Naar het overzicht
van stukken over de proefkolonie





Juni 1818, de gouverneur van Drenthe Petrus Hofstede en zijn zoon doen naar aanleiding van een brief van Johannes van den Bosch de buurtschap Witten in de aanbieding

Blijkbaar is Johannes van den Bosch langsgeweest bij de gouverneur van Drenthe (zie ook puntje 6 op deze pagina) en heeft hij hem daarna een brief geschreven, maar die brief heb ik niet gezien. De gouverneur reageert op vrijdag 19 juni 1818, invnr 48:

Assen 19 juni 1818

Weledel geboren Heer!

De brief, waarmede Edgeb. mij, onder dag­te­kening van 15 dezer, heeft verstuurt(?), was daarom t aangenaamer, vermits ik in dezel­ve de toestemming vinde van de mon­de(?) on­mooglijkheid om Witten, voor de expiratie der huurjaren, gaaf en ongelimi­teerd aan de Maat­schappij bij te kunnen afstaan.

Uwe redelijke voorslag, daarom­trent nu gedaan, zal bij den eigenaar ongetwijfeld in serieuze overweging worden genomen. Ik verwagt ieder ogenblik zijn antwoord, daar ik thans eenige uuren van hem verwijdert ben.

Wanneer men eenmaal eigenaar van Witten is, zal het doenlijk zijn, om met een­ige opoffering, de naastgelegene markten bij deze possessie te voegen, en dezelve alzoo tot eene aaneengeschakelde massa van ses à agtduisend morgens te vermeerderen, in­dien de zaak met voorzigtig beleid behan­delt en het oogmerk niet te vroeg worde blootge­legd.

Het denkbeeld, om uit de moeder colo­nie, die geenen naar een dezer te verplaat­sen, welke geschikt geoordeelt worden, tot het drijven eener boerderij, en zich, tot dat einde, voet in de markten te verzorgen, door aankoop van waardelen, om voorts die markten te schei­den, is, of was ook het mij­ne, en, de uitvoer­lijkheid daar van, lijd geene beden­king, zoo men maar, als boven gezegt, met behoedzaam­heid te werk gaat.

Voor het overige, indien men een rede­lijk vertrouwen op mijne ondervinding, wel­wil­lendheid en invloed stellen mogt, dan zal ik mis­schien het billijk verlangen der Maat­schap­pij in deze provincie bevor­derlijk kun­nen zijn.

Dan misschien kan ik niet, hetgeen ik wel zoude willen. Ik word te oud, om veel nieuw werk op het getouw te zetten.

Zedert het ver­trek van UwelE. ben ik nog al op de­zelve hoogte geble­ven, de eene dag wat beter, de volgende weer erger. Thans is het niet best.

Ik zal dit sluiten, in vertrouwen, dat voor het vertrek der post, het antwoord van mijn zoon zal inkomen, wanneer het aan de voet dezer zal vermelden.

Met de toekomenste agtingh heb ik de eer mij te noemen,

WelEdel Geboren Heer!
HWe Wel Etie(?) Geboren Zeer Dienstbare
P. Hofstede

P.S.
Het antwoord ingekomen zijnde, vind ik geen zwarigheid, om hetzelve in zijn geheel bij deze intesturen.
Ik weet er ook geen aanmer­king optemaaken, alleen zou het in beden­king kunnen komen, of de Maat­schap­pij de gebou­wen, de groenlanden, de veenen en het bosch­land, wel nodig heeft, 't geen zeker­lijk verschij­dene duizend guldens in de koop­schat differen zoude. Dan, kan in dat cas, ook zoo verkoop­en.


Zoals in het PS gemeld stuurt Petrus Hofstede, op dat moment 63 jaar oud, de brief mee die hij heeft ontvangen van de eigenaar van Witten. Dat is zijn zoon Coenraad Wolter Ellents Hofstede, geboren 1784. Diens brief is gedateerd 18 juni 1818, ook invnr 48:

Assen den 18 juny 1818

Waarde Vader!

Op het ontvangen uwes brief van 17 dezes, waarbij gevoegd was, de missive van den generaal Van den Bosch, aan UEd geadres­seerd, heb ik mij direct nedergezet, om de daarbij gedaane voorslag in bedaarde en rusti­ge overweging te neemen, 't geen mij de vol­gende resultaaten opgeleverd heeft.

1. 100 à 150 morgens veld aan de noord­kant van Witten, of naar de kant van het ka­naal, zal ik aanstonds afstaan; de schadever­goeding aan de herders van de schaapenwey­de, neem ik voor mijn rekening - echter kan deze afstand geen plaats heb­ben ten zij ook de volgende artike­len teffens hun beslag krijgen.

2. Met de lopende huurcontracten, kan ik geheel Witten, direct aan de Maatschappij overdoen en het zal wel doenlijk, zelve niet zeer overeus zijn, met de tegenwoordige ge­bruykers, immers met zommige van dezel­ven, over het nodiger verlaaten der erven te conve­nieeren, en hiermeede is nu reeds het eerste gedeelte der propositie van den gene­raal beant­woord.

2. Wat het tweede betreft, ik zal Wit­ten afstaan, te weeten, Witten, zoals het in zijn upidens(?) en Zwetten is gelegen, voor een zomma van ƒ 130,000- te betalen, de helft bij de aanvaarding en de wederhelfte, zes maan­den laater, of, tegen eene jaarlijk­sche recogni­tie van ƒ 9000, bij form van beklem­ming, of hoe men anders mogte wil­len conde­cieeren, integaan met de dag der aanvaar­ding, van half tot half jaar be­taal­baar.

Dit zijn kortelijk de conditien, die ik tans hebbe voor te stellen. Wat de gevraag­de prijs betreft, hieromtrent valt niets af te dingen: ik heb het ultimatum gezegd, en wil ook met geene kosten van registratie, over­dragt, of wat het ook mooge zijn, iets te doen hebben. Ik beding in alles vrijgeld.

Maar boven alles is het mijne meening, dat de gedaane voor­slagen ook zelve voor mij niet verbintelijk zijn, dan nadat de Maat­schap­pij Witten nader heeft leeren kennen, nauw­keurig doen onderzoe­ken, en de waar­de met de tegenwoordige revenuen verge­lijkt: voor dien tijd, ben ik aan niets gehou­den, dan slechts, dat ik de verzeeke­ring geeve, van te willen afstaan en in alle billijke schik­kingen, te willen treeden.

Ik mag lijden, dat dit voorstel door Vader aan den generaal Van den Bosch gezonden worde met of zonder UEd. aan­merkingen, na mate dezelven al of niet mog­ten aanwezig zijn.

Ik hoop dat Vader zich tans in een rede­lijke welstand zal bevinden, en blijve na min­zaame groetenisse,
UWeledGeb zoon
C. Hofstede


De brieven van de Hofstedes worden besproken bij agendapunt 2 van de vergadering van de Commissie van Weldadigheid op 22 juni 1818, zie hier. De die vergadering geïnstalleerde permanente commissie gaat reageren, de notulen van woensdag 24 juni 1818, invnr 38 melden:

(...) is goedgekeurd een concept-missive aan den Heer P. Hofste­de, Gouverneur van Dren­the, met berigt, dat de Kommissie zal laten opne­men en taxeren de onbebouwde gron­den van Witte. Sijpkens zal zich hiermee belasten.


Niet genotuleerd is dat op 22 juni ook gebleken is dat de kassier Petrus Ameshoff relaties heeft in Drenthe en dat leidt tot nieuwe ontwikkelingen.