Naar het overzicht
van stukken over de proefkolonie
Gend 20 juny 1818
Weledel Hoogel. Heer!
Zoo gaarne als ik aan uwe mij vereerende uitnoodiging zou willen
voldoen, en de eerste vergadering der Commissie van
Weldadigheid bijwonen, zoo zeer worde ik daar in door mijne
ambtsbezigheden verhinderd.
Heb de goedheid van mijn tolk bij de Wel Edele Heeren mijne
hooggeachte medeleden te zijn, en hun te verzekeren, dat ik
genoegen neem in alle plannen welke den opbouw en uitbreiding
onzer Maatschappij bevorderen kunnen.
Zoo de Commissie W. het benoemen van commissarisen ook in de
zuidelijke gewesten besluiten mogt, neme ik de vrijheid haar den
Heer J. van Dorselaer te St Nicolaas aan te bevelen, een Heer, die
met zeer veel geestdrift voor de Maatschappij schijnt bezield te
zijn, van wiens inlichting, medewerking en invloed men veel goeds
zal kunnen verwachten. Trouwens, als zodanig is hij mij
voorgedragen worden.
Na hartelijke zegewenschen over de werkzaamheden der
Maatschappij, heb ik de eer mij met ware hoogachting te noemen,
Wel Edel Hooggeleerde Heer! Uwen onderdanige Dienaar
J.M. Schrant
Zuilen bij Utrecht den 20 juny 1818
WelEdele Hooggeleerde Heer!
UWEd. geëerde van den 17. dezer, is mij door eenig toeval eerst
gisteren ter hand gekomen; dit spijt mij des te meer omdat ik door
eenige pressante bezigheden bijkans in de onmogelijkheid ben om
over te komen, althans zoo spoedig.
Ik waag het daarom om UWEG. hiervan te informeren en aan te
vragen of het volstrekt noodig is dat ik die reis doe, dan zal ik
desnoods op de receptie der mare terstond vertrekken, maar ik
heb gedacht dat de installatie en verdere solemniteiten, welke
er mogten plaats vinden, wel buiten mij konden geschieden, en het
wezenlijke van de zaak is in zulke goede handen, dat ik daaraan
wel niets zal kunnen toe brengen.
Ik verzoek dus eenig nader berigt van UWEG.
De Commissie kan bij voortduring staat maken op mijne beste
pogingen tot bevordering van de inteekening in deze provintie,
waarvan ik vertrouw dat er reeds blijken voorhanden zullen wezen
in de lijsten welke de respectoire hoofden van besturen hebben
overgezonden.
Ik ben nog hier en daar werkzaam, en zal de lijsten welke ik nog
geteekend krijg, aan UWEG. doen toekomen. Ik heb nog eene lijst
waarop omtrent zestig Utrechtse Dames geteekend hebben.
Eene consideratie wilde ik suppediteren, dat er mijnes inziens
geen verklaring of belofte hoe ook genaamd, van de inteekenaars
gevergd mocht worden, want dit houdt sommigen terug.
Indien er in deze provintie eenige personen onder de teekenaars
gekozen moeten worden tot het voeren van eenige directie of
bewind, dan kan ik die wel opgeven.
Ik ben met bijzondere hoogachting,
WelEdele Hooggeleerde Heer!
UWEHG dienstige dienaar,
J.G. van Nes