Naar het overzicht
van stukken over de proefkolonie





Anthonia van Maaswinkel weduwe Alblas na de dood van haar man in de archieven van de Maatschappij van Weldadigheid


Net als alle koloniale gezinnen heeft ook de familie Alblas ingedeelden in huis. Voor zover bekend:

Frederika Margaretha Vorsten

● Frederika Margaretha Vorsten is volgens de kolonieadministratie geboren op 29 oktober 1811. Zij is 15 juni 1823 aangekomen vanuit Tholen en daarna meteen bij de familie Alblas in huis gekomen. Zij is van beroep 'breidster' en zij is een dochter van Geertrui Wiegang.
Ze blijft tot 11 april 1825, de vertrekdatum van de familie Alblas, en gaat dan naar het gezin van Weender. Als de weduwe Weender hertrouwt met de huisverzorger Smit komt ze daar in huis, tot ze op 18 augustus 1828 weggaat als 'dienstbaar buiten de kolonie'.

Adriana de Rijke

● Adriana de Rijke is volgens de kolonieadministratie geboren 8 september 1816, komt ook uit Tholen, maar haar aankomstdatum is onduidelijk. Zij is een dochter van de overleden Kornelis de Rijke en Susanna Poot.
Zij blijft tot 11 april 1825, de vertrekdatum van de familie Alblas, en gaat dan naar het gezin van Rausch. Daarna wordt ze nog diverse malen overgeplaatst naar andere koloniale gezinnen tot ze op 16 mei 1838 met ontslag gaat.

Na het overlijden van de man des huizes Martinus Alblas op 8 november 1823 is het indelen er op gericht om meer mannelijke arbeidskracht in huis te brengen ten behoeve van de veldarbeid. In dat kader komen in huis:

Jan Hamstra

● Jan Hamstra is geboren 23 augustus 1806. Zie over hem op deze pagina.

Pieter Konkelberg

Pieter Konkelberg is geboren in 1764. Over hem schrijft directeur Wouter Visser op 15 februari 1824, invnr 68 ('den Heer 2 Adsessor' = Johannes van den Bosch):
'Met informatiën dat Pieter Konkelberg alhier is aangekomen met een brief van ZijnHoogEdGestrenge den Heer 2 Adsessor uit S’Hage, inhoudende onder andere een advys om die man bij de wed. Alblas als zeer geschikt voor dat huisgezin in te delen en daar ik deze man door zijnen naam en jaren geloofde te zijn den perzoon waar over de Permanente Kommissie mij bij haare missive van den 15 december A.P. no. 65/12 schreef, maakte ik geen zwarigheid denzelve aantenemen en aan de intentien van welgem. HoogEdGest. te voldoen, door hem bij de wed. Alblas intedelen, hoe wel ik veronderstelde hij tot eene der Haagsche huisgezinnen zoude behoren;
hoe het met dito zaak nu eigenlijk is gelegen is mij duister geworden, het zal mij derh. aangenaam zijn van de Permanente Kommissie te mogen verneemen hoedanig die man moet worden beschouwd en daar mede verder behoort te worden gehandelt.'

Pieter Konkelberg is door de subcommissie Den Haag op 1 februari 1824 gezonden ter vervanging van Marie Guemin-Roland, zie hier. Op 19 februari 1824 besluit de permanente commissie, brievenboek invnr 20, 'de Heer Direkteur te antwoorden (...) berigt van de definitieve aanneming van Kinkelberg'.

Hij is ingedeeld bij de weduwe Alblas van 1 februari 1824 tot 20 september 1824, waarna hij wordt overgeplaatst naar kolonist Puper, vanwaar hij op 12 juli 1825 van de kolonie deserteert.

Cornelis Schrijver

Haar volgende ingedeelde heeft psychische problemen. De directeur Wouter Visser schrijft dd 12 juni 1824, invnr 69:
'Dat den persoon van C. Schrijver welke overeenkomstig de missive der Permanente Kommissie dd. 22 mey no. 132/5 hier is aangekomen om op eene of andere wijze in dienst der Maatschappij te worden gesteld, tot geenerleij werk in staat is;
de Heer Falck heeft met het grootste geduldt en alle middelen tot bemoediging en opbeuring hem tot eenig administratief werk tragten bekwaam te maken, waartoe de man voorheen welligt geschikt was, doch te vergeefs;
veeltijds schijnt hij zinneloos, dan beklaagt hij zich over zijne tegenwoordige toestand, dan eens doet hij zich verwijtingen van zelf de schuld te zijn van zijn ongeluk, terwijl op andere tijden hij dit aan andere toeschrijft, somtijds blijft hij geheele dagen zonder eeten op bed liggen en schijnt als een wanhopige de dood te zoeken, dan wederom eet hij meer dan buitengewoon.
Dit alles maakt hem zoo als reeds gezegd is, tot eenig werk onbekwaam; zelfs hebben wij met moeite iemand gevonden die hem wil logeren, niet tegenstaande ik voor de betaling der kosten heb moeten instaan.
Gaarne wenschte ik daar om te worden geinformeerd hoedanig met deze ongelukkige te handelen, terwijl het mij is voorgekomen zijn sort(?) der Permanente Kommissie belangstellling inboezemde.'

Cornelis Schrijver, geboren rond 1785, is door een blijkbaar vermogende mejuffrouw J. Schrijfer te 's-Gravenhage in de kolonie geplaatst op contract van ƒ52,- per half jaar, iedere 3 maanden te verlengen. Zie nummer 41 van de E-contracten.

Uit een brief van directeur Wouter Visser aan de Maatschappij dd 11 juli 1824, invnr 70:
'Toen ingevolge missive der Permanente Kommissie dd. 24 juny N 243 aan C. Schrijver door den Heer Falck wierd aangemeldt dat hij uit hoofde zijner ongeschiktheid tot eenig werk niet in dienst der Maatschappij kon worden aangenomen, heeft hij alle mogelijke beloften van beterschap gedaan en op het dringendste verzogt nog eenige tijd te mogen blijven.
Bewogen met zijn beklagenswaardige positie hebben wij de vrijheid genomen hem nog weder te laten continueren op het Algemeen Bureau te komen.
Dan ondanks deze beloften heeft hij in plaats van te beteren, zich aan dronkenschap beginnen schuldig te maken, waarom wij zijn vertrek van hier op woensdag den 14 dezer hebben vast gesteld.'

Maar hij vertrekt niet en daarna loopt het tragisch af met hun huisgenoot: Uit een brief van directeur Wouter Visser aan de permanente commissie dd 19 oktober 1824, invnr 71:
'Voorts vinde ik mij verpligt de Permanente Kommissie te informeren dat de persoon van C. Schrijver gisteravond gevonden is, liggende in de heide nabij kol. N1, met alle tekens van zich door een pistoolschot van het leven te hebben berooft.
Eenige papieren en brieven welke hij bij zich hadt zijn provisioneel door den Heer schout van Vledder in bewaring genomen om daar mede te handelen als naar regten; zoodra eenige derzelve in mijnen handen komen zal ik dien de Permanente Kommissie doen geworden.'

Uit bovenstaande brief wordt geciteerd op pagina 261 van De proefkolonie.

Vledder, overlijdensakte, aktenummer 20 van 1824:
Overledene: Cornelis Schrijver, overleden te Nijensleek (Vledder) op 18-10-1824; oud: 39 jaren, zoon van NN NN en NN NN.
NB. woonplaats ‘s Gravenhage.

Directeur Wouter Visser schrijft 13 november 1824, invnr 71:
'Voorts te berigten dat de nagelaten goederen en papieren van C. Schrijver overeenkomstig zijn verlangen door de wed. Alblas naar ‘s Hage zijn verzonden.'

Vertrek

Een paar maanden later wil de weduwe Alblas met de nog thuis wonende kinderen van de kolonie weg. Uit een brief van directeur Wouter Visser aan de Maatschappij dd 3 april 1825, invnr 73:
'De weduwe Alblas, kol. N1 ontslag verzogt hebbende, heb ik de eer dit ter kennis van de Permanente Komm. te brengen, met voorlegging van extrakt uit het slot harer rekening in het bijzonder die bij de volkomene likwidatie met den oogst etc. naar mijnen gedagten nog wel een beter saldo zal opleveren; terwijl wij verder gaarne zien zouden dat deeze vrouw de kolonien kon verlaten.'

Bijgevoegd is de eindafrekening van de weduwe Alblas:

Hoeve 14 Weduwe Alblas
aan 16 jarige schuld 208,71½
aan lopende schuld 312,06
landhuur en fonds van veldarbeid --
diverse schuld 68,82
Totaal    589,39½


De weduwe vertrekt daarna, op 11 april 1825, van de kolonie met haar twee jongste kinderen, Pieter Alblas en Johannes Cornelis Alblas.

Terug naar de overzichtspagina Alblas of ga naar de archiefstukken van het begin tot de dood van Martinus Alblas of naar de notities over het gezin.