Raad van tucht voor weeskinderen bij Veenhuizen-3

Vergadering van den Raad op den 20 October 1829


Art 1
De Leden zijn allen tegenwoordig.

Art 2
De Raad wordt door den President geopend.

Art 3
Er wordt door den Secretaris voorgelezen eene klagte bij den Raad ingekomen omtrend de Weezen A. van Kampen, J. Happee, A. Stoep, L. van den As en P. Bijleveld houdende dat zij aardappelen zouden medegenomen hebben van het Land der Maatschappij.-

Art 4
De aangeklaagden bekennen hunne misdaad doch geven voor zulks uit honger gedaan te hebben.

Art 5
In aanmerking nemende dat de portien eetens zodanig geregeld zijn dat de Weezen overvloedig gespijst worden en dat deeze overtreeding alzoo als moedwil moet beschouwd worden.

Art 6
In aanmerking nemende dat L. van den As zich bij herhaling voor den Raad bevind.-

Art 7
De Raad verwijst de in dezen genoemde Weezen voor 6 maal 24 uur in de strafkamer om den anderen dag te water & brood, terwijl zij den Wees L. van den As bovendien straft met de boeijen aan.

Art 8
De Zaalopzieners Jeune en Lenselink worden met de uitvoering belast.-

Art 9
Door den Adjunkt Directeur & Onder Directeur binnen wordt aan den Raad ter kennisse gebragt dat door hun gedurende de afgelopene week aan de onder vermelde weezen zijn opgelegd de navolgende straffen, ter zake daarbij omschreven, als aan:

de Weezen M. C. Elich & A. de Rooij 1 nagt strafkamer als hebbende zich van de fabriek verwijderd, zich naar het 2e Gesticht begeven en zijn niet voor des avonds tehuis gekomen.-

de Wees F. van der Spek, 3 nagten strafkamer als hebbende zich van het Landwerk zonder permissie verwijderd.-

En zulks overeenkomstig art 5 van het Reglement van Tucht dd 8 July 1829 N. 19.-

Aldus gearresteerd op dato als boven
De President en Leeden

BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1622


Notities bij het zittingsverslag