Zitting van Donderdag den 20e April 1843

Alle Leden zijn tegenwoordig, de voorzitter opend de vergadering.

Verschijnen voor dezelve de strafkolonisten Haverman en Aanhout, beide schuldig aan misbruik van sterken drank. Zij geven voor met Paaschen kennissen van de vrije Kolonisten te hebben aangetroffen met wien zij een borrel hadden gedronken, welken uit hoofde zij nooit geen sterken drank gebruikten, bevangen had.

De President, over hun slegt gedrag ontevreden, geeft hun te kennen, zoo het weer mogt gebeuren zij beschonken zijn, hij hun dadelijk binnen het Gesticht zoude doen overplaatsen. Men laat hun aftreden.

Gezien Artikel 10 van het Reglement van Tucht, luidende als volgt

Dronkenschap voor de eerste maal zal met opsluiting tot vijf dagen- en voor de tweede maal met opsluiting in boeyen tot tien dagen toe worden bestraft en indien dezelve is gepaard gegaan met verzwarende omstandigheden
als ook meervoudige dronkenschap voor de derde maal en volgende met opsluiting in boeyen tot tien dagen toe met water en brood om den anderen dag.

Na gehouden deliberatien wordt besloten hun te straffen met 5 dagen opsluiting.



Ten tweede verschijnt voor den Raad: Evert Spijkert, N1243, pogen tot desertie zijnde hij in de nagt uit het raam van de reservezaal ontvlugt, met medeneeming van meer goederen dan zijn aanhebbende; door de Nachtwacht ontdekt geworden en gearresteerd. Hij weet geene de minste redenen tot zijne verschooning in te brengen. Men laat hem aftreden.

Gezien Artikel 11 hiervoren gemeld,

wordt besloten hem te straffen met 14 dagen opsluiting, waarvan de twee eerste te water en brood en het dragen van een distinctief pak voor den tijd van vier maanden.


Ten derde brengt men voor den Raad, Jan Bosschaert, N2551, schuldig aan desertie voor de 2e maal met medeneeming van een mestvork en meer dan zijn aanhebbende kleeding, zijnde hij door de veldwagter agtervolgt en weer binnengebragt. Geene redenen ter verschooning wetende in te brengen laat men hem aftreden.

Gezien Artikel 11 hiervoren gemeld.

De Raad besluit hem te straffen met 14 dagen opsluiting en het dragen van een distinctief pak voor den tijd van 4 maanden en 20 rietslagen.



Ten vierde verschijnt voor den Raad Wilhelmina Lankhorst, N876 schuldig aan het vernietigen of wegmaken van haar baaije rok; zij geeft voor dat zij gemelde rok zoo lang gedragen heeft dat zij eenigzints kon, doch datzelve zoo slegt was dat zij hem heeft weggegooid. Zij wordt buitengelaten.

De President, in overweging nemende dat zij gemelde rok bijna 3 jaar heeft gedragen, het haar evenwel niet vrij staat zich van dezelve buiten voorkennis van den zaalopziener te ontdoen, zoodat hij haar strafbaar verklaart aan Artikel 13 van het Reglement van Tucht, hiervoren genoemd.

De Raad neemt in consideratie dat gemelde rok, uit hoofde zij landwerkster is, wel nagenoeg versleten kon zijn, schat dezelve op 50 cent en besluit haar te straffen met dubbele vergoeding a ƒ 1.00 en 3 dagen opsluiting.



Ten vijfde verschijnt voor den Raad: Grietje van der Blom, N4531, schuldig aan het verkoopen van een hemd, een voerlaken en een baaije rok en Dirk Onck, N1352, schuldig aan het verkoopen van een baaije buis en Peter Tonnis Sweed, N3369 schuldig aan het verkoopen van een hemd.
Zij weten niets ter hunner defensie in te brengen. Ze worden gelast af te treden

Gezien Artikel 13 hiervoren omschreven

wordt besloten hun te straffen met opsluiting ieder voor 5 dagen en dubbele vergoeding als van G. van der Blom voor ƒ 13.90; Dirck Onck voor ƒ 10.30; en P.J. Sweed voor ƒ 2.30.

De schuldigen worden allen binnengelaten. De Secretaris maakt hun de geslagen vonnissen bekend, waarna zij aftreden en ter opsluiting weggevoerd.

Niemand op den rondvraag van den president iets meer hebbende voor te stellen, wordt vergadering gesloten.

Aldus gedaan op dato als boven.
[was getekend] A. Hulst, J.F. Krieger, P. Postema, J. Steenbeek, Hamersman, Bourland, Uhl, Blijstra, alle Leden van de Raad.


BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1623

Notities bij het zittingsverslag