Alle Leden zijn tegenwoordig, de voorzitter opend de vergadering.
Verschijnen voor dezelve de strafkolonisten Haverman en Aanhout,
beide schuldig aan misbruik van sterken drank. Zij geven voor met
Paaschen kennissen van de vrije Kolonisten te hebben aangetroffen
met wien zij een borrel hadden gedronken, welken uit hoofde zij
nooit geen sterken drank gebruikten, bevangen had.
De President, over hun slegt gedrag ontevreden, geeft hun te
kennen, zoo het weer mogt gebeuren zij beschonken zijn, hij hun
dadelijk binnen het Gesticht zoude doen overplaatsen. Men laat hun
aftreden.
Gezien Artikel 10 van het Reglement van Tucht, luidende als volgt
Dronkenschap voor de eerste maal zal met opsluiting tot vijf dagen- en voor de tweede maal met opsluiting in boeyen tot tien dagen toe worden bestraft en indien dezelve is gepaard gegaan met verzwarende omstandigheden
als ook meervoudige dronkenschap voor de derde maal en volgende met opsluiting in boeyen tot tien dagen toe met water en brood om den anderen dag.
Na gehouden deliberatien wordt besloten hun te straffen met 5
dagen opsluiting.
Ten tweede verschijnt voor den Raad: Evert Spijkert,
N1243, pogen tot desertie zijnde hij in de nagt uit het raam van
de reservezaal ontvlugt, met medeneeming van meer goederen dan
zijn aanhebbende; door de Nachtwacht ontdekt geworden en
gearresteerd. Hij weet geene de minste redenen tot zijne
verschooning in te brengen. Men laat hem aftreden.
Gezien Artikel 11 hiervoren gemeld,
wordt besloten hem te straffen met 14 dagen opsluiting, waarvan
de twee eerste te water en brood en het dragen van een distinctief
pak voor den tijd van vier maanden.
Ten derde brengt men voor den Raad, Jan Bosschaert,
N2551, schuldig aan desertie voor de 2e maal met medeneeming van
een mestvork en meer dan zijn aanhebbende kleeding, zijnde hij
door de veldwagter agtervolgt en weer binnengebragt. Geene redenen
ter verschooning wetende in te brengen laat men hem aftreden.
Gezien Artikel 11 hiervoren gemeld.
De Raad besluit hem te straffen met 14 dagen opsluiting en het
dragen van een distinctief pak voor den tijd van 4 maanden en 20
rietslagen.
Ten vierde verschijnt voor den Raad Wilhelmina Lankhorst,
N876 schuldig aan het vernietigen of wegmaken van haar baaije rok;
zij geeft voor dat zij gemelde rok zoo lang gedragen heeft dat zij
eenigzints kon, doch datzelve zoo slegt was dat zij hem heeft
weggegooid. Zij wordt buitengelaten.
De President, in overweging nemende dat zij gemelde rok bijna 3
jaar heeft gedragen, het haar evenwel niet vrij staat zich van
dezelve buiten voorkennis van den zaalopziener te ontdoen, zoodat
hij haar strafbaar verklaart aan Artikel 13 van het Reglement van
Tucht, hiervoren genoemd.
De Raad neemt in consideratie dat gemelde rok, uit hoofde zij
landwerkster is, wel nagenoeg versleten kon zijn, schat dezelve op
50 cent en besluit haar te straffen met dubbele vergoeding a ƒ
1.00 en 3 dagen opsluiting.
Ten vijfde verschijnt voor den Raad: Grietje van der Blom,
N4531, schuldig aan het verkoopen van een hemd, een voerlaken en
een baaije rok en Dirk Onck, N1352, schuldig aan het
verkoopen van een baaije buis en Peter Tonnis Sweed, N3369
schuldig aan het verkoopen van een hemd.
Zij weten niets ter hunner defensie in te brengen. Ze worden
gelast af te treden
Gezien Artikel 13 hiervoren omschreven
wordt besloten hun te straffen met opsluiting ieder voor 5 dagen
en dubbele vergoeding als van G. van der Blom voor ƒ 13.90; Dirck
Onck voor ƒ 10.30; en P.J. Sweed voor ƒ 2.30.
De schuldigen worden allen binnengelaten. De Secretaris maakt hun
de geslagen vonnissen bekend, waarna zij aftreden en ter
opsluiting weggevoerd.
Niemand op den rondvraag van den president iets meer hebbende
voor te stellen, wordt vergadering gesloten.
Aldus gedaan op dato als boven.
[was getekend] A. Hulst, J.F. Krieger, P. Postema, J. Steenbeek,
Hamersman, Bourland, Uhl, Blijstra, alle Leden van de Raad.
Notities bij het zittingsverslag