Al de leden zijn tegenwoordig
Gelezen een proces verbaal van den Raad van Toezigt in Willemsoord
van den 17 October jl, houdende beschuldiging van de kolonisten D.S.
Bolletje, hoeve No 101, M.H. Bremer, No 102, A.A.
Smal, No 124 en F. Lodewijks, No 136 van verregaande
brutaliteit jegens Onderdirecteur en wijkmeesters bij het tauxeren
van de aardappeloogst.
Eerstgenoemde binnengelaten zijnde wil zich verontschuldigen met
eene menigte klagten tegen den wijkmeester van Buiten, die
echter door denzelven behoorlijk worden opgelost, en behalve dat,
hem Bolletje, geen vrijheid gaven de Directie te schelden,
gelijk hij zelf niet ontkent.
De Raad overwegende dat Bolletje zijne mede-kolonisten in
ongehoorzaamheid en stoutheid voorgaat,
Gelet op art 2 en 3, de eerste $$ van het Reglement van Tucht,
waarbij onbescheidenheid met opsluiting van 3 tot 8 dagen in de
strafkamer bedreigd wordt,
Besluit:
Bolletje tot vijf dagen opsluiting te verwijzen.
Voorts binnengelaten M.H. Bremer, ter zelfder zake, wiens
schuld minder groot bevonden wordende en hij daarbij meer berouw
aan den dag legggende, zoo laat men hem met eene ernstige
vermaning gaan.
Wijders verschijnt de vrouw van A. A. Smal, die ook voor
dezen Raad niet verkozen heeft te verschijnen.
Zij zegt, dat de Directeur haar vroeger zou aangeraden hebben om,
uit hoofde der driftigheid haars mans, zelve voor hem aftedoen,
wat met hem ernstigs te verwijten valt, waarvan, intusschen, de
Directeur zig niets herinnert en dit dan ook voor eene uitvlugt
van den onwil van Smal gehouden wordt.
Zij weet overigens slechts de aanleiding optegeven van het
misdadige gezegde haars mans, dat hij dengeenen die de hand aan
zijne aardappelen slaan zou, om dezelve te ??keren, met
den vork in den nek zou slaan.
Overwegende dat A.A. Smal, ter zelfder zake, den 10 Maart
1834 voor den Raad van Tucht is teregt gesteld en dat hij is
bekend voor een kwaadaardig persoon van een liederlijk gedrag,
Gelet op vorengenoemde plaatsen van het Reglement van Tucht,
waarbij verwijzing naar de Ommerschans gesteld is voor hem
die zich andermaal aan onbescheidenheid of verzet tegen een der
kolonie ambtenaren heeft schuldig gemaakt,
Besluit, bij meerderheid van stemmen, daar de 3 gemeensmannen van
gevoelen waren het bij eene opsluiting in de strafkamer aftedoen –
het gezin van A.A. Smal voor een onbepaalde tijd naar de Ommerschans
te verwijzen.
Eindelijk wordt binnengeroepen Lodewijks, al mede ter zake
zijner brutaliteit.
Hij ontkent niet, op de Directie grovelijk te hebben gevloekt,
maar wil doen geloven, dat onregtvaardige handelwijze van den
wijkmeester Koppe hem daartoe zou hebben uitgelokt.
De Raad overwegende, dat al de wijkmeesters en ook eenig andere
adsistenten daar bij zijn tegenwoordig geweest en dat Lodewijks
bekend staat voor een ongemakkelijk en wrevelig persoon
Gelet op meergenoemde plaatsen van het Reglement
Besluit
Lodewijks op te leggen drie dagen opsluiting in de
strafkamer.
Alle welke besluiten den schuldigen, zij daartoe binnengeroepen
zijnde, worden bekend gemaakt.
Art. 2
Gelezen een proces-verbaal van den zelfden raad van den 28 dezer
maand en daarop binnengeroepen:
Eerste de wed. Gijtenbeek, als bevonden
zijnde van haar beddegoed en al haar mans kleederen te hebben
verpand of verkocht.
Zij kan die daad niet ontkennen en de
ingebragte redenenen kunnen haar ook niet. verschonen, aangezien
het misbruik van sterken drank haar daartoe geleid heeft en ook
dit door haar erkend wordt.
De Raad, gelet op art.2 § 3 en de eerste § van
art.3 van het reglement, waarbij dewelke opsluiting in de
strafkamer van 3 tot 8 dagen moest opgelegd.
Besluit
Vrouw Gijtenbeek voor 4 dagen te doen opsluiten,
dat haar, nadat zij hiertoe binnengeroepen was, met eene ernstige
vermaning voor het vervolg wordt aangezegd.
(...)
kwestie Beekman en Scheffers: geen transcriptie
(...)
Art. 3
Gelezen een proces-verbaal van den Raad van toezigt in Kol. N 1
van den 27 October jl. en dien ten gevolge binnen geroepen de
bestedeling Johanna van de Groef.
Deze bekent haar misdadig voornemen, doch betoont daarover veel
berouw en belooft beterschap, waarom de Raad haar met een ernstige
vermaning voor dit maal verschoont.
(...)
kwestie Oosterhoff: geen transcriptie
(...)
Raad van Toezicht gehouden te Willemsoord op den 17 Octob 1836
Present alle de leden.
Wegens brutaliteit en belediging bij het voor rooijen der
aardappelen aan Onderdirecteur wijkmeester en verdere
geemployeerden gepleegd door de onderstaanden als
No 101 Bolletje, No 102 Bremer, No 124 Smal en No 136 Lodewijks.
Dezelve doen voorkomen & gehoord, waarvan de eerste Lodewijks,
welke betuigd op dat ogenblik te driftig te zijn geweest, vermits
hij vermeende bij het voorrooijen ten onregte behandeld te zijn,
waarvan den Onderdirecteur en wijkmeester de billijkheid betuigen,
dan daar de gemelde niet alleen in vroegere of bij het voorrooijen
zijn brutaliteit heeft aan den dag gelegd, waarvan de onderwijzer
G. Hoeven is tegenwoordig geweest, doet hij zulks ook op het
ogenblik, terwijl hij in onze vergadering ondervraagd wordt.
(...)
Van de rest van de zitting geen transcriptie
(...).
Raad van Toezigt gehouden te Willemsoord den 28 october 1836.
Ten gevolge rapport van de wijkmeester Koppe, is bij de
kolonist de weduwe Gijtenbeek het nodige onderzoek gedaan
wegens het gemis van kleeding & huisraad, en bevonden dat
aldaar in ?? een wolle deken, een noppedeken,
4 bedlakens en een paar bedsteegordijnen, benevens
de kleeding stukken van haare overledene man.
Waarvan ook gevonden een lommert briefje inpandende een bedlaken
en een doek.
Gemelde weduwe hierover gehoord, heeft ons te kennen gegeven dat
wat de lakens & dekens betreft, dezelve van tijd tot tijd in
haar mans leven verkocht, om hem daar voor in zijne ziekelijke
toestand eenige vervrissingen en levensmiddelen tot zijn gestel
nodig aan te koopen,
en dat de kleeding van haare overledene man voor haar zelve
verkocht zijn eensdeels geschied is op gronde dat zij niet wist
wat met de zelve te doen en eendeels dat de kleine uitbetaling
haar daar toe genoodzaakt had, doordien zij van zodanige geringe
toelage niet konde bestaan.
Waarom zij dan die kleeding bestaande in een pije bruine broek,
een linnebruine broek, 1 paar schoenen, een hoed, per &
borstrok verkocht heeft voor f 2,00 aan de jood Salomon in
Steenwijk.
Dat de ingebragte redenen de raad zeer ?? voorkomen door
dien geduurende den tijd dat haar man aan het bureau is werkzaam
geweest, wekelijks werd uitbetaald 90 c en daarna 's weeks 40 c
die behoefte zoo groot niet konde zijn om zoo veel goederen tegen
een geringe waarde zoek te maken, ?? daar men genoeg
overtuigd is dat deze weduwe een sterk misbruik van sterke drank
maakt, zal waarschijnlijk deze verkopen daar toch voor geschied
zijn.
(...)
kwestie Beekman en Scheffers: geen transcriptie
(...)
Raad van Toezigt, in Kolonie N 1, gehouden op donderdag den 27
October 1836
Al de leden zijn tegenwoordig en worden door den Voorzitter bekend
gemaakt met het door Hem voorloopig gehouden onderzoek aangaande
het ter verkoop aanbieden van aardappelen door de bestedeling Johanna
van der Groef, oud 21 jaren, ingedeeld bij de Wed. van
Puffelen, aan den kolonist H. van der Poot, welke
aardappelen het genoemde meisje willens is geweest aan Vrouw
van Puffelen te ontvreemden, om daardoor aan geld te komen,
ten einde van Vrouw Thoss een jak en rok terug te
erlangen, dat deze in bewaring hield voor schuld op eene muts,
door Johanna van der Groef van haar gekocht, tijdens hare
indeling bij dit huisgezin.-
De aangeklaagde wordt daarna binnen geroepen en zij verklaart
berouw te gevoelen over het voornemen, om, ter afdoening van
schuld, tot dieverij over te gaan.–
Uit hare rede is wijders op te maken, dat de omstandigheden, die
haar verhinderd hebben om dit booze voornemen ten uitvoer te
leggen, bestaan in weigering van medepligtigheid door den
bestedeling Hendrik Blees, met wien zij de aardappelen,
bij de rooijerij, dacht te verstoppen, maar die haar niet alleen
weigerde daartoe behulpzaam te wezen, maar daarenboven verklaarde,
dat indien hij van zoodanige verkeerdheid iets bespeurde het
dadelijks aan Vrouw van Puffelen zoude bekend maken, zoo
als hij deze vrouw ook reeds van het voornemen daartoe moet hebben
onderrigt.–
Eene tweede moeijelijkheid ondervond zij, doordien van der
Poot, die voor zijne dochter, die in de nabijheid van de
Kolonien woont, wel aardappelen wilde opkoopen, maar ze niet bij
hem aan huis ontvangen.-
De Raad is van gevoelen om de beschuldigde Johanna van der
Groef, wegens het voornemen tot het ontvreemden van
aardappelen van hare pleegmoeder, Vrouw van Puffelen, voor
den Raad van Tucht in den gewone kolonien te doen te regt staan,
hetgeen aan haar wordt medegedeeld.–
De voorzitter brengt wijders nog in het midden, dat er overigens
op het gedrag van de aangeklaagde, gedurende haar verblijf bij de
Wed. van Puffelen niet meer die ongunstige aanmerkingen te
maken zijn, die het gevolg zijn geweest van herhaalde
verplaatsingen.
Daarvan is opgemaakt procesverbaal, dat na voorlezing is
ondertekend.
H. Faaken
Jn Visscher
A. van Anker van der Linden
H. Smit secr.
GEEN transcriptie
Notities bij het zittingsverslag