Het gezin van Lodewijk Zorn, 'schoenmaker', wordt op 25
november 1819 door de subcommissie van weldadigheid Utrecht
voorgedragen voor de kolonie, zie de scan
van die brief, invnr 53. Die voordracht wordt blijkbaar
geaccepteerd, want de directeur der koloniën, op dit moment nog
Benjamin van den Bosch, schrijft op vrijdag 18 februari 1820,
invnr 54, zie
de scan, aan de permanente commissie in Den Haag:
Frederiksoord den 18 february 1820
Ik heb de eer, de Permanente Kommissie van de aankomst der drie volgende huisgezinnen kennis te geven.
Nijmegen, Bernardus Limbeek, vrouw en 6 kinderen.
Bergen-op-Zoom, Anthoon Reinhard Uhl, vrouw en 5 kinderen.
Utrecht, Lodewijk Zorn, vrouw en 4 kinderen.
De jaarafrekening van de subcommissie van weldadigheid Utrecht,
invnr 1110, vermeldt aan de uitgavenkant: 'Reisgeld voor het
huisgezin van Lod. Zorn ƒ 3:-'. Dat is waarschijnlijk alleen voor
de reis tot aan Amsterdam, want vandaar neemt de kassier van de
Maatschappij Petrus Ameshoff (zie De proefkolonie) het
vervoer over.
Frederiksoord-2
Waar ze aankomen is de eind 1819 gebouwde uitbreiding van
Frederiksoord, die tot 1823 als Frederiksoord-2 door het leven
gaat. Zie over de toestroom van de bevolking daar deze pagina.
In het maandblad van de Maatschappij de Star van augustus
1820 zit als bijlage bij het jaarverslag een 'Staat van
Verdiensten en Uitbetalingen in de Kolonie No 2, van den 16 tot
den 22 Julij 1820'. Dat ziet er voor de familie Zorn nog niet
florissant uit.
Het gezin heeft die week niets verdiend bij de veldarbeid, bij
het spinwerk slechts één gulden en bij 'verschillende' arbeid (dat
zal in Lodewijks geval het schoenmaken zijn)
ƒ 2,47½. In totaal is er die week dus ƒ 3,47½ verdiend.
Daartegenover is er in de winkel voor ƒ 4,96 besteed, zodat het
gezin Zorn die week een schuld heeft gemaakt van ƒ 1,48½. Dat is
niet best.
Staatscourant
Maar het thuisfront blijft enthousiast. Ongetwijfeld om leden te winnen plaatst de subcommissie van weldadigheid Utrecht een kort artikeltje in de Utrechtsche Courant, dat wordt overgenomen in de Staatscourant van 28 september 1820:
Utrecht, den 26 september.
De sub-commissie der maatschappij van Weldadigheid te Utrecht, aan hare stadgenooten, aanvankelijk willende doen kennen, de gelukkige gevolgen, die reeds voor deze stad uit die zoo weldadige inrigting zijn ontstaan, en de voordeelen, die reeds daardoor genoten zij, heeft het genoegen, bij deze op te geven, dat alleen uit deze stad, nu sedert ongeveer twee jaren, naar de kolonie der maatschappij verzonden zijn:
Nov. 1818, huisgezin van Fr. de Kruijff sterk 7 hoofden
1819, huisgezin van L. Zorn, sterk 7 hoofden
1820, huisgezin van M. Schnell, sterk 5 hoofden,
aangesteld tot onderopziener.
Kinderen door aalmoezenierskamer besteed 6
Huisgezin van A.J. Dinant, sterk 6 hoofden
Huisgezin van J. van Piggelen, sterk 8 hoofden
te zamen ....................... 39 personen
Oogst over 1821
In het maandblad de Star van augustus 1822 staat een 'Nominativen Staat van den door de KOLONISTEN ingeleverde Oogst, over den jare 1821' met het bovenschrift 'Kolonie No 2'. Die staat heb ik opgenomen op deze pagina, met een vergroting op deze pagina, en ook dat ziet er voor de familie niet veelbelovend uit.
Aan rogge en aardappelen en spurriezaad doen ze blijkbaar niet en
ze leveren alleen wat haver en boekweit in, met een totale waarde
van ƒ 9,15. Er zijn er meer op dat niveau, of zelfs eronder, maar
de meerderheid komt met meer landbouwprodukten aanzetten.
Er is over deze eerste periode geen stamboek in het archief, maar
er is wel een register Frederiksoord van ongeveer 1822 tot
ongeveer 1825 dat in zeer slechte staat verkeert en daarom niet
opgevraagd kan worden, maar dat ik wel een keertje op foto heb
kunnen zetten. De familie Zorn woont dan op hoeve 62:
Gezinssamenstelling
Uit dit boek neem ik de gegevens van de gezinsleden over, want
die zullen in alle volgende stamboeken precies hetzelfde staan:
● Lodewijk Zorn is volgens de kolonieadministratie
geboren op 20 maart 1778. Volgens familie-onderzoekers is hij
gedoopt 14 december 1775. Hij is getrouwd met:
● Cornelia van Dranen (in de kolonistendatabase heet zij
Van Drunen), volgens de kolonieadministratie geboren 26 mei 1776.
Volgens familie-onderzoekers is zij gedoopt op 28 mei 1775.
Het echtpaar heeft de volgende kinderen:
● Jan Hendrik of Johannes Hendrik Zorn, volgens
de kolonieadministratie geboren 13 februari 1802, volgens
familie-onderzoekers 20 februari 1803.
● Maria Hendrika Zorn, volgens de kolonieadministratie
geboren 20 of 24 augustus 1808, volgens familie-onderzoekers 10
augustus 1809.
● Andries of Andreas Zorn, volgens de
kolonieadministratie geboren 12 januari 1811, maar
wiewaswie spreekt van 12 januari 1812..
● Rosina of Rozina Zorn, volgens de
kolonieadministratie geboren 28 september 1815, volgens
familie-onderzoekers 28 oktober 1816.
Volgens die familie-onderzoekers hebben ze één oudere dochter in
Utrecht achtergelaten. Dat wordt bevestigd door deze scan.
De ingedeelde Hendrik Douwes
Zoals op het bovenstaande plaatje te zien, heeft de familie als
ingedeelde in huis Hendrik Douwes. Hij komt uit Leeuwarden, is
volgens de kolonieadministratie geboren in 1809 en hij komt ter
sprake in het eerste gedeelte van deze pagina.
Maar er is wat met hem loos. Lodewijk Zorn komt dat vertellen
tijdens de kleine raad van 5 november 1825, zie hier. Er wordt een
oplossing beloofd, maar blijkbaar komt die er niet, want op de
kleine raad van 28 januari 1826 is Lodewijk er weer, zie onderaan
deze pagina.
Nu wordt het echt opgelost. In het stamboek Frederiksoord
1825-1828 met invnr 1346, klik
hier en type rechtsonder in het paginanummer 22, wordt
gemeld dat de ongelukkige Hendrik Douwes een paar maanden later,
op 3 mei 1826 met ontslag van de kolonie vertrekt.
Overigens blijkt hier dat de familie Zorn nu op hoeve nummer 59
van Frederiksoord woont. Daar zullen ze ook altijd blijven wonen.
Zie voor de locatie van die hoeve deze
pagina (tegenwoordig is dit Wilhelminaoord).
Verkoop oogst?
Maar in diezelfde periode dat hij over zijn ingedeelde klaagt,
ligt Lodewijk Zorn zelf onder vuur. Alles wat groeit en bloeit op
de kolonie blijft eigendom van de Maatschappij van Weldadigheid,
daar mag je niet zelf over beschikken. Over deze affaire wordt,
zonder naamsvermelding, gerapporteerd op pagina 25 van De
strafkolonie.
Het begint met een brief van de directeur der koloniën, dat is nu
Wouter Visser, op 14 november 1825, invnr 76:
Ik vind mij verpligt en haast mij ter kennis van de Perm. Kommissie te brengen, dat ik na bekomen onderrigt dat sommige kolonisten van hunnen rogge en boekweit buiten de kolonie verkogten, getragt heb de daders te ontdekken; dat het mij gelukt is reeds door eigen bekentenis van J. Janse Meij uit kol. N1 te weten, dat hij zich daaraan heeft schuldig gemaakt; terwijl ik het zeker ben geinformeerde - door den koper zelve - dat Zorn insgelijks rogge en boekweit aan hem heeft verkogt.
Volgens bestaande besluiten der Permanente Kommissie zullen deeze beide kolonisten voor de Raad van Toezigt en Policie gebragt worden en zeker naar de Ommerschans verwezen: dan als ik mij niet bedrieg zijn de woningen op de wal der Ommerschans of de eigenlijke strafkolonie, reeds voor andere huisgezinnen geoccupeerd, zoo dat daar in, in geval van verwijzing, voor de bovengem. kol. geen plaats is; terwijl de huisgezinnen naar mijn inzien ook niet wel in de zalen binnen het gestigt kunnen worden geplaatst veel minder van elkander gescheiden. Ik heb daarom gemeend de Permanente Kommissie te moeten voorstellen, gelijk ik de eer heb bij deeze te doen, het daar heen te dirigeren dat de kol. Zorn en Meij naar een der etab. te Veenhuizen, als arbeidershuisgezinnen wierden overgeplaatst.
Aangenaam zal het mij wezen ten aller spoedigste de intentie der Permanente Kommissie omtrend deeze zaak te verneemen; wijl naar ons inzien de verwijdering dier kolonisten uit deze koloniën geen uitstel gedoogd.
Raad van Politie en Tucht
De zittingen van de Raad van Politie en Tucht worden voorbereid
door de drie raden van toezicht van de drie vrije koloniën. Daar
bekent Jan Janse Meij en dat betekent dat hij 19 november 1825
voor de Raad van Politie en Tucht moet verschijnen, zie het zittingsverslag.
Lodewijk Zorn blijft ontkennen. De directeur schrijft daarover als hij op 25 november 1825 het zittingsverslag naar de permanente commissie stuurt, ook invnr 76:
Extract uit het verhandelde bij de Raad van Policie in de koloniën, in hare zitting van zaturdag den 19 jl.
De kolonist Janse Meij is den 20e dezer naar de Ommerschans overgebragt.
De kolonist Zorn, welke mede beschuldigd was van rogge en boekweit te hebben verkogt, heeft voor de Raad van Toezigt in het bijzijn van de koper, die verklaarde een en ander van Zorn te hebben gekogt, alles ontkend, hem zelfs voor een eerlozen verklarende; het was om die reden dat Zorn niet voor de Raad van Policie verscheen.
Intusschen word het onderzoek na die zaak voortgezet en zal hij, wat de uitslag daar van wezen moge, morgen voor den Raad van Policie gebragt worden.
Dat laatste gebeurt op de zitting van 26 november 1825. En dan
blijkt dat gewoon keihard blijven ontkennen een succesvolle
strategie is, zie
het verslag.
Uitvliegende kinderen-1
Bij de kleine raad van 8 maart 1828, zie een samenvatting
halverwege deze pagina,
komen de twee oudste kinderen vragen om met ontslag van de kolonie
af te mogen. Het stamboek Frederiksoord 1828-1830 met invnr 1347,
klik
hier en vul paginanummer 16 in, meldt hun vertrek pas op 30
april 1829.
Die dag trouwt Maria Hendrika Zorn met de kolonistenzoon
Thomas van der Wulp. Hij is een zoon van de Dordtse
kolonist Jan van de Wulp waarover inmiddels ook een pagina is.
Twee maanden later, op 25 juni 1829, krijgt het echtpaar
via burgemeester en wethouders van Dordrecht een koloniale hoeve.
Maria Hendrika zal haar hele leven kolonistenvrouw blijven, ook
als haar echtgenoot gestorven is en ze hertrouwt (zie verderop).
Uitvliegende kinderen-2
Wat Jan Hendrik doet is niet bekend, maar hij heeft het niet naar
zijn zin in de buitenwereld. Bij de kleine raad van 24 oktober
1829, zie hier,
komt Lodewijk vragen of zijn zoon weer in het huishouden opgenomen
mag worden. Dat wordt goedgekeurd. Volgens het stamboek is Jan
Hendrik op 21 november 1829 weer op het nest.
Een jaar later krijgt hij een nieuwe kans als de Belgische
opstand is uitgebroken. Jan Hendrik Zorn trekt op 22 november
1830 met de Drentse Schutterij ten strijde tegen de
oproerige Belgen. Uit een overzichtslijst van de Drentse
Schutterij blijkt dat hij daarbij de functie van 'hoornblazer'
vervult. Hij zal tot 3 september 1834 onder de wapenen
blijven.
Even een terzijde: de ingekomen post van de permanente
commissie is tot 1833 geïndexeerd op namen en ik heb niet alle
brieven waarin 'Zorn' gescoord werd doorgekeken, maar voor
liefhebbers is hier
de lijst.
Ingedeelden
Uit het stamboek Frederiksoord 1830-1835 met invnr 1348, klik
hier en vul paginanummer 61 in, blijkt dat Rosina of
Rozina Zorn op 22 februari 1834 overlijdt. Er
blijkt ook dat nu het gezin kleiner wordt er meer ingedeelden in
huis komen. En daar is wat typisch mee.
Om te beginnen is daar Cornelis Oostveen die op 15
oktober 1831 bij de familie Zorn komt wonen. Hij is volgens
de kolonieadministratie geboren op 8 december 1787 en
afkomstig uit Maassluis. En hij is degene met wie Maria Hendrika
Zorn na de dood van haar eerste echtgenoot zal hertrouwen. Ik heb
een aparte pagina Oosterveen
gemaakt.
Dan is er Hendrika van Roijen, een dochter van Hendrika
Speelmeijer die in de strafkolonie op de Ommerschans zit omdat ze
zich door een ingedeelde heeft laten bezwangeren. Hendrika van
Roijen is volgens de kolonieadministratie geboren 8 december
1814 en zij raakt zwanger van de van schuttersdienst
teruggekeerde Jan Hendrik Zorn.
Dat leidt tot een tuchtzitting op 30 maart 1835, die ik
op deze pagina noem
maar waar ik helaas geen transcriptie van heb.
En dan de volgende ingedeelde: Anthonia Meijer komt op 8
augustus 1835 bij de familie wonen en zij trouwt een jaar
later met Andries Zorn. Het is duidelijk: de familie Zorn
gaat uitermate 'close' met haar ingedeelden om!
Opziener
Op de dag, 17 mei 1836, dat Andries Zorn en Anthonia Meijer trouwen, nemen zij de hoeve nummer 59 als kolonisten over. Lodewijk Zorn en Cornelia van Dranen, allebei in de zestig, wonen nu als ingedeelden bij hun zoon en schoondochter.
Vanaf 1837 is er met enige regelmaat sprake van 'de opziener
Zorn' of 'de sectiebaas Zorn'. Een wijkmeester heeft zo'n veertig
hoeves onder zich en die zijn verdeeld in twee secties met elk een
kolonist als sectiebaas. Er staat steeds geen voornaam bij, maar
het zal Andries zijn.
Het is voor het eerst bij de tuchtraad van 19 augustus 1837,
zie bijlage 1 op deze
pagina. Van een zaak met Andries Zorn als getuige op 3
juni 1843 heb ik alleen een vermelding op deze pagina, maar de
transcriptie van het betreffende gedeelte raad van toezicht
Frederiksoord ontbreekt. Er is wel een transcriptie van een zaak
in oktober 1845, waarbij Andries optreedt als getuige, zie bijlage
2 op deze pagina.
Tenslotte is er in de zitting van 29 oktober 1846 een
kolonist verregaande brutaal tegen den sectiebaas Zorn, zie hier, en moet
diezelfde kolonist op 10 juni 1847 terechtstaan wegens
verregaande verzet tegen de opziener Zorn, zie hier. Welk
probleem de directeur der koloniën heel slim oplost door die
kolonist naar een andere wijk te verplaatsen. Daarna zijn er dan
ook geen meldingen van conflicten meer.
Tot slot
Tegen die tijd is de koloniale stamvader van de Zorns al
overleden. Lodewijk Zorn verlaat het aardse bestaan op 16
november 1846. Echtgenote Cornelia van Dranen overlijdt 21
december 1859.
De twee op de kolonie wonende kinderen blijven er tot hun dood.
Die komt voor Andries of Andreas Zorn op 7 juli 1862, en
voor Hendrika Maria Zorn op 11 oktober 1862. Twee dochters
van Andries zullen in hun latere leven nog kolonistenvrouw worden.
Ook de oudste zoon van Lodewijk Zorn en Cornelia van Dranen Johan
Hendrik Zorn krijgt nog met de koloniën te maken. Hij wordt
met zijn gezin op 4 december 1845 vanuit Utrecht het
bedelaarsgesticht op de Ommerschans binnengebracht. Op 13 december
gaan ze allemaal over naar Veenhuizen, dus ze zullen een van de
woninkjes voor getrouwde bedelaars betrekken.
Het is allemaal te volgen in het bedelaarsregister dat bekend
staat als 'het boek gemerkt L', toegang 0137.01 invnr 428, volg
deze link. Johan Hendrik heeft nummer 2354,
echtgenote Hendrika van Roijen nummer 2355 en de kinderen staan
daar allemaal in de buurt, Andreas bijvoorbeeld 2364, Hendrika
Maria 2366, Lodewijk 2367, enzv. Ze worden allemaal op 8 april
1847 ontslagen.
Dat is van korte duur, want op 7 mei 1847 staan ze weer voor de poort. Johan Hendrik heeft in hetzelfde 'boek gemerkt L' het nummer 3007. Ze gaan weer snel naar Veenhuizen en dit keer blijft hij heel lang, pas op 19 juli 1861 gaat hij weg. Voor wie het helemaal wil volgen: ga naar http://alledrenten.nl/scans, kies Rijkswerkinrichtingen Veenhuizen/Ommerschans en bevestig die keus in het vakje dat eronder verschijnt en ga op zoek naar invnr 428. Het boek gemerkt L wordt vervolgd in het boek gemerkt Q (invnr 435) en dat wordt vervolgd in het boek gemerkt T (invnr 438). Er staan vaak ook leuke signalementen bij!