Kleine stukjes transcriptie, meest (cursief) samenvatting.
Door het verplaatsen van gemeensman Harmeling van kolonie
2 naar kolonie 1, komt S. de Carper van kolonie 2 voor hem
in de plaats
Alle leden zijn tegenwoordig.
Wordt gelezen een Proces-Verbaal van den Raad van Toezigt van kolonie
No 3, van den 23 dezer maand, houdende beschuldiging:
1) tegen de kolonist Pieter Bruijn
(K3H47): tekort oogst. Volgens hem hebben de muizen een gedeelte
vernield en bij de taxatie zou een vergissing hebben plaats
gehad. Die redenen zijn nieuw voor de Raad maar de gemeensman
van Willemsoord zegt dat Bruijn ze bij de
Raad van toezicht ook gemaakt heeft → uitstel.
2) tegen de bestedelingen Adrianus
van der Horst ( K3H146) en Pieter
Hendrik Blankhart (K3H157): brutaliteit jegens hun
superieuren → 3 dgn strafkamer
3) tegen de kolonistenkinderen Pieter
Bagchus (K3H76) en Christina A. Doornbos
(K3H94): onzedelijke omgang. Alleen Christina verschijnt (waar
Bagchus is kan ik niet lezen, maar die zal gedeserteerd zijn) →
Christina naar de strafkolonie op de Ommerschans.
4) tegen de kolonistenkinderen Pieter
den Ouden (K3H168) en Anna Chr. Schmidt
(K3H181): onzedelijke omgang. Anna komt niet vanwege de
afwezigheid van haar ouders, Pieter wel → Pieter naar
Veenhuizen, Anna naar de strafkolonie op de Ommerschans
5. tegen de kolonisten kinderen P.H. Rusch en E.
Breek wegens onzedelijke omgang met elkanderen, ten gevolge
waarvan laatstgenoemde in eenen zwangeren staat verkeert.
De beschuldigden binnengeroepen zijnde en geen van beide
verschenen zijnde.
H. Rusch gedeserteerd en E. Breek uit hoofde van
hare toestand niet kunnen komen.
De Raad, gelet op Art. 2 § f en Art. 3 § 2 van het Reglement van
tucht, waarbij verplaatsing voor een onbepaalde tijd naar de Ommeschans
op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
E.Breek voor een onbepaalde tijd te verwijzen naar de Ommerschans,
waarop de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden
ingewacht.
6. tegen de bestedeling H. Bloemzaad, wegens
desertie en onzedelijke omgang met de wed. Dijkstra. De
beschuldigde binnen geroepen zijnde, bekent zijn misdrijf.
De Raad, gelet op art. 2 par.d en art.3 par. 2 van het reglement
van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalde tijd naar de
ommerschans op dat misdrijf is gesteld.
Besluit.
H. Bloemzaad voor een onbepaalde tijd te verwijzen naar
Veenhuizen, uit hoofde de wed. Dijkstra zich reeds
te Ommerschans bevindt, waarop de goedkeuring van de PC zal worden
ingewacht. De beschuldigde, binnegeroepen zijnde, wordt hem zulks
kenbaar gemaakt.
NB: Zie voor
bovenstaande ook deze pagina.
7) tegen de kolonistendochter Geertruida
Jansen (K3H50) zwanger door onzedelijke omgang met
iemand buiten de kolonie, 'met wien zij dan ook later getrouwd
is' (11-04-1844 met Derk Jan Jansen, voerman, geboren te
Voorst). Omdat ze zich nog bij haar ouders bevindt → naar de
strafkolonie op de Ommerschans
8) tegen de kolonistenzonen Jacob
Joseph Nordt (K3H49) en Salomon Simon
Hekster (K3H112): moedwillig vernielen van
fabrijksgereedschappen → 8 dgn strafkamer.
9) tegen de kolonistenzonen Cornelis
Postma (k3h6) en Lodewijk Kist
(K3H13), beledigen 'eenen vreemdeling, den weg passerende, en
het vernielen van de lade van een weefgetouw door eerstgenoemde'
→ Cornelis 8 dagen, Lodewijk 4 dagen strafkamer
Verder wordt gelezen een Proces-Verbaal van de Raad van Toezigt
van kolonie N1, van den 18 dezer maand, houdende beschuldiging:
1) tegen de kolonistenzonen Hendrikus en Lucas
Krabshuis (K1H29), Cornelis en Jacobus Verboom
(K1H2), Jan Wibier (K1H25) en Toon van Ham
(K1H22) wegens het mishandelen van kolonist Johannes
W.F. Hofman (K1H41), ten gevolge van dronkenschap,
hebbende de laatste den Onderwijzer Aukes daarenboven
nog bij de borst gegrepen in de meening dat hij een ander voor
had → Hendrikus en Lucas Krabshuis en Cornelis Verboom 8
dagen, Jacobus Verboom, Jan Wibier en Toon van Ham 5 dagen
strafkamer
2) tegen Theodorus L.S. Weiland (K1H139),
dronken (hij ontkent) → 8 dgn strafkamer
3) tegen de bestedeling Johanna de Goede
(K1H81), ontvreemden waschkaars uit de Roomsche kerk, 'in
aanmerking nemende, dat zij reeds vroeger, wegens het
ontvreemden van appelen uit den tuin van den Onderdirecteur Faaken
is gestraft, doch, daarbij overwegende, dat en deze zaak
en de vorige van zeer weinig aanbelang is geweest...' dus
eerder baldadigheid dan diefstal → 8 dgn strafkamer.
4) tegen de kolonistenkinderen Abe Sikkes
Hoekstra (K1H54) en Cornelia Oostmeijer (K1H74)
onzedelijke omgang → Abe naar naar Veenhuizen, Cornelia naar de
strafkolonie op de Ommerschans.
5) tegen Maria Berends huisvrouw van Veldmeijer
(K1H87) schelden en lasteren tegen den kolonist Conrath
Thoss (K1H118). Zij ' zoekt zich op eene wijze te
verschoonen, waaruit de Raad haar voor schuldig moet beschouwen'
→ 8 dgn strafkamer
6) tegen Maria Berends huisvrouw van Veldmeijer
(K1H87) ' verregaande belastigende uitdrukkingen omtrent den
Adjunct-Directeur C. Hulst en zijne dienstmeid'. Hulst
verlaat de zaal, ten Broeke wordt voorzitter. Getuige Hendrik
Evers en zijne vrouw (K1H125) + gemeensman Lucassen
laat weten dat zij wel vaker zulke uitdrukkingen doet → nog eens
8 dagen voor haar.
Raad van toezigt gehouden in kolonie N3
Eerste gedeelte niet getranscribeerd.
Daarop wordt binnengedragen de bestedeling H. Bloemzaad oud 36
jaren, die den 10e Maart jl de kolonie, zonder verlof daartoe te
hebben, verlaten heeft, en den 13e dito is teruggekomen. Hij geeft
tot verschooning te kennen, dat hij de wed. Dijkstra, die met hare
kinderen naar Steenwijkerwold gedeserteerd was, had gevolgd, omdat
zij in zwangerschap verkeerde, ten gevolgen van onzedelijke
omgang, die hij met genoemde wed. heeft gehad.
Rest zitting niet getranscribeerd.
Raad van Toezicht gehouden in Kolonie No 1 Donderdag 18 April
1844.
Al de leden zijn tegenwoordig.
De kolonist C.J. Thoss hoeve 118 beklaagt zich in zijn
goeden naam gekrenkt te zijn door de vrouw van Veldmeijer
hoeve 87, die bij vrouw Latour aan huis gezegd heeft, dat
Thoss een verrader is, waardoor haar man de os was
ontnomen, Thoss mogt op zich zelven zien, die te Amsterdam
als een zwijn bij de weg gelegen had, en zijne kinderen liet
bedelen om hem daarvoor te kunnen laten zuipen hetwelk vrouw Veldmeijer’s
broeder zeer goed wist.
De kolonist J.H. Evers en zijne vrouw hoeve 125, mede als beschuldigend tegen vrouw Veldmeijer; - zij verklaren dat vrouw Veldmeijer een geruimen tijd verleden, bij hun aan huis, op den Heer Adjunct Directeur Hulst en WelEdeles dienstmeid Genda Vossebelt heeft gescholden en belasterd, waarbij zij de volgende gemeene taal het gebezigd. “Genda had hare gouden oorbellen verdiend met een valschen eed voor den Heer Hulst te doen en met haar kont”.
Vrouw Veldmeijer die nu gehoord wordt zegt niet Thoss maar de bestedeling D. Pouw, die bij haar ingedeeld is met het zuipen bedoeld te hebben, ook omtrent de Heer Hulst en G. Vossebelt ontkent zij de vorenstaande lage taal gebezigd te hebben.
Vrouw La Tour, hoeve no 87, die thans gehoord wordt, zegt
dat vrouw Veldmeijer wel degelijk(?) over Thoss
gesproken, en dat deze de volkomen waarheid gezegd heeft.
De kolonist J.W.H. Hofman, hoeve no 41, verschijnt als
aanklager van Hendrikus Krabshuis, Cornelis Verboom,
Lukas Krabshuis, Jacobus Verboom, Jan Wibier
en Toon van Ham alle kolonistenzonen, van wien hij onlangs
met zijn zwager Egbert van Rooij, te Nijensleek
zijnde, is aangevallen, en geslagen, eerstgenoemde had hem bij den
nek genomen en den tweede hem geschopt, meer heeft hij, daar het
avond was en allen hem aanvielen, niet kunnen onderscheiden.
Uit de verklaring den beschuldigden blijkt het, dat zij te veel
sterken drank gedronken hadden, allen kwamen op den bedoelden
avond van Meppel, waar zij voor de Nationale militie
hadden geloot; in hunne opgewondenheid hebben zij Hofman
en diens zwager voor boeren gegroet, dat door laatstgenoemde zeer
kwalijk werd opgenomen, en de eenige aanleiding zou geweest zijn
dat zij handgemeen waren geworden.
De President brengt in het midden dat kort verleden, des avonds,
den Adjunct Direkteur de bestedeling Weiland ontmoet
heeft, na wederzijdsche groeting had den Heer Adjuct Directeur hem
gevraagd, wie hij was en op het gegeven antwoord Weiland,
had deze insgelijks gevraagd en wie zijt gij? Ik ben de Adjunct
Directeur –
zoo, dat donderd mij niet had Weiland gezegd, en dan tegen den Adjunct Directeur toen ontkent dat hij dronken was, hoezeer hij langs den weg zwierde.
De bestedeling Theodorus Leendert Sperna Weiland oud 35
jaren, ontkent ook thans, te veel sterken drank gebruikt te
hebben, en zegt zich, omdat het avond was, in den persoon des
Adjunct Directeur vergist te hebben, hij zou in de meening geweest
zijn dat het iemand anders was die den gek met hem wilde scheeren,
hetwelk men wel meer met hem deed.
De bestedeling Johanna de Goede Hoeve no 81, oud 19 jaren,
wordt gehoord, omtrent de ontvreemding eener waskaars, uit de R.
Catholijke Kerk, waarvan zij een gedeelte tehuis heeft gebragt, en
gezegd dat zij het op den weg gevonden had.
Thans zegt zij bij gelegenheid van het godsdienstig onderwijs voor
de Hervormden, achter de openstaande afschutting van het altaar te
zijn gegaan, bij hare aanraking van den kandelaar was de kaars
gevallen en had zij die in haar verlegenheid in de zak gestoken.
De Raad onderwerpt het bovenstaande aan die van Policie en Tucht.
Aldus gedaan in den Raad als boven.
H. Faaken
J. Mulder
W.Taatgen
A. Lucassen
A. Mensink Secr.
Nog zijn opgeroepen maar niet verschenen, de kolonistenkinderen Abe
Hoekstra hoeve no 54, oud 23 jaren en Cornelia
Oostmeijer oud 20 jaren, verdacht van onzedelijken omgang
met elkander, ten gevolge waarvan de laatste in zwangen toestand
zou verkeeren.
H.F.
J.M.
W.T.
A.L.
Secr.
Notities bij het zittingsverslag