Naar het overzicht
van stukken over SUBCOMMISSIES




De oproep subcommissies van weldadigheid op te richten in juni 1818


Invnr 48, concept-circulaire van de Permanente Com­missie


's Gravenhage den 24 juny 1818

Bij gelegenheid van de eerste vergadering der Kommissie van Welda­digheid, op den 22e dezer binnen 'S Gravenhage gehouden, is uit het verslag der Provisionele Kommissie met de voorberei­dende werkzaam­heden be­last, geble­ken, dat het getal der leden van de Maatschap­pij reeds tot 14,843 was aan­ge­groeid, terwijl dat getal door nog dagelijks inkomende lijsten gedurig toeneemt; en dat derhalve de som, voor welke is ingeschre­ven, behalve de aan­zienlijke giften, aan het fonds der Maatschappij gedaan, thans meer dan ƒ 40,000:- bedraagt.

Uit dien hoofde heeft de Kommissie van Weldadigheid beslo­ten, dadelijk, en wel, nog in den loop dezes jaars, over te gaan tot het nemen eener proeve, om een aantal huisge­zin­nen op de nog onbe­bouwde gron­den van ons vaderland over te brengen;
 
en tevens, ter on­verwijlde daarstel­ling van een geregeld ver­band tusschen al de leden der Maat­schappij en de Kommissie van Welda­digheid, de besturen der steden te verzoe­ken om dadelijk, elk in den haren, te willen benoe­men een subkom­missie,
bestaande, zoo veel mogelijk, uit twee leden van het stedelijk bestuur, twee geestelijk van onder­scheidene gezindheden, twee van de aan­zienlijkste inwoners der stad, en een militai­ren gene­raal of ander officier van minder' rang, ingevalle zulk een aldaar woonachtig is of garnisoen houdt;
zijnde deze wijze van za­menstelling der stedelijke subkommis­siën wel niet van eene volstrekte noodzake­lijk­heid, maar echter hoogst wenschelijk, in zoo verre zulks zonder krenking van de belangen der Maatschappij geschieden kan en met de plaat­selijke aan­gelegendheden strookt).

Wijders de besturen dier steden, waar eenen regtbank van eer­sten aanleg is gevestigd, nog te verzoeken, om in al de dorpen, onder derzelver geregts­ban behooren­de, met hulp der Heeren pro­vin­ciale gouverneurs, mede te willen benoe­men zoodanige subkom­missiën, bestaande ieder uit den eersten daar aanwe­zigen amb­tenaar, het zij burgemeester of schout, éénen der geestelij­ken, of twee, waar meer dan één kerkgenoot­schap be­staat, indien zulks voor de belangen der Maatschappij wordt oorbaar geacht, en een derden (of vierden) persoon, zijnde een in­woner, en tevens lid der Maat­schappij van Weldadigheid, ter keuze van de zoo even be­noemden.

Deze dorps-kommissiën zijn bestemd, om met de stedelijke kommissiën, tot wier gegts­ban zij behooren, te korresponderen, terwijl deze laatste en alle andere subkom­missiën der kleinere steden, korresponderen met de Kom­missie van Weldadigheid zelve.
En ten einde de dorpen mede behoorlijk inza­ge hebben op de werkzaamheden der Kom­missiën in de tribunale steden, wordt door deze uit ieder dorp, waar kontribuabelen zijn, één lid uit de daar gevestigde sub-kommissie beschreven, om, des verkiezen­de, deel te nemen in de werkzaamhe­den der stedelijke kommissie, ingeval namelijk deze de alge­meene aangele­gendheden der Maat­schappij betreffen, het geene als dan uit­drukkelijk door de Kommissie van Weldadig­heid zal worden opgege­ven.

De werkzaamheden van al deze sub­kom­missiën zullen voorna­melijk bestaan

1. In het meer en meer uitbreiden van de Maatschappij van Weldadigheid, door het uitnoodigen harer ingezetenen, om daar van leden te worden, en hun daar toe van tijd tot tijd de inteekenlijsten te doen aanbieden, gelijk mede van die der inschrijvingen voor vrijwilli­ge bijdragen in geld of goederen tot het Maat­schappelijk fonds, en van jaarlijk­sche aanne­ming van gefabriceerde goede­ren, waartoe de lijsten aan de subkommis­siën zullen worden toegezonden.

2. In het inkasseren van de kontributiën en vrijwillige giften der leden van de Maat­schappij, in hunne steden of plaatsen woon­achtig, of aldaar hun verblijf houdende; en in het overmaken der alzoo ingeza­melde pen­ningen en goederen, met de daar toe betrek­kelijke inteeken­lijsten, aan de Kommissie van Weldadigheid, op dien voet en wijze, welke nader zal worden opgegeven.

3. In het designeren of aanwijzen van zoodanige arme huisge­zinnen in derzelver stedelijk of plaatselijk rissort, die gewillig en ge­schikt zijn, om op de heidegronden te wor­den overgebragt. En

4. In het mededeelen van alle nuttige voorstellen, die ter verbetering van den staat der behoeftigen strekken kunnen, zoo door de subkommissiën aan de Kommissie van Welda­digheid als van deze aan de eer­sten.


Voorts acht de Kommissie het noodig, aan de stedelijke besturen der grootere steden, gelijk ook aan de Heeren gouverneurs, kennis te geven, dat het ook aan beslotene gezel­schappen of korpora­tiën, die 500 of meer leden in de Maatschappij verschaft hebben, zal vrijstaan, des verkiezende, eene subkommissie te organiseren, welke door de Kommissie van Weldadigheid zelve in dat geval uit de aan­zienlijkste leden dier korpo­ratiën, zal worden benoemd, en onmiddellijk met dezelve zal korresponderen.

Ten aanzien der eerste te nemene proe­ve is bepaald, dat deze zal geschieden voor de algemeene rekening der Maatschappij, en dat daartoe, zoo veel mogelijk, uit iedere kontribu­ale stad een huisgezin zal worden genomen.

De besluiten daaromtrent genomen, bene­vens de stukken, daar toe relatief, wor­den reeds werkelijk gedrukt en zullen onver­wijld aan de geörganiseerde sub-kommissiën verzon­den worden.

Daar intusschen het reeds gevorderd jaargetijde vereischt, dat men met den meesten spoed in dezen voortvare, zoo an­ders nog in den loop van dit jaar de behoefti­gen op de onbe­bouwde gronden zullen kun­nen worden overgebragt, wenscht de Kom­missie van Wel­dadigheid, dat inmiddels, en zonder tijdver­zuim, door de stedelijke bestu­ren, en, waar het nodig is, met mede­wer­king der Heeren provinciale gouver­neurs, zoodani­ge subkommissiën overal worden georgani­seerd.

En het is uit dien hoofde, dat ik u, Mijne Heeren de Burgemees­teren! ver­zoek, onverwijld tot de benoeming der leden van derzelve in uwe stad (en met concurrencie van den Heer gouverneur der provincie, op de dorpen onder derzelver ge­regtsban) te willen overgaan, en mij zoo moge­lijk, voor den 20e july aanstaande te willen inzenden de lijst der leden, daar toe gedespi­cieerd; waarna dadelijk aan de alzoo georgani­seerde subkommissiën zullen worden overge­maakt alle stukken, tot derzelver werkzaamhe­den betrekkelijk.

De welwillende medewerking van UL, tot dus verre ondervon­den, waar voor ik u bij dezen mijnen opregten dank betuige, strekt mij ten waarborge, dat van uwe zijde niets zal worden verzuimd, om verders eene on­derne­ming tot stand te brengen, even zeer door het algemeen belang, als door den vee­gen toestand eener zoo talrijke klasse van ongelukkigen, dringend gevorderd, en waar van de gelukki­ge slaging zoo zeer strookt met de weldadige bedoelingen en wen­schen van Zijne Majesteit onzen Koning

Frederik Prins der Nederlanden

NB: Uit de reacties op de circulaire blijkt dat die op 7 juli is verzonden. Of de uiteindelijke circulaire helemaal gelijk is aan het hierboven afgedrukte concept, weet ik niet.