De wezen wonen op slaapzalen van dertig meter bij vier meter
zeventig. Met tachtig kinderen per zaal, twee zalen onder het
toezicht van een zaalopziener die met zijn gezin tussen die twee
zalen in woont. De eersten arriveren in februari 1824.
Per november 1824 maakt directeur der koloniën Wouter Visser 'Eenige reglementaire en huis houdelijke bepaalingen voor een etablissement van weezen' op grond waarvan af en toe kinderen berecht worden. Daarvan is slechts één verslag bewaard gebleven (althans: tot nu toe terug gevonden, er kunnen er nog meer opduiken).
Dan treedt in werking het 'Reglement van Tucht voor de Gestichten van Weezen, Vondelingen en verlatene kinderen van den 8 july 1829' (zie bij Reglementen) en daarvan zijn alle (voor zover bekend) verslagen bewaard gebleven.
Vrijwel al deze transcripties zijn gemaakt en ingevoerd door Luurt Vrijen. Zie voor algemene opmerkingen over de transcripties op de 'Openingspagina tucht'.
Er zijn namenlijsten van wezen die voorkomen in de zittingen, zie daarvoor deze pagina.
In onderstaande zijn de tuchtzittingen verdeeld in vrij
willekeurig gekozen tijdvakken met elk rond de vijftig
tuchtzittingen. Te bereiken via de linkerkolom.
In totaal gaat het om bijna 600 tuchtzittingen. Ertussen staan
een paar tucht-gerelateerde discussies en brieven.
Boven elke periode staat welke employés van de Maatschappij
gedurende die tijd zitting hebben in de tuchtraad. Van die
raadsleden is ook een overzichtsfile
1829-1859.
Periode |
Zittingen |
1828-1832 |
Eén zitting uit 1828, vóór het reglement van 1829, en daarna 5 zittingen in 1829, 9 zittingen in 1830, 9 zittingen in 1831 en 9 zittingen in 1832. Plus veel zittingen waarop niets te behandelen is en die in slechts enkele gevallen getranscribeerd zijn. |
1833-1835 |
In 1833 zijn er 16 zittingen die
-al-l-e-m-a-a-l gaan over desertie, in 1834 zijn er 19 en
in 1835 zijn er 16 zittingen met wat meer variatie in de
tenlastelegging. |
1836-1837 |
In 1836 zijn er 31 zittingen, in 1837
zijn er 17 zittingen. Er wordt niet verwezen naar
zittingen die niet teruggevonden zijn, dus het kan best
compleet zijn. |
1838-1840 |
9 zittingen in 1838, 16 in 1839 en 30 in
1840. Het lijkt een simpele opklimmende reeks, maar we
weten niet of er niet ergens zittingen missen. |
1841-1842 |
28 zittingen in 1841 en 33 in 1842,
allemaal ingevoerd. Een piek aan deserties in juli 1842
(21 stuks), maar ook veel zittingen met interessante
bijzonderheden. |
1843-1844 |
In 1843 zijn er 23 zittingen, in 1844 30
zittingen, met regelmatig meerdere op één dag. |
1845-1846 |
Zowel in 1845 als in 1846 zijn er 22
zittingen, allemaal ingevoerd. Na de dood van
adjunct-directeur Poelman wordt geleidelijk de hand van
zijn opvolger Rensing zichtbaar. |
1847-1848 |
32 zittingen in 1847. Veel als wees
verpleegd wordende bedelaarskinderen deserteren en in de
laatste zitting van het jaar begint men hen volgens het
bedelaarsreglement te vonnissen. In 1848 zijn 24
zittingen, meest deserties en vaak dezelfde daders. |
1849-1852 |
17 zittingen in 1849, 14 in 1850. Van de
zittingen in 1851 zijn geen transcripties omdat er geen
register op de post van dat jaar bewaard is gebleven en
dat te veel zoeken zou zijn. In 1852 17 zittingen met op
het eind van het jaar de opkomst van kroegjes in
Westervelde. |
1853-1854 |
In 1853 zijn 22 zittingen, in 1854 ook
22 zittingen. Plus een stukje discussie over deserterende
bedelaarsjongens die onder de wezen verpleegd worden,
waarna later in het jaar bij herhaalde desertie ze worden
teruggeplaatst in het bedelaarsgesticht. |
1855-1856 |
31 zittingen in 1855, waarbij van één
zaak twee - onderling verschillende - verslagen zijn. Plus
twee verzoeken om strafvermindering met behandeling, plus
verzoek van de directie om iemand weer op te mogen nemen,
plus voorstel tot wijziging 'dubbele vergoeding'. In 1856
26 zaken. |
1857-1859 |
In 1857 19 zaken, waarbij de als wees
verpleegd wordende bedelaarskinderen een relatief groot
deel innemen. In 1858 15 zaken en in 1859 11 zaken plus
één discussie met betrekking tot het tuchtrecht. De tweede
helft van 1859 ontbreekt in verband met de overgang van de
gestichten naar de Staat. |