REGLEMENT voor kolonistengezinnen
van 8 juli 1829


Drents Archief, toegang 0186 inventarisnummers 967 & 1617

NB: Waar in het origineel af en toe boven een artikel alleen een cijfer staat is door mij omwille van de overzichtelijkheid 'Artikel' er bijgezet. Bovendien zijn aan het eind van zinnen punten toegevoegd waar die niet stonden (of niet goed zichtbaar waren).


De Permanente Commissie etc In aanmerking nemende de noodzakelijkheid tot eene herziening van bestaande verordeningen betrekkelijk de handhaving van de orde en tucht zoo voor de kolonisten huisgezinnen als voor de Gestichten van Weezen, vondelingen en verlaten kinders

Besluit:

1. te arresteren de hieraan geannexeerde reglementen te wetten, dat van politie en Tucht voor de kolonisten huisgezinnen en dat van Tucht voor de gestichten van Weezen, Vondelingen en verlaten kinders.
2. de voorschreven reglementen te zenden aan den Heer Directeur der kolonien ten einde dezelve zoo spoedig mogelijk ter executie te leggen en voor de naauwkeurige uitvoering en handhaving van dezelve behoorlijk zorg te dragen
En zal afschrift dezer etc.

Reglement van Policie en Tucht voor de kolonisten huisgezinnen      van 8 july 1829

Artikel 1
Al de kolonisten huisgezinnen, zoo wel die der vrije koloniën en op groote hoeven geplaatst, als de arbeiders-kolonisten, zijn gehouden een aan het koloniaal bestuur ondergeschikt, onderling vreedzaam, ijverig en zedelijk goed gedrag te betoonen, en mitsdien aan de volgende noodzakelijke huishoudelijke strafbepalingen zich te onderwerpen.

Artikel 2
Voor ongeoorloofde en aan bepaalde straffen onderhevige handelwijze en gedragingen worden gehouden
a. weigering van gehoorzaamheid aan, onbescheidenheid jegens, of wel dadelijk verzet tegen een van de koloniale ambtenaren.
b, Onderling schelden, kijven, vechten of op eenigerlei andere wijze de rust verstoren.
c. Misbruik maken van sterken drank.
d. Zonder bekomen verlof de kolonien verlaten of zonder wettige redenen over den verloftijd uitblijven.
e. Ontvreemding, verwaarlozing, opzettelijke beschadiging en verkoop of verpanding van een anders goed, het zij van mede kolonisten het zij van de Maatschappij, in gebruik toebehorend of niet.
f. Onzedelijke omgang met of verleiding tot onzedelijkheid van anderen. en
g. Verregaande verkwisting, achteloosheid of luiheid.

Artikel 3
De straffen op de in het vorige artikel uitgedrukte verkeerdheden en misdrijven gesteld, zijn:
1. Opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer, naar gelang der omstandigheden, van hem, die zich voor de eerste maal aan de misdrijven onder La (= onder de letter) a tot c vermeld heeft schuldig gemaakt.
2. Verplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de kolonie aan de Ommerschans van hem die zich andermaal aan de verkeerdheden schuldig maakt of de ongeregeldheden en misdrijven onder de La d en f genoemd begaat.
3. Dubbele vergoeding van het ontvreemde, verwaarloosde, beschadigde, verkochte of verpande door hem, die zich voor de eerste maal aan de misdrijven onder La e vermeld schuldig maakt, benevens opsluiting voor acht dagen in de strafkamer of ook wel verplaatsing naar de Ommerschans, naar gelang der bijzondere omstandigheden, zullende herhaling van dit misdrijf altijd met verplaatsing naar de Ommerschans buiten de vergadering worden bestraft. en
4. Verplaatsing onder de arbeiders en derhalve ontneming van het eigen beheer van grond, producten en vee van den vrijen kolonist, welke zich aan verregaande verkwisting, achteloosheid of luiheid overgeeft, onder La g genoemd, zullende de arbeiderkolonisten, welke ofschoon het nadelig gevolg van zulk een gedrag in al derzelver omvang zelfs moetende ondervinden, daarenboven nog ter wering van hun schadelijk voorbeeld voor anderen, naar de Ommerschans kunnen worden verplaatst.

Artikel 4
Het toezigt over het gedrag der kolonisten wordt in de vrije kolonien meer bijzonder aan eenen Raad van Toezigt, in iedere kolonie ingesteld, opgedragen, welke bestaan zal uit den Onderdirekteur als voorzitter, twee Wijkmeesters, een kolonist en den Boekhouder van de kolonie, als Secretaris, waarvan de wijkmeesters door den Directeur der Kolonien, en de kolonist, op eene voordragt van den Directeur door al de kolonisten, bij volstrekte meerderheid van stemmen, ieder jaar zullen worden verkozen.

Artikel 5
Iedere kolonist van de vrije kolonie, welke zich over kwade bejegening, mishandeling, ontvreemding, beschadiging of rustverstoring, door anderen, wie hij ook zij, te beklagen heeft, kan en is verpligt, zich daarover bij den Voorzitter van den Raad van Toezigt te wenden, ten einde regt gedaan te worden of voorziening te erlangen.

Artikel 6
Insgelijks zijn de koloniale ambtenaren in het algemeen bevoegd ja zelfs verpligt aan den Raad van Toezigt verslag te doen van alle verkeerdheden, en overtredingen tot wier kennisneming dezelven naar de bepalingen van het tegenwoordig reglement gehouden is, zullende die Raad wijders verpligt zijn desnoods ambtshalve tot voorschreven kennisneming over te gaan. -

Artikel 7
De voorzitter van de Raad van Toezigt is gehouden, telkens wanneer hij van een of andere ongeoorloofde daad of bedrijf kennis bekomt, daarover Raad te beleggen, en den schuldige, met de noodige getuigen voor denzelven op te roepen. -

Artikel 8
De raad gezeten zijnde, onderzoekt de aanklagten der beschuldigde en beslist vervolgens bij meerderheid van stemmen, of er al dan niet termen bestaan om de aangeklaagden, wegens overtreding van dit reglement aan den Raad vanTucht voor te brengen, maakt in het eerste geval een behoorlijk onderschreven Proces verbaal van haar onderzoek op en zendt hetzelve ten eerste in aan den Voorzitter van den Raad van Tucht, welke hierna zal worden genoemd.

Artikel 9
Bij de Gestichten zijn het inzonderheid de Onderdirecteuren, die op het gedrag van de kolonisten huisgezinnen en de handhaving van dit Reglement behooren te letten en welke mitsdien gehouden zijn alle wangedragingen van de kolonisten en klagten hieromtrent ter kennis van den Voorzitter van den Raad van Tucht te brengen. -

Artikel 10
De toepassing in oplegging van de bij dit Reglement voorgeschreven tucht is aan eenen Raad van Tucht opgedragen, in de vrije kolonien bestaande uit den:
Directeur der Kolonien als voorzitter
De Adjunct Directeur voor de vrije kolonien
Die voor den fabrieksmatigen arbeid
Die voor het Schoolonderwijs als Secretaris
En de drie kolonisten welke de verschillende kolonien tot de Raden van Toezigt behooren.

Bij de Gestichten bestaat de Raad van Tucht uit
den Adjunct Directeur, Chef van het Gesticht, als Voorzitter
De beide Onder Directeurs van binnen en buiten
Twee Kolonisten, hoevenaars of arbeiders, door henzelve, op eene voordragt van den Adjunct directeur, Chef van het Gesticht, bij volstrekte meerderheid van stemmen jaarlijks te verkiezen.
En de Boekhouder van het Gesticht binnen, als Secretaris.

Artikel 11
De Voorzitter van den Raad van Tucht zal telkens wanneer hij eene aanklagte ontvangt zoodra mogelijk vergadering doen beleggen en den beschuldigden, benevens de getuigen, die hij mogt noodig oordeelen te doen hooren te doen hooren, voor denzelven geroepen. Hij zal voorts wanneer hij kennis bekomt van eenige overtreding de raad van Tucht bijeenroepen en wanneer de meerderheid der leden daartoe grond vind de zaak aan den raad van Toezigt mededeelen om op de hiervoren vastgestelde wijze door denzelven onderzocht en ingeval van opzending door den Raad van Tucht beoordeeld te worden.

Artikel 12
De Raad van Tucht vergaderd zijnde, onderzoekt nader of aanvankelijk de schuld van den aangeklaagden, hoort daarop de getuigen, of onderzoekt daarvan de bewijzen, ondervraagt den aangeklaagden zelve, en besluit vervolgens bij meerderheid van stemmen over de straf die den schuldig bevonden kolonist overeenkomstig dit Reglement behoort te worden opgelegd. Elk der leden brengt hierbij zijn gevoelen openlijk en rondborstig uit. - Ingeval de stemmen staken heeft de Voorzitter eene dubbele of afdoende stem, terwijl het aanwezen van ten minste vijf leden vereischt wordt om eenig besluit te kunnen nemen.

Artikel 13
De Secretaris houdt behoorlijke beknopte aanteekening van het in den Raad verhandelde, en maakt daarom uitdrukkelijke melding van het door elk lid uitgebragte gevoelen, omtrent de schuldigheid van den voorgestaan hebbende kolonist, en de toepassing van de beloopene straf, welke aanteekening vóór den afloop der vergadering door al de aanwezig geweest zijnde leden zal behooren te worden onderteekend en na daarvan afschrift te hebben gemaakt, door de tussenkomst des Directeurs der Kolnienm in originali aan de P.C. ingezonden.

Artikel 14
Geene overplaatsing naar de Ommerschans noch naar de Gestichten van Arbeiders, zal mogen worden ten uitvoer gebragt alvorens de P.C. de besluiten van den Raad van Tucht hier toe, zal hebben bekrachtigd.

Artikel 15
Een kolonist naar eene andere kolonie overgeplaatst wordende zullen geen zijner eigene of als eigene aangenomen kinderen van het huisgezin worden gescheiden, maar alleen de bij hem ingedeelden niet mede vertrekken.

Artikel 16
Kinderen, nog geen zestien jaren oud zijnde, zullen om het begaan van een of andere ongeoorloofde daad of bedrijf, slechts met opsluiting van drie tot acht dagen kunnen worden gestraft; doch zij die daarboven oud zijn gelijk ook alle bestedelingen die bij de huisgezinnen ingedeeld zijn, zullen om hun eigen wangedrag overeenkomstig dit Reglement persoonlijk worden gestraft, en afzonderlijk naar de Ommerschans kunnen worden overgeplaatst.

Artikel 17
Dit Reglement is mede van toepassing op de enkele meerderjarige personen in de Gestichten van kinderen te Veenhuizen, met dit onderscheid alleen, dat van dezelve wel in de Ommerschans maar niet onder de arbeiders colonisten kunnen worden overgeplaatst.

Artikel 18
De strafkamer zal bestaan in een afgezonderd duister, doch voor de gezondheid geheel onschadelijk vertrek, met een planken vloer belegd, en alléén voorzien van een stoel van wat stroo tot ligging, hetwelk echter in den winter door genoegzame dekking tegen de koude zal worden verwisseld en van een gemak.

Artikel 19
Elke kolonist is verpligt zich te onderwerpen aan de hiervoren vermelde hem wettiglijke opgelegde straffen, met voorbehouding van het regt aan het Bestuur der kolonien om hem bij onverhoopte verwijdering uit de kolonien geregtelijk te doen vervolgen, voor al hetgeen hij aan de Maatschappij mogt zijn schuldig gebleven of dezelve had ontvreemd

Artikel 20
Alle, de grenzen de huishoudelijke tucht te buiten gaande, werkelijke misdaden, waartoe ook de geringste geacht zal worden te behooren, ingeval de schuldige weigert zich aan de daarop gestelde desipline straf te onderwerpen, zullen terstond aan de publieke Regter worden aangebragt

Artikel 21
Het opleggen van alle andere soorten van straffen is ten stelligste verboden, zullende de ambtenaren welke deze bepalingen overtreden worden weggezonden.

Artikel 22
Dit Reglement zal den Kolonisten bij hunne aankomst in de Kolonien verstaanbaar moeten worden voor gelezen, zoo dat zij naauwkeurig bekend worden met de huishoudelijke strafbepalingen waaraan zij zich door hunne intrede in de kolonien geheel vrijwillig onderwerpen, doch zal hun daarbij wel uitdrukkelijk moeten worden onder het oog gebragt dat hoezeer alle verkeerdheden en misdragingen zorgvuldig behooren te worden gestraft, zal de opneming in de kolonien der Maatschappij inderdaad al het nut en de voorregten kunnen aanbrengen en verzekeren welke hare instelling belooft, van den anderen kant evenwel, bij dit Reglement tevens de hoogstmogelijke zorg gedragen is, dat alleen de waarlijk schuldig bevondene worden gestraft; op dat geen welgezinde eenvoudige lieden, door geheel verkeerde begrippen van dit Reglement te koesteren, van de inwoning der Kolonien zouden worden afgeschrikt.

Additionele Artikelen

Artikel 22 (foutje van de permanente commissie, er is al een artikel 22)
De huisgezinnen van Veteranen in de Kolonien geplaatst zijn ingevolge art 21 van het Contract omtrent hunne plaatsing met het Gouvernement aangegaan, mede aan dit Reglement onderworpen.

Artikel 23
Overplaatsing naar de Ommerschans echter, zal met hen geen plaats hebben, maar deze straf in dezelfde gevallen worden vervangen door de voordragt van den schuldigen tot een schandelijk ontslag uit de Kolonien aan Z.K.H. den Commissaris Generaal van Oorlog, waartoe de P.C. zich het regt heeft voorbehouden bij art 25 van het voornoemde Contract.

Artikel 24
De kapitein met het toezigt over de Veteranen huisgezinnen belast, zal zitting hebben in den Raad van Tucht inplaats van den Onderdirecteur binnen telkens wanneer over eenig misdrijf van een der Veteranen of van deszelfs huisgenooten moet worden beraadslaagd.

Artikel 25
Zoo ook zullen de Veteranen huisgezinnen deel nemen in de Jaarlijksche verkiezing van twee Kolonisten tot medelid in den Raad van Tucht die ook uit hun midden kunnen worden genomen, als wordende zij in dit opzigt met de arbeiders huisgezinnen volkomen gelijk gesteld.