde gesticht

Raad van Tucht van den 15 Januarij 1831


De Leeden van de Raad zijn allen tegenwoordig.


Door den Adjunct en Onder Directeur binnen, wordt ter kennisse van de Raad gebragt, dat door hun in de afgelopene week voor 24 uuren strafkamer arrest is opgelegt geworden, aan den Wees M. Spat(??) voor het bezigen van onbetamelijke uitdrukkingen.


Wordt voorgenomen de klagten tegen de Weezen:

1e A. Weima, A. Hoppenbrouwer, G. Kuit en A. Dirksen welke zich zonder permissie van het Landwerk verwijderd hebben, en zich daarna hebben schuldig gemaakt aan het kappen van een boom in het norgerbosch.

Verwijst de Raad tot strafkamer arrest voor den tijd van 3 maal 24 uuren om den anderen dag te water en brood, overeenkomstig art 4, 8e onderdeel van het Reglement van Tucht.


2e J. van Dalen welke van den wees H. Gerrits een paar schoenen heeft ontvreemd, en dezelven daarna verkogt heeft aan een der binnen kolonisten van het 2e gesticht.-
De beklaagde bekent zulks, doch weet de persoon die de schoenen gekocht heeft niet op te geven.

De Raad condemneerd haar tot 8 maal 24 Uur in de strafkamer om den anderen dag te water en brood, overeenkomstig Art 4, 8e onderdeel van het Reglement, doch kan de dubbelde vergoeding niet op haar toepassen, aangezien zij geene oververdiensten geniet, waar uit de Vergoeding zoude kunne gevonden worden.


3e Maatje Kraan welke beschuldigd word zich met zekere H. Gerrits binnen kolonist aan het 2e Gesticht te hebben opgehouden.

De Raad ondervraagt haar deswegens en zij geeft ten antwoord, dat zij en de genaamde persoon van eene plaats zijn en daar door kennis aan elkander hebben.-

De Raad heeft in dezen kwade vermoedens en condemneerd dierhalven M. Kraan om gedurende den tijd van zes maanden binnen de poorten van het Gesticht te blijven, ten einde haar te bewaren voor die ongelukken die er na aanhoudende omgang met opgenoemden H. Gerrits stellig zouden ten gevolge hebben.-


4e H. Lenting wegens het steelen van twee roode luieren ? van het drooghek en toebehorende aan een geemployeerd huisgezin.-

De Raad vind zich genoodzaakt dat bij uitstek ondeugend sujet, als nu reeds met het 4e misdrijf en 3e male voor de Raad, als, op den 26 Junij& 20 October 1830, zonder vrugt gestraft geworden, te moeten verwijzen naar de strafkolonie aan de Ommerschans, gelijk onder approbatie van de Permanente Kommissie geschied bij dezen.-


5e C. Looijers welke een paar nieuwe koussen van hem heeft verkogt, en die, vermits hij, van zijne misdaad overtuigd wordt, daarvoor wordt gestraft met 4 dagen strafkamer arrest om den anderen dag te water en brood, volgens art 4, 8e onderdeel van het Reglement.-


6e A. de Vries welke twee paren koussen uit het kisje van H. Bakker genomen heeft en met een paar van zijn eigen, verkogt, daar en boven het slot van een kelder achters??? heeft afgebroken en de tafel er uit genomen, waarschijnlijk om een duivenhok van te vervaardigen.-
Wordt gestraft met 8 dagen strafkamer arrest om den anderen dag te water en brood volgens art 4, 8e onderdeel van het Reglement.


7e F. van der Spek en C. Pieterman welke de kolonie op den 6 Januarij JL heimelijk verlaten hebben en op den 11e daaraanvolgende door den Veldwagter van de Leek zijn terug gebragt.
De Raad ondervraagt hun naar de oorzaak, waar om zij gedeserteerd zijn; docht weten niets in te brengen.

Overwegende dat van der Spek ten 4e male voor de Raad verschijnt, als op den 30 Sept & 20 October 1829 en op den 1 October 1830.-

Overwegende dat hij een bij uitstek ondeugend sujet is.-
In aanmerking nemende dat Pieterman daar toe verleid schijnt te zijn, en daar en boven nog zeer jong is.-

Wordt besloten F. van der Spek onder approbatie van de Permanente Commissie te verwijzen naar de Ommerschans gelijk geschied bij dezen; terwijl Pieterman voor 2 maal 24 uuren in de strafkamer zal worden opgesloten.-


8e B. van Roon wegens het ontvreemden van koussen van andere Weezen.- is daarvoor gestraft overeenkomstig art 4, 8e onderdeel van het Reglement met 6 dagen strafkamer.-


9e A. van Montfoord & G.S. Rijpstra wegens het steelen van eenige aardappelen uit de menage.
Zijn gestraft de eerstgenoemde A. van Montfoord met 4 dagen strafkamer arrest om den anderen dag te water en brood, en als bij herhaling met de boeijen aan; terwijl Rijpstra voor 3 dagen in de strafkamer zal arrest hebben.-

Aldus gedaan & gearresteerd op dato als boven.

De President en Leeden
A. de Geus, C. Hulst, L. NBandering, van der Kamp, J. Emmelot
Ter ordonnantie van dezelve
De secretaris
Rensing

BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1622


Notities bij het zittingsverslag