Raad van Politie en Tucht in de Gewone Koloniën, van den 31 October 1836


Al de leden zijn tegenwoordig

Gelezen een proces verbaal van den Raad van Toezigt in Willemsoord van den 17 October jl, houdende beschuldiging van de kolonisten D.S. Bolletje, hoeve No 101, M.H. Bremer, No 102, A.A. Smal, No 124 en F. Lodewijks, No 136 van verregaande brutaliteit jegens Onderdirecteur en wijkmeesters bij het tauxeren van de aardappeloogst.

Eerstgenoemde binnengelaten zijnde wil zich verontschuldigen met eene menigte klagten tegen den wijkmeester van Buiten, die echter door denzelven behoorlijk worden opgelost, en behalve dat, hem Bolletje, geen vrijheid gaven de Directie te schelden, gelijk hij zelf niet ontkent.
De Raad overwegende dat Bolletje zijne mede-kolonisten in ongehoorzaamheid en stoutheid voorgaat,
Gelet op art 2 en 3, de eerste $$ van het Reglement van Tucht, waarbij onbescheidenheid met opsluiting van 3 tot 8 dagen in de strafkamer bedreigd wordt,
Besluit:
Bolletje tot vijf dagen opsluiting te verwijzen.

Voorts binnengelaten M.H. Bremer, ter zelfder zake, wiens schuld minder groot bevonden wordende en hij daarbij meer berouw aan den dag legggende, zoo laat men hem met eene ernstige vermaning gaan.

Wijders verschijnt de vrouw van A. A. Smal, die ook voor dezen Raad niet verkozen heeft te verschijnen.
Zij zegt, dat de Directeur haar vroeger zou aangeraden hebben om, uit hoofde der driftigheid haars mans, zelve voor hem aftedoen, wat met hem ernstigs te verwijten valt, waarvan, intusschen, de Directeur zig niets herinnert en dit dan ook voor eene uitvlugt van den onwil van Smal gehouden wordt.
Zij weet overigens slechts de aanleiding optegeven van het misdadige gezegde haars mans, dat hij dengeenen die de hand aan zijne aardappelen slaan zou, om dezelve te ??keren, met den vork in den nek zou slaan.
Overwegende dat A.A. Smal, ter zelfder zake, den 10 Maart 1834 voor den Raad van Tucht is teregt gesteld en dat hij is bekend voor een kwaadaardig persoon van een liederlijk gedrag,
Gelet op vorengenoemde plaatsen van het Reglement van Tucht, waarbij verwijzing naar de Ommerschans gesteld is voor hem die zich andermaal aan onbescheidenheid of verzet tegen een der kolonie ambtenaren heeft schuldig gemaakt,
Besluit, bij meerderheid van stemmen, daar de 3 gemeensmannen van gevoelen waren het bij eene opsluiting in de strafkamer aftedoen – het gezin van A.A. Smal voor een onbepaalde tijd naar de Ommerschans te verwijzen.

Eindelijk wordt binnengeroepen Lodewijks, al mede ter zake zijner brutaliteit.
Hij ontkent niet, op de Directie grovelijk te hebben gevloekt, maar wil doen geloven, dat onregtvaardige handelwijze van den wijkmeester Koppe hem daartoe zou hebben uitgelokt.
De Raad overwegende, dat al de wijkmeesters en ook eenig andere adsistenten daar bij zijn tegenwoordig geweest en dat Lodewijks bekend staat voor een ongemakkelijk en wrevelig persoon
Gelet op meergenoemde plaatsen van het Reglement
Besluit
Lodewijks op te leggen drie dagen opsluiting in de strafkamer.

Alle welke besluiten den schuldigen, zij daartoe binnengeroepen zijnde, worden bekend gemaakt.


Art. 2
Gelezen een proces-verbaal van den zelfden raad van den 28 dezer maand en daarop binnengeroepen:
    Eerste de wed. Gijtenbeek, als bevonden zijnde van haar beddegoed en al haar mans kleederen te hebben verpand of verkocht.
    Zij kan die daad niet ontkennen en de ingebragte redenenen kunnen haar ook niet. verschonen, aangezien het misbruik van sterken drank haar daartoe geleid heeft en ook dit door haar erkend wordt.
    De Raad, gelet op art.2 § 3 en de eerste § van art.3 van het reglement, waarbij dewelke opsluiting in de strafkamer van 3 tot 8 dagen moest opgelegd.
Besluit
Vrouw Gijtenbeek voor 4 dagen te doen opsluiten, dat haar, nadat zij hiertoe binnengeroepen was, met eene ernstige vermaning voor het vervolg wordt aangezegd.

(...)
kwestie Beekman en Scheffers: geen transcriptie
(...)


Art. 3
Gelezen een proces-verbaal van den Raad van toezigt in Kol. N 1 van den 27 October jl. en dien ten gevolge binnen geroepen de bestedeling Johanna van de Groef.
Deze bekent haar misdadig voornemen, doch betoont daarover veel berouw en belooft beterschap, waarom de Raad haar met een ernstige vermaning voor dit maal verschoont.

(...)
kwestie Oosterhoff: geen transcriptie
(...)

Bijlage 1: Raad van toezicht van Willemsoord 17 oktober 1836

Raad van Toezicht gehouden te Willemsoord op den 17 Octob 1836

Present alle de leden.

Wegens brutaliteit en belediging bij het voor rooijen der aardappelen aan Onderdirecteur wijkmeester en verdere geemployeerden gepleegd door de onderstaanden als
No 101 Bolletje, No 102 Bremer, No 124 Smal en No 136 Lodewijks.

Dezelve doen voorkomen & gehoord, waarvan de eerste Lodewijks, welke betuigd op dat ogenblik te driftig te zijn geweest, vermits hij vermeende bij het voorrooijen ten onregte behandeld te zijn, waarvan den Onderdirecteur en wijkmeester de billijkheid betuigen, dan daar de gemelde niet alleen in vroegere of bij het voorrooijen zijn brutaliteit heeft aan den dag gelegd, waarvan de onderwijzer G. Hoeven is tegenwoordig geweest, doet hij zulks ook op het ogenblik, terwijl hij in onze vergadering ondervraagd wordt.

(...)
Van de rest van de zitting geen transcriptie
(...). 


Bijlage 2: Raad van toezicht van Willemsoord 28 oktober 1836

Raad van Toezigt gehouden te Willemsoord den 28 october 1836.

Ten gevolge rapport van de wijkmeester Koppe, is bij de kolonist de weduwe Gijtenbeek het nodige onderzoek gedaan wegens het gemis van kleeding & huisraad, en bevonden dat aldaar in ?? een wolle deken, een noppedeken, 4 bedlakens en een paar bedsteegordijnen, benevens de kleeding stukken van haare overledene man.

Waarvan ook gevonden een lommert briefje inpandende een bedlaken en een doek.

Gemelde weduwe hierover gehoord, heeft ons te kennen gegeven dat wat de lakens & dekens betreft, dezelve van tijd tot tijd in haar mans leven verkocht, om hem daar voor in zijne ziekelijke toestand eenige vervrissingen en levensmiddelen tot zijn gestel nodig aan te koopen,
en dat de kleeding van haare overledene man voor haar zelve verkocht zijn eensdeels geschied is op gronde dat zij niet wist wat met de zelve te doen en eendeels dat de kleine uitbetaling haar daar toe genoodzaakt had, doordien zij van zodanige geringe toelage niet konde bestaan.

Waarom zij dan die kleeding bestaande in een pije bruine broek, een linnebruine broek, 1 paar schoenen, een hoed, per & borstrok verkocht heeft voor f 2,00 aan de jood Salomon in Steenwijk.

Dat de ingebragte redenen de raad zeer ?? voorkomen door dien geduurende den tijd dat haar man aan het bureau is werkzaam geweest, wekelijks werd uitbetaald 90 c en daarna 's weeks 40 c die behoefte zoo groot niet konde zijn om zoo veel goederen tegen een geringe waarde zoek te maken, ?? daar men genoeg overtuigd is dat deze weduwe een sterk misbruik van sterke drank maakt, zal waarschijnlijk deze verkopen daar toch voor geschied zijn.

(...)
kwestie Beekman en Scheffers: geen transcriptie
(...)

Bijlage 3: Raad van toezicht van Frederiksoord 27 oktober 1836

Raad van Toezigt, in Kolonie N 1, gehouden op donderdag den 27 October 1836

Al de leden zijn tegenwoordig en worden door den Voorzitter bekend gemaakt met het door Hem voorloopig gehouden onderzoek aangaande het ter verkoop aanbieden van aardappelen door de bestedeling Johanna van der Groef, oud 21 jaren, ingedeeld bij de Wed. van Puffelen, aan den kolonist H. van der Poot, welke aardappelen het genoemde meisje willens is geweest aan Vrouw van Puffelen te ontvreemden, om daardoor aan geld te komen, ten einde van Vrouw Thoss een jak en rok terug te erlangen, dat deze in bewaring hield voor schuld op eene muts, door Johanna van der Groef van haar gekocht, tijdens hare indeling bij dit huisgezin.-
   
De aangeklaagde wordt daarna binnen geroepen en zij verklaart berouw te gevoelen over het voornemen, om, ter afdoening van schuld, tot dieverij over te gaan.–
   
Uit hare rede is wijders op te maken, dat de omstandigheden, die haar verhinderd hebben om dit booze voornemen ten uitvoer te leggen, bestaan in weigering van medepligtigheid door den bestedeling Hendrik Blees, met wien zij de aardappelen, bij de rooijerij, dacht te verstoppen, maar die haar niet alleen weigerde daartoe behulpzaam te wezen, maar daarenboven verklaarde, dat indien hij van zoodanige verkeerdheid iets bespeurde het dadelijks aan Vrouw van Puffelen zoude bekend maken, zoo als hij deze vrouw ook reeds van het voornemen daartoe moet hebben onderrigt.–
   
Eene tweede moeijelijkheid ondervond zij, doordien van der Poot, die voor zijne dochter, die in de nabijheid van de Kolonien woont, wel aardappelen wilde opkoopen, maar ze niet bij hem aan huis ontvangen.-
   
De Raad is van gevoelen om de beschuldigde Johanna van der Groef, wegens het voornemen tot het ontvreemden van aardappelen van hare pleegmoeder, Vrouw van Puffelen, voor den Raad van Tucht in den gewone kolonien te doen te regt staan, hetgeen aan haar wordt medegedeeld.–
   
De voorzitter brengt wijders nog in het midden, dat er overigens op het gedrag van de aangeklaagde, gedurende haar verblijf bij de Wed. van Puffelen niet meer die ongunstige aanmerkingen te maken zijn, die het gevolg zijn geweest van herhaalde verplaatsingen.
Daarvan is opgemaakt procesverbaal, dat na voorlezing is ondertekend.
H. Faaken
Jn Visscher
A. van Anker van der Linden
H. Smit secr.

Bijlage 4: Proces verbaal door de adjunct-directeur van de Ommerschans over de daar binnengebrachte Berend Oosterhoff


GEEN transcriptie


BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1615

Notities bij het zittingsverslag