Drents Archief, toegang 0186 inventarisnummers 967 &
1617
NB: Waar in het origineel af en toe boven een artikel alleen
een cijfer staat is door mij omwille van de overzichtelijkheid
'Artikel' er bijgezet. Bovendien zijn aan het eind van zinnen
punten toegevoegd waar die niet stonden (of niet goed
zichtbaar waren).
De Permanente Commissie etc In aanmerking nemende de
noodzakelijkheid tot eene herziening van bestaande
verordeningen betrekkelijk de handhaving van de orde en tucht
zoo voor de kolonisten huisgezinnen als voor de Gestichten van
Weezen, vondelingen en verlaten kinders
Besluit:
1. te arresteren de hieraan geannexeerde reglementen te
wetten, dat van politie en Tucht voor de kolonisten
huisgezinnen en dat van Tucht voor de gestichten van Weezen,
Vondelingen en verlaten kinders.
2. de voorschreven reglementen te zenden aan den Heer
Directeur der kolonien ten einde dezelve zoo spoedig mogelijk
ter executie te leggen en voor de naauwkeurige uitvoering en
handhaving van dezelve behoorlijk zorg te dragen
En zal afschrift dezer etc.
Artikel 1
Al de kolonisten huisgezinnen, zoo wel die der vrije koloniën en
op groote hoeven geplaatst, als de arbeiders-kolonisten, zijn
gehouden een aan het koloniaal bestuur ondergeschikt, onderling
vreedzaam, ijverig en zedelijk goed gedrag te betoonen, en
mitsdien aan de volgende noodzakelijke huishoudelijke
strafbepalingen zich te onderwerpen.
Artikel 2
Voor ongeoorloofde en aan bepaalde straffen onderhevige
handelwijze en gedragingen worden gehouden
a. weigering van gehoorzaamheid aan, onbescheidenheid
jegens, of wel dadelijk verzet tegen een van de koloniale
ambtenaren.
b, Onderling schelden, kijven, vechten of op
eenigerlei andere wijze de rust verstoren.
c. Misbruik maken van sterken drank.
d. Zonder bekomen verlof de kolonien verlaten of zonder
wettige redenen over den verloftijd uitblijven.
e. Ontvreemding, verwaarlozing, opzettelijke beschadiging
en verkoop of verpanding van een anders goed, het zij van mede
kolonisten het zij van de Maatschappij, in gebruik toebehorend
of niet.
f. Onzedelijke omgang met of verleiding tot
onzedelijkheid van anderen. en
g. Verregaande verkwisting, achteloosheid of luiheid.
Artikel 3
De straffen op de in het vorige artikel uitgedrukte
verkeerdheden en misdrijven gesteld, zijn:
1. Opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer,
naar gelang der omstandigheden, van hem, die zich voor de eerste
maal aan de misdrijven onder La (= onder de letter) a
tot c vermeld heeft schuldig gemaakt.
2. Verplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de kolonie
aan de Ommerschans van hem die zich andermaal aan de
verkeerdheden schuldig maakt of de ongeregeldheden en misdrijven
onder de La d en f genoemd begaat.
3. Dubbele vergoeding van het ontvreemde, verwaarloosde,
beschadigde, verkochte of verpande door hem, die zich voor de
eerste maal aan de misdrijven onder La e vermeld schuldig maakt,
benevens opsluiting voor acht dagen in de strafkamer of ook wel
verplaatsing naar de Ommerschans, naar gelang der bijzondere
omstandigheden, zullende herhaling van dit misdrijf altijd met
verplaatsing naar de Ommerschans buiten de vergadering worden
bestraft. en
4. Verplaatsing onder de arbeiders en derhalve ontneming
van het eigen beheer van grond, producten en vee van den vrijen
kolonist, welke zich aan verregaande verkwisting, achteloosheid
of luiheid overgeeft, onder La g genoemd, zullende de
arbeiderkolonisten, welke ofschoon het nadelig gevolg van zulk
een gedrag in al derzelver omvang zelfs moetende ondervinden,
daarenboven nog ter wering van hun schadelijk voorbeeld voor
anderen, naar de Ommerschans kunnen worden verplaatst.
Artikel 4
Het toezigt over het gedrag der kolonisten wordt in de vrije
kolonien meer bijzonder aan eenen Raad van Toezigt, in iedere
kolonie ingesteld, opgedragen, welke bestaan zal uit den
Onderdirekteur als voorzitter, twee Wijkmeesters, een kolonist
en den Boekhouder van de kolonie, als Secretaris, waarvan de
wijkmeesters door den Directeur der Kolonien, en de kolonist, op
eene voordragt van den Directeur door al de kolonisten, bij
volstrekte meerderheid van stemmen, ieder jaar zullen worden
verkozen.
Artikel 5
Iedere kolonist van de vrije kolonie, welke zich over kwade
bejegening, mishandeling, ontvreemding, beschadiging of
rustverstoring, door anderen, wie hij ook zij, te beklagen
heeft, kan en is verpligt, zich daarover bij den Voorzitter van
den Raad van Toezigt te wenden, ten einde regt gedaan te worden
of voorziening te erlangen.
Artikel 6
Insgelijks zijn de koloniale ambtenaren in het algemeen bevoegd
ja zelfs verpligt aan den Raad van Toezigt verslag te doen van
alle verkeerdheden, en overtredingen tot wier kennisneming
dezelven naar de bepalingen van het tegenwoordig reglement
gehouden is, zullende die Raad wijders verpligt zijn desnoods
ambtshalve tot voorschreven kennisneming over te gaan. -
Artikel 7
De voorzitter van de Raad van Toezigt is gehouden, telkens
wanneer hij van een of andere ongeoorloofde daad of bedrijf
kennis bekomt, daarover Raad te beleggen, en den schuldige, met
de noodige getuigen voor denzelven op te roepen. -
Artikel 8
De raad gezeten zijnde, onderzoekt de aanklagten der
beschuldigde en beslist vervolgens bij meerderheid van stemmen,
of er al dan niet termen bestaan om de aangeklaagden, wegens
overtreding van dit reglement aan den Raad vanTucht voor te
brengen, maakt in het eerste geval een behoorlijk onderschreven
Proces verbaal van haar onderzoek op en zendt hetzelve ten
eerste in aan den Voorzitter van den Raad van Tucht, welke
hierna zal worden genoemd.
Artikel 9
Bij de Gestichten zijn het inzonderheid de Onderdirecteuren, die
op het gedrag van de kolonisten huisgezinnen en de handhaving
van dit Reglement behooren te letten en welke mitsdien gehouden
zijn alle wangedragingen van de kolonisten en klagten
hieromtrent ter kennis van den Voorzitter van den Raad van Tucht
te brengen. -
Artikel 10
De toepassing in oplegging van de bij dit Reglement
voorgeschreven tucht is aan eenen Raad van Tucht opgedragen, in
de vrije kolonien bestaande uit den:
Directeur der Kolonien als voorzitter
De Adjunct Directeur voor de vrije kolonien
Die voor den fabrieksmatigen arbeid
Die voor het Schoolonderwijs als Secretaris
En de drie kolonisten welke de verschillende kolonien tot de
Raden van Toezigt behooren.
Bij de Gestichten bestaat de Raad van Tucht uit
den Adjunct Directeur, Chef van het Gesticht, als Voorzitter
De beide Onder Directeurs van binnen en buiten
Twee Kolonisten, hoevenaars of arbeiders, door henzelve, op eene
voordragt van den Adjunct directeur, Chef van het Gesticht, bij
volstrekte meerderheid van stemmen jaarlijks te verkiezen.
En de Boekhouder van het Gesticht binnen, als Secretaris.
Artikel 11
De Voorzitter van den Raad van Tucht zal telkens wanneer hij
eene aanklagte ontvangt zoodra mogelijk vergadering doen
beleggen en den beschuldigden, benevens de getuigen, die hij
mogt noodig oordeelen te doen hooren te doen hooren, voor
denzelven geroepen. Hij zal voorts wanneer hij kennis bekomt van
eenige overtreding de raad van Tucht bijeenroepen en wanneer de
meerderheid der leden daartoe grond vind de zaak aan den raad
van Toezigt mededeelen om op de hiervoren vastgestelde wijze
door denzelven onderzocht en ingeval van opzending door den Raad
van Tucht beoordeeld te worden.
Artikel 12
De Raad van Tucht vergaderd zijnde, onderzoekt nader of
aanvankelijk de schuld van den aangeklaagden, hoort daarop de
getuigen, of onderzoekt daarvan de bewijzen, ondervraagt den
aangeklaagden zelve, en besluit vervolgens bij meerderheid van
stemmen over de straf die den schuldig bevonden kolonist
overeenkomstig dit Reglement behoort te worden opgelegd. Elk der
leden brengt hierbij zijn gevoelen openlijk en rondborstig uit.
- Ingeval de stemmen staken heeft de Voorzitter eene dubbele of
afdoende stem, terwijl het aanwezen van ten minste vijf leden
vereischt wordt om eenig besluit te kunnen nemen.
Artikel 13
De Secretaris houdt behoorlijke beknopte aanteekening van het in
den Raad verhandelde, en maakt daarom uitdrukkelijke melding van
het door elk lid uitgebragte gevoelen, omtrent de schuldigheid
van den voorgestaan hebbende kolonist, en de toepassing van de
beloopene straf, welke aanteekening vóór den afloop der
vergadering door al de aanwezig geweest zijnde leden zal
behooren te worden onderteekend en na daarvan afschrift te
hebben gemaakt, door de tussenkomst des Directeurs der Kolnienm
in originali aan de P.C. ingezonden.
Artikel 14
Geene overplaatsing naar de Ommerschans noch naar de Gestichten
van Arbeiders, zal mogen worden ten uitvoer gebragt alvorens de
P.C. de besluiten van den Raad van Tucht hier toe, zal hebben
bekrachtigd.
Artikel 15
Een kolonist naar eene andere kolonie overgeplaatst wordende
zullen geen zijner eigene of als eigene aangenomen kinderen van
het huisgezin worden gescheiden, maar alleen de bij hem
ingedeelden niet mede vertrekken.
Artikel 16
Kinderen, nog geen zestien jaren oud zijnde, zullen om het
begaan van een of andere ongeoorloofde daad of bedrijf, slechts
met opsluiting van drie tot acht dagen kunnen worden gestraft;
doch zij die daarboven oud zijn gelijk ook alle bestedelingen
die bij de huisgezinnen ingedeeld zijn, zullen om hun eigen
wangedrag overeenkomstig dit Reglement persoonlijk worden
gestraft, en afzonderlijk naar de Ommerschans kunnen worden
overgeplaatst.
Artikel 17
Dit Reglement is mede van toepassing op de enkele meerderjarige
personen in de Gestichten van kinderen te Veenhuizen, met dit
onderscheid alleen, dat van dezelve wel in de Ommerschans maar
niet onder de arbeiders colonisten kunnen worden overgeplaatst.
Artikel 18
De strafkamer zal bestaan in een afgezonderd duister, doch voor
de gezondheid geheel onschadelijk vertrek, met een planken vloer
belegd, en alléén voorzien van een stoel van wat stroo tot
ligging, hetwelk echter in den winter door genoegzame dekking
tegen de koude zal worden verwisseld en van een gemak.
Artikel 19
Elke kolonist is verpligt zich te onderwerpen aan de hiervoren
vermelde hem wettiglijke opgelegde straffen, met voorbehouding
van het regt aan het Bestuur der kolonien om hem bij onverhoopte
verwijdering uit de kolonien geregtelijk te doen vervolgen, voor
al hetgeen hij aan de Maatschappij mogt zijn schuldig gebleven
of dezelve had ontvreemd
Artikel 20
Alle, de grenzen de huishoudelijke tucht te buiten gaande,
werkelijke misdaden, waartoe ook de geringste geacht zal worden
te behooren, ingeval de schuldige weigert zich aan de daarop
gestelde desipline straf te onderwerpen, zullen terstond aan de
publieke Regter worden aangebragt
Artikel 21
Het opleggen van alle andere soorten van straffen is ten
stelligste verboden, zullende de ambtenaren welke deze
bepalingen overtreden worden weggezonden.
Artikel 22
Dit Reglement zal den Kolonisten bij hunne aankomst in de
Kolonien verstaanbaar moeten worden voor gelezen, zoo dat zij
naauwkeurig bekend worden met de huishoudelijke strafbepalingen
waaraan zij zich door hunne intrede in de kolonien geheel
vrijwillig onderwerpen, doch zal hun daarbij wel uitdrukkelijk
moeten worden onder het oog gebragt dat hoezeer alle
verkeerdheden en misdragingen zorgvuldig behooren te worden
gestraft, zal de opneming in de kolonien der Maatschappij
inderdaad al het nut en de voorregten kunnen aanbrengen en
verzekeren welke hare instelling belooft, van den anderen kant
evenwel, bij dit Reglement tevens de hoogstmogelijke zorg
gedragen is, dat alleen de waarlijk schuldig bevondene worden
gestraft; op dat geen welgezinde eenvoudige lieden, door geheel
verkeerde begrippen van dit Reglement te koesteren, van de
inwoning der Kolonien zouden worden afgeschrikt.
Additionele Artikelen
Artikel 22 (foutje van de permanente commissie, er
is al een artikel 22)
De huisgezinnen van Veteranen in de Kolonien geplaatst zijn
ingevolge art 21 van het Contract omtrent hunne plaatsing met
het Gouvernement aangegaan, mede aan dit Reglement onderworpen.
Artikel 23
Overplaatsing naar de Ommerschans echter, zal met hen geen
plaats hebben, maar deze straf in dezelfde gevallen worden
vervangen door de voordragt van den schuldigen tot een
schandelijk ontslag uit de Kolonien aan Z.K.H. den Commissaris
Generaal van Oorlog, waartoe de P.C. zich het regt heeft
voorbehouden bij art 25 van het voornoemde Contract.
Artikel 24
De kapitein met het toezigt over de Veteranen huisgezinnen
belast, zal zitting hebben in den Raad van Tucht inplaats van
den Onderdirecteur binnen telkens wanneer over eenig misdrijf
van een der Veteranen of van deszelfs huisgenooten moet worden
beraadslaagd.
Artikel 25
Zoo ook zullen de Veteranen huisgezinnen deel nemen in de
Jaarlijksche verkiezing van twee Kolonisten tot medelid in den
Raad van Tucht die ook uit hun midden kunnen worden genomen, als
wordende zij in dit opzigt met de arbeiders huisgezinnen
volkomen gelijk gesteld.