Raad van Policie en Tucht in de Gewone Koloniën

op den 2 Januarij 1847



Alle leden zijn tegenwoordig

Wordt gelezen een  procesverbaal van den Raad van toezicht van kolonie N 2 van den 30 December jl houdende beschuldiging:

1 tegen de bestedeling Elisabeth de Jager, oud 10 jaren, welke zonder verlof de kolonien zoude hebben verlaten.
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, bekent haar misdrijf, zeggende dat zij plan had hare moeder te bezoeken die zich te Veenhuizen bevondt,

De Raad in aanmerking nemende dat zij pas 10 jaren oud is beschouwendt deze zaak als eene ongehoorzaamheid, en daarbij gelet op Art: 2§a en Art: 3§1 van het Reglement van tucht waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

Elisabeth de Jager de straf op te leggen van drie dagen opsluiting in de strafkamer
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, wordt haar zulks kenbaar gemaakt



2 tegen de bestedelingen Johannes Voorthuizen en Jan Cornelissen, welke beiden goederen zouden hebben ontvreemd uit winkels buiten de kolonien.
De beschuldigden binnengeroepen zijnde, bekennen hun misdrijf,

De Raad gelet op Art: 2§c en Art: 3§3 van het Reglement van tucht waarbij acht dagen opsluiting in de strafkamer benevens dubbelle vergoeding van het ontvreemde op dat misdrijf is gesteld.

Besluit:

J. Voorthuizen en J. Cornelissen de straf op te leggen van acht dagen opsluiting in de strafkamer en hen van de vergoeding vrij te spreken daar de eigenaars der goederen van deze diefstallen niets schijnen te hebben ontdekt en zij de goederen reeds hebben gebruikt.
De beschuldigden binnengeroepen zijnde, wordt hen zulks kenbaar gemaakt.



Verder wordt gelezen een procesverbaal van den Raad van toezigt van kolonie N1 van den 23 December 1846 houdende beschuldiging tegen den kolonist P. Landsbach, welke van de goederen door J. Voorthuizen en J. Cornelissen gestolen zoude hebben gekocht.
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, bekent zijn misdrijf, zeggende dat de jongens hem verhaald hadden dat zij die goederen hadden gevonden.

De Raad houdt het er voor dat Landsbach dit wel beter heeft geweten en al waren die goederen ook gevonden dat hij dan nog geen vrijheid had dezelven te koopen, waarom hij even schuldig wordt beschouwd als de gemelden jongens en daarbij gelet op Art: 2§e en Art: 3§1 van het Reglement van tucht waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer op die  misdrijven is gesteld,

Besluit:

P. Landsbach de straf op te leggen van acht dagen in de strafkamer.
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar gemaakt.



Nog wordt gelezen een Procesverbaal van den Raad van toezigt van kolonie N3 van de 29 December 1846, houdende beschuldiging tegen den kolonist H.H. Peters, welke zich zoude hebben schulsdg gemaakt aan dronkenschap.
De beschuldigde binnengeroepen zijnde, bekent zijn misdrijf

De Raad gelet op Art: 2§c en Art: 3§2 van het Reglement van tucht, waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer op dat misdrijf is gesteld,

Besluit:

H:H: Peters de straf op te leggen van vijf dagen opsluiting in de strafkamer. De beschuldigde binnengeroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar gemaakt.


Aldus gedaan in den Raad te Frederiksoord den 2e January 1847

C. Hulst
K. Wulffling
L:. ten Broek
N van Hoogmoed
S v d Poot
F.J.P. van Marle


Bijlage 1: Raad van toezicht van Wilhelminaoord 30-12-1846


Raad van Toezigt gehouden in Kolonie N 2 op Woensdag den 30 December 1846

Alle leden present

Zijnde zig voor den raad geroepen, als Elisabeth de Jager, oud 10 jaren, bestedeling van ’s Gravenhage ingedeeld bij Joh. Herskamp op hoeve N81
Zijnde door den veldwachter de Wit te Vledder aangekomen en teruggebracht heeft, antwoord dat zij naar hare moeder wilde gaan, die zij gehoord had ten Veenhuizen was –



Verder is voorgekomen Johannes Voorthuizen van Amsterdam ingedeeld bij den kolonist Schrikker op hoeve N4 -  oud 16 jaaren en Jan Cornelissen, ingedeeld bij de Wed. van der Walle, oud 15 jaaren  van ?? Doesburg
Beiden zich schuldig gemaakt aan onderscheiden diefstallen gepleegt bij diversen personen als

Bij Buitendijk onder Noordwolde
20 sukkkerbonen en
12 pak Kalandse ( of Holandse)  kaakjes

Bij een bakker Sape te Noordwolde
2 krentenballen

Bij een bakker Bleekers te Vledder
1 vier 3 stuivers brood of stoet

Welke bekend hebben de bovengenoemden  feiten gepleegd te hebben en de Raad zich verplicht achtende het vorenstaande aan de Raad van Tucht kenbaar te maken

A W Idserda
A Keizer
N van Hoogmoedt
GJ Elsing
Morriën


Bijlage 2: Raad van toezicht van Frederiksoord 30-12-1846


Raad van Toezigt gehouden in Kolonie N 1 op Woensdag den 23 December 1846

Alle leden zijn tegenwoordig

In den Raad verschenen P. Lansbach wonende op hoeve N117 aldaar geroepen ter zake dat hij zoude gekocht hebben chocolade van de ingedeelden J. Voorthuizen en J. Cornelissen woonachtig in kolonie N2 hoeve N31

De beschuldigde omtrent dit punt ondervraagd zijnde zegt dat bij hem zijn aangekomen de bovengemelde jongens met verzoek om zich te mogen warmen en wat te drinken.
Te gelijkertijd verhalende dat zij op den dag van af Vledder naar de kolonie gevonden hadden de onderwerpelijke chocolade koekjes, aanbiedende dezelve ter verkoop.

Dat zijne vrouw hierop aan de jongens gegeven heeft eenige centen minder tot betaling der chocolade als wel tot vergoeding derzelve ofschoon dan ook deze geene waarde mogt bezitten daar dezelve beschimmeld en van geur en smaak beroofd waren, van al het welk de beschuldigde zijne buurvrouw de weduwe Surstedt als getuige opnoemt.

De voorzitter geeft aan de beschuldigde den raad om zoo wel de chocoladekoekjes  als de weduwe Surstedt mede te brengen wanneer hij geroepen zal worden voor den Raad van Policie en Tucht.

Aldus gedaan op de datum als bovenvermeld
De President
H Faaken

De Leden
J. Uhl
A. Lucassen
S vd Poot

De secretaris
J Heerkens de Vries


Bijlage 3: Raad van toezicht van Willemsoord 29-12-1846


Raad van Toezigt gehouden in Kolonie N 3

Alle leden zijn tegenwoordig

Wordt binnen geroepen de kolonist H.H. Peeters, die beschonken van Steenwijk gekomen is, zóó dat hij door twee anderen kolonisten geleid werd.

Hij is overigens niet iemand die zich aan misbruik van sterken drank schuldig maakt en bekent dit misdrijf, doch beloofd stellig  niet weer aan misbruik van sterken drank zich schuldig te maken.

Aldus gedaan te Willemsoord, den 29 December 1846

JH  Hoving
J Verboom
P Brans
K Wulffling
H de Plok

 


BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1616

Notities bij het zittingsverslag