Extract uit de verhandelingen van de raad van policie in de vrije koloniën van den 8 October 1825


Present:
de Heer W.Visser, President
de Heer Brouwer
de Heer Bersma
de kolonist Zwier, gemeensman
de kolonist Hoffman id
de kolonist Haverkort id en
JH van Wolda Secrt.
Gezamenlijk uitmakende dezen raad, overeenkomstig art.6 van het besluit der Permanente Kommissie in dato 12 september 1825.

Door den raad van toezigt van Kol.nr 2, zijn blijkens processen verbaal van den 28 september ll tot den raad van policie verwezen, voor denzelven gedagvaard en gecompareerd, de navolgende kolonisten, als:
1. Willem Moen, oud 47 jaren, en
2. Pieter Hartog, oud 31 jaren, beiden van kol.2
De eerstgenoemde wegens het van den 21 juli 1824 tot den 14 juni 1825, met verlof achterblijven en het aan het noodlot overlaten van zijn vrouw en kinderen en de laatstgenoemde, wegens herhaalde dronkenschap, het niet ten behoorlijken tijden afmaken van zijn werk en meerdere ongeregeldheden.

Alsmede zijn na voorgaand onderzoek van den raad van toezigt der kolonie Willemsoord blijkens het overgelegd verbaal van dato 7 dezer maand misdadig bevonden en voor dezen raad gecompareerd.
3. Willemtje van der Dozen, weduwe Scholsbroek, oud 34 jaren, koloniste te Willemsoord, beschuldigd wegens een ontuchtig levensgedrag, en het verpanden van deze goederen, als:
a een baaijen roode rok
b een nieuw kolonie laken
c twee nieuwe vrouwenhemden
d twee meisjesbrieven van haar eigen

4. Athoni Leenders, oud 24 jaren, ingedeeld bij de weduwe Scholsbroek, met haar door denzelven kommissie ter volmaking van het huisgezin gezonden, van welken jongeling, de gemelde weduwe, volgens het gedane onderzoek en de bevindingen van den raad van toezigt dier kolonie zoude zwanger zijn.

De vier aangeklaagde kolonisten zijn ieder afzonderlijk in den raad verschenen, en hebben de vragen welke hun, door den President, ten opzigte der hiervoren omschrevene misdaden, gedaan zijn, alle confirmatief beantwoord en derhalve zich zelven schuldig gekeurd.

De leden van den raad, overwogen:
a Het algemeen belang der kolonisten, dat desertie, dronkenschap, ontucht, verkoop van koloniale goederen, luiheid in het uitoefenen der noodzakelijke bezigheden, het verwaarloozen der landelijke vruchten, zoo veel mogelijk in de kolonien geweerd, worden;
b Het gehouden gedrag van vrouw Moen, gedurende de afwezigheid hares mans, hetwelk in eenige opzigten ongunstig en over het geheel zeer traag was;
c Den toestand van vrouw Hartog, indien deze wel met hare kleine kinderen zonder haren man in de kolonie overbleef;
d De baarblijkelijkheid der ontucht van de weduwe Scholsbroek; en
e Dat er geene nadere bewijzen ter bevestiging der aanklagten meer noodig zijn, dewijl de beschuldigden hunne misdaden zelf belijden en toestemmen.

Is na delibratie tot het vonnissen dezer lieden overgegaan, en heeft ieder lid van den raad afzonderlijk zijne stem daaromtrent uitgebragt.

De gemeensmannen Zwier, Hoffman en Haverkort waren van oordeel, dat Willem Moen, vier, vijf of zeven nachten in de koloniale kas moest worden opgesloten, en dan wederom vrij kolonist zijn, terwijl de vier overige leden overeenstemden dat Willem Moen, met zijn huisgezin verwezen moest worden naar de Strafkolonie te Ommerschans. Bij het opnemen der stemmen omtrent Hartog, de wed Scholsbroek, en de bij haar ingedeelde Anthoni Leenders, bleek, dat deze lieden, met derzelven huisgezinnen ter handhaving der policie, verwezen moesten worden naar de Strafkolonie te Ommerschans

Waarop is besloten:
1 De huisgezinnen van Willem Moen en Pieter Hartog kolonisten in kolonie nr 2 en Willemtje van der Dozen, weduwe Scholsbroek, benevens haar ingedeelde Anthoni Leenders, worden, overeenkomstig het besluit der Permanente Kommissie van den 29 Mei 1821, gecondomeerd naar de Strafkolonie te Ommerschans
2 Van dit vonnis zal bij extract dezes worden kennis gegeven aan de Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid

Voor extract conform,
De Direkteur de Kolonien W. Visser



BRON:
Drents Archief, toegang 0186, invnr 1615