Net als in het eerste gesticht wonen weeskinderen in het derde op
zalen van dertig meter bij vier meter zeventig. Tachtig kinderen
per zaal, twee zalen onder het toezicht van een zaalopziener die
met zijn gezin tussen die twee zalen in woont. Het derde gesticht
wordt midden 1825 in gebruik genomen.
Over de tuchtrechtspraak vóór 1829 is niets bekend. Daarna vindt
het plaats op basis van het Reglement van Tucht voor de Gestichten
van Weezen, Vondelingen en verlatene kinderen van den 8 july 1829'
(zie bij Reglementen). Er zijn echter van het derde gesticht veel
minder zittingsverslagen bewaard gebleven dan van het eerste.
Al deze verslagen bevinden zich in invnr 1622 van het archief van
de Maatschappij van Weldadigheid bij het Drents Archief, toegang
0186.
Vrijwel al deze transcripties zijn gemaakt door Luurt Vrijen. We
hebben zoveel mogelijk geprobeerd te identificeren welke
weeskinderen ze bedoelen. Er zijn namenlijsten van wezen die
voorkomen in de zittingen, zie
daarvoor deze pagina.
De wezenopvang in het derde gesticht van Veenhuizen houdt in de
loop van 1842 op. Met uitzondering van enkelingen worden alle
wezen overgebracht naar het eerste gesticht.
Jaren |
Zittingen |
1829-1831 |
Tien zittingen in 1829, waaronder drie waarop
niets te behandelen is. Met de sterke neiging van de
leidinggevenden om een zootje te maken van de
tuchtrechtspraak, men heeft blijkbaar veel moeite het
tuchtreglement te lezen en begrijpen. In 1830 elf
zittingen, maar februari tot en met april missen. In 1831
slechts vier, alle vier in januari/februari, de rest van het
jaar mist. |
1832-1835 |
Van 1832 zijn slechts drie zittingen
bewaard gebleven, met steeds dezelfde medespelers. Van 1833
vier zittingen, van 1834 twee en van 1835
vijf. |
1836-1839 |
Er staan transcripties van zes zittingen in 1836, drie in 1837, zeven in 1838 en zeven in 1839. |
1840 |
In 1840 zijn er eenendertig verslagen van zittingen van de tuchtraad, waar niet zo veel wezen maar vooral als wees verpleegde bedelaarskinderen terechtstaan. |
1841-1842 |
Ook in 1841-1842 zijn het vooral bedelaarskinderen. Er
zijn twaalf zittingen in 1841 en zes in het eerste
gedeelte van 1842. Daarna houdt het op, want de
wezen worden overgeplaatst naar het eerste gesticht en
Veenhuizen-3 wordt een bedelaarsgesticht.. |