Present
C. W. Rensing, president
Leden A. M. J. Textor G.
Kuipers J. Meijer A. v.d. Berg
J. F. Morriën, secretaris,
De Raad geconvoceert zijnde, wordt door de voorzitter geopend; de
leden zijn allen tegenwoordig.
Wordt voorgenomen eene missive van den Adjunct Directeur te
Ommerschans houdende kennisgeving dat aldaar zijn aangebragt de
Jongelingen Johannes Koel, sub. N. 750, en Nicolaas
Rozie, sub. N. 231, beiden deserteurs van het 1e Gesticht
Veenhuizen.
De Raad gaat tot de behandeling van deze zaak over.
Gezien artikel 3 sub 2 van het Reglement van Tucht voor weezen,
alwaar staat, zonder verlof zich uit de koloniën te verwijderen,
zal volgen(s?) artikel 4 sub 2 worden gestraft met opsluiting van
een tot acht dagen in de strafkamer, om den anderen dag te water
en brood en bij herhaling met de boeijen aan.
In aanmerking nemende dat Rozie, een der twee naar de Ommerschans
overgeplaatste weezen is geweest, die na twee maanden verblijf
aldaar door de Permanente Kommissie naar het 1e Gesticht zijn
terug geplaatst, en dat hij na één week terug alhier geweest te
zijn, wederom voor de 3e maal is weggeloopen.
Overwegende dat de boven bepaalde straffen op beide Jongelingen
zonder vrucht andermaal zijn toegepast geworden, en wel volgens
het register der Notulen respectievelijk 20 December 1845, 21
Februarij 1846 en van heden, en 23 Juny 1844, 4 April 1846 en van
heden.
Zoo besluit de Raad met eenparige stemmen deze beide Jongelingen
als geheel in de geest van art. 9 van het Reglement van
Tucht vallende, voor een onbepaalden tijd te moeten verwijzen naar
de Ommerschans, in afwachting echter van de approbatie van de
Permanente Kommissie.
Aldus gedaan te Veenhuizen op datum als in het hoofd dezes
vermeld.
(was getekend)
C. W. Rensing, A. M. J. Textor, G. Kuipers, J. Meijer, A.
van den Berg, J. F. Morriën,
Voor Extract Conform
De Secretaris
J. F. Morriën
Notities bij het zittingsverslag