Raad van Politie en Tucht in de gewone kolonien

op den 27 April 1844


Kleine stukjes transcriptie, meest (cursief) samenvatting.


Door het verplaatsen van gemeensman Harmeling van kolonie 2 naar kolonie 1, komt S. de Carper van kolonie 2 voor hem in de plaats

Alle leden zijn tegenwoordig.

Wordt gelezen een Proces-Verbaal van den Raad van Toezigt van kolonie No 3, van den 23 dezer maand, houdende beschuldiging:

1) tegen de kolonist Pieter Bruijn (K3H47): tekort oogst. Volgens hem hebben de muizen een gedeelte vernield en bij de taxatie zou een vergissing hebben plaats gehad. Die redenen zijn nieuw voor de Raad maar de gemeensman van Willemsoord zegt dat Bruijn ze bij de Raad van toezicht ook gemaakt heeft → uitstel.



2) tegen de bestedelingen Adrianus van der Horst ( K3H146) en Pieter Hendrik Blankhart (K3H157): brutaliteit jegens hun superieuren → 3 dgn strafkamer



3) tegen de kolonistenkinderen Pieter Bagchus (K3H76) en Christina A. Doornbos (K3H94): onzedelijke omgang. Alleen Christina verschijnt (waar Bagchus is kan ik niet lezen, maar die zal gedeserteerd zijn) → Christina naar de strafkolonie op de Ommerschans.



4) tegen de kolonistenkinderen Pieter den Ouden (K3H168) en Anna Chr. Schmidt (K3H181): onzedelijke omgang. Anna komt niet vanwege de afwezigheid van haar ouders, Pieter wel → Pieter naar Veenhuizen, Anna naar de strafkolonie op de Ommerschans



5. tegen de kolonisten kinderen P.H. Rusch en E. Breek wegens onzedelijke omgang met elkanderen, ten gevolge waarvan laatstgenoemde in eenen zwangeren staat verkeert.
De beschuldigden binnengeroepen zijnde en geen van beide verschenen zijnde.
H. Rusch gedeserteerd en E. Breek uit hoofde van hare toestand niet kunnen komen.

De Raad, gelet op Art. 2 § f en Art. 3 § 2 van het Reglement van tucht, waarbij verplaatsing voor een onbepaalde tijd naar de Ommeschans op dat misdrijf is gesteld.

Besluit:

E.Breek voor een onbepaalde tijd te verwijzen naar de Ommerschans, waarop de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht.


6. tegen de bestedeling H. Bloemzaad, wegens desertie en onzedelijke omgang met de wed. Dijkstra. De beschuldigde binnen geroepen zijnde, bekent zijn misdrijf.

De Raad, gelet op art. 2 par.d en art.3 par. 2 van het reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalde tijd naar de ommerschans op dat misdrijf is gesteld.

Besluit.

H. Bloemzaad voor een onbepaalde tijd te verwijzen naar Veenhuizen, uit hoofde de wed. Dijkstra zich reeds te Ommerschans bevindt, waarop de goedkeuring van de PC zal worden ingewacht. De beschuldigde, binnegeroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar gemaakt.


NB: Zie voor bovenstaande ook deze pagina.


7) tegen de kolonistendochter Geertruida Jansen (K3H50) zwanger door onzedelijke omgang met iemand buiten de kolonie, 'met wien zij dan ook later getrouwd is'  (11-04-1844 met Derk Jan Jansen, voerman, geboren te Voorst). Omdat ze zich nog bij haar ouders bevindt → naar de strafkolonie op de Ommerschans



8) tegen de kolonistenzonen Jacob Joseph Nordt (K3H49) en Salomon Simon Hekster (K3H112): moedwillig vernielen van fabrijksgereedschappen  → 8 dgn strafkamer.



9) tegen de kolonistenzonen Cornelis Postma (k3h6) en Lodewijk Kist (K3H13), beledigen 'eenen vreemdeling, den weg passerende, en het vernielen van de lade van een weefgetouw door eerstgenoemde' → Cornelis 8 dagen, Lodewijk 4 dagen strafkamer



Verder wordt gelezen een Proces-Verbaal van de Raad van Toezigt van kolonie N1, van den 18 dezer maand, houdende beschuldiging:

1) tegen de kolonistenzonen Hendrikus en Lucas Krabshuis (K1H29), Cornelis en Jacobus Verboom (K1H2), Jan Wibier (K1H25) en Toon van Ham (K1H22) wegens het mishandelen van kolonist Johannes W.F.  Hofman (K1H41), ten gevolge van dronkenschap, hebbende de laatste den Onderwijzer Aukes daarenboven nog bij de borst gegrepen in de meening dat hij een ander voor had → Hendrikus en Lucas Krabshuis en  Cornelis Verboom 8 dagen,  Jacobus Verboom, Jan Wibier en Toon van Ham 5 dagen strafkamer



2) tegen Theodorus L.S. Weiland (K1H139), dronken (hij ontkent) → 8 dgn strafkamer



3) tegen de bestedeling Johanna de Goede (K1H81), ontvreemden waschkaars uit de Roomsche kerk, 'in aanmerking nemende, dat zij reeds vroeger, wegens het ontvreemden van appelen uit den tuin van den Onderdirecteur Faaken is gestraft, doch, daarbij overwegende, dat en deze zaak en de vorige van zeer weinig aanbelang is geweest...' dus eerder baldadigheid dan diefstal → 8 dgn strafkamer.



4) tegen de kolonistenkinderen Abe Sikkes Hoekstra (K1H54) en Cornelia Oostmeijer (K1H74) onzedelijke omgang → Abe naar naar Veenhuizen, Cornelia naar de strafkolonie op de Ommerschans.



5) tegen Maria Berends huisvrouw van Veldmeijer (K1H87) schelden en lasteren tegen den kolonist Conrath Thoss (K1H118). Zij ' zoekt zich op eene wijze te verschoonen, waaruit de Raad haar voor schuldig moet beschouwen' → 8 dgn strafkamer



6) tegen Maria Berends huisvrouw van Veldmeijer (K1H87) ' verregaande belastigende uitdrukkingen omtrent den Adjunct-Directeur C. Hulst en zijne dienstmeid'. Hulst verlaat de zaal, ten Broeke wordt voorzitter. Getuige Hendrik Evers en zijne vrouw (K1H125) + gemeensman Lucassen laat weten dat zij wel vaker zulke uitdrukkingen doet → nog eens 8 dagen voor haar.


Bijlage 1: Raad van toezicht van Willemsoord 23-04-1844


Raad van toezigt gehouden in kolonie N3

Eerste gedeelte niet getranscribeerd.

Daarop wordt binnengedragen de bestedeling H. Bloemzaad oud 36 jaren, die den 10e Maart jl de kolonie, zonder verlof daartoe te hebben, verlaten heeft, en den 13e dito is teruggekomen. Hij geeft tot verschooning te kennen, dat hij de wed. Dijkstra, die met hare kinderen naar Steenwijkerwold gedeserteerd was, had gevolgd, omdat zij in zwangerschap verkeerde, ten gevolgen van onzedelijke omgang, die hij met genoemde wed. heeft gehad.

Rest zitting niet getranscribeerd.


Bijlage 2: Raad van toezicht van Frederiksoord 18-04-1844


Raad van Toezicht gehouden in Kolonie No 1 Donderdag 18 April 1844.

Al de leden zijn tegenwoordig.

De kolonist C.J. Thoss hoeve 118 beklaagt zich in zijn goeden naam gekrenkt te zijn door de vrouw van Veldmeijer hoeve 87, die bij vrouw Latour aan huis gezegd heeft, dat Thoss een verrader is, waardoor haar man de os was ontnomen, Thoss mogt op zich zelven zien, die te Amsterdam als een zwijn bij de weg gelegen had, en zijne kinderen liet bedelen om hem daarvoor te kunnen laten zuipen hetwelk vrouw Veldmeijer’s broeder zeer goed wist.

De kolonist J.H. Evers en zijne vrouw hoeve 125, mede als beschuldigend tegen vrouw Veldmeijer; - zij verklaren dat vrouw Veldmeijer een geruimen tijd verleden, bij hun aan huis, op den Heer Adjunct Directeur Hulst en WelEdeles dienstmeid Genda Vossebelt heeft gescholden en belasterd, waarbij zij de volgende gemeene taal het gebezigd. “Genda had hare gouden oorbellen verdiend met een valschen eed voor den Heer Hulst te doen en met haar kont”.

Vrouw Veldmeijer die nu gehoord wordt zegt niet Thoss maar de bestedeling D. Pouw, die bij haar ingedeeld is met het zuipen bedoeld te hebben, ook omtrent de Heer Hulst en G. Vossebelt ontkent zij de vorenstaande lage taal gebezigd te hebben.

Vrouw La Tour, hoeve no 87, die thans gehoord wordt, zegt dat vrouw Veldmeijer wel degelijk(?) over Thoss gesproken, en dat deze de volkomen waarheid gezegd heeft.



De kolonist J.W.H. Hofman, hoeve no 41, verschijnt als aanklager van Hendrikus Krabshuis, Cornelis Verboom, Lukas Krabshuis, Jacobus Verboom, Jan Wibier en Toon van Ham alle kolonistenzonen, van wien hij onlangs met zijn zwager Egbert van Rooij, te Nijensleek zijnde, is aangevallen, en geslagen, eerstgenoemde had hem bij den nek genomen en den tweede hem geschopt, meer heeft hij, daar het avond was en allen hem aanvielen, niet kunnen onderscheiden.

Uit de verklaring den beschuldigden blijkt het, dat zij te veel sterken drank gedronken hadden, allen kwamen op den bedoelden avond van Meppel, waar zij voor de Nationale militie hadden geloot; in hunne opgewondenheid hebben zij Hofman en diens zwager voor boeren gegroet, dat door laatstgenoemde zeer kwalijk werd opgenomen, en de eenige aanleiding zou geweest zijn dat zij handgemeen waren geworden.



De President brengt in het midden dat kort verleden, des avonds, den Adjunct Direkteur de bestedeling Weiland ontmoet heeft, na wederzijdsche groeting had den Heer Adjuct Directeur hem gevraagd, wie hij was en op het gegeven antwoord Weiland, had deze insgelijks gevraagd en wie zijt gij? Ik ben de Adjunct Directeur –

zoo, dat donderd mij niet had Weiland gezegd, en dan tegen den Adjunct Directeur toen ontkent dat hij dronken was, hoezeer hij langs den weg zwierde.

De bestedeling Theodorus Leendert Sperna Weiland oud 35 jaren, ontkent ook thans, te veel sterken drank gebruikt te hebben, en zegt zich, omdat het avond was, in den persoon des Adjunct Directeur vergist te hebben, hij zou in de meening geweest zijn dat het iemand anders was die den gek met hem wilde scheeren, hetwelk men wel meer met hem deed.



De bestedeling Johanna de Goede Hoeve no 81, oud 19 jaren, wordt gehoord, omtrent de ontvreemding eener waskaars, uit de R. Catholijke Kerk, waarvan zij een gedeelte tehuis heeft gebragt, en gezegd dat zij het op den weg gevonden had.
Thans zegt zij bij gelegenheid van het godsdienstig onderwijs voor de Hervormden, achter de openstaande afschutting van het altaar te zijn gegaan, bij hare aanraking van den kandelaar was de kaars gevallen en had zij die in haar verlegenheid in de zak gestoken.

De Raad onderwerpt het bovenstaande aan die van Policie en Tucht.
Aldus gedaan in den Raad als boven.
H. Faaken
J. Mulder
W.Taatgen
A. Lucassen
A. Mensink Secr.
                                       
Nog zijn opgeroepen maar niet verschenen, de kolonistenkinderen Abe Hoekstra hoeve no 54, oud 23 jaren en Cornelia Oostmeijer oud 20 jaren, verdacht van onzedelijken omgang met elkander, ten gevolge waarvan de laatste in zwangen toestand zou verkeeren.
H.F.
J.M.
W.T.
A.L.
Secr.


BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1616

Notities bij het zittingsverslag