Het eerste levensteken in het archief is een brief van de
subcommissie van weldadigheid te Rotterdam op 15 oktober 1842,
invnr 265 scan 678. De subcommissie schrijft:
Hevolg gevende aan uwe gëeerden van den 6e dezen no. 2 zullen wij aanstaanden Maandag van hier op Amsterdam dirigeren Jan van der Wilk met zijn gezin, voorzien van eene Stamlijst bij den Burgerlijken Stand afgegeven, waarvan inliggende UED. duplicaat doen toekomen; terwijl hij bovendien van eene trouw-acte en geboorte attesten zijner kinderen is voorzien.
(...)
Blijkbaar heeft de permanente commissie van de Maatschappij op 6
oktober 1842 N2 aan de subcommissie geschreven dat ze een plek in
de koloniën mag opvullen. Afschrift daarvan zal zich bevinden in
invnr 533 (daarvan zijn geen scans), maar uit het
designatieregister met invnr 1395 (ook geen scans) wordt al
duidelijk dat Rotterdam een plek mag invullen 'uit de
contributie'. Een uitleg van dat begrip staat hier.
Gezinssamenstelling
Het in de brief genoemde duplicaat is invnr 265 scan 680 en dat
zijn blijkbaar de enige gegevens die de Maatschappij heeft want
het wordt rechtstreeks overgenomen in de stamboeken. Hier die
gegevens aangevuld met tussen haakjes wat familie-onderzoekers
melden:
● Jan van der Wilk is volgens het duplicaat 36 jaar oud en staat dus in het stamboek als geboren in 1806 (moet zijn: xxxx). Hij is van beroep timmerman, hij is evenals de andere gezinsleden van de gereformeerde godsdienst en hij is op 15 december 1830 te Hillegersberg in het huwelijk getreden met;
● Maria Wilhelmina de Jong, 39 jaar oud, dus volgens het
stamboek geboren in 1803 (moet zijn: xxxx). Ze komen aan met twee
kinderen:
● Dirk van der Wilk, geboren 3 februari 1831 te
Hillegersberg (dus het huwelijk was een moetje), en
● Jan Maarten van der Wilk, geboren 2 september 1835 te
Rotterdam.
Aankomst
De in de brief genoemde aanstaanden maandag is 17 oktober 1842 en
dat houdt in dat de familie verder gereisd is met het beurtschip
uit Amsterdam naar Steenwijk van dinsdag 18 oktober 19:00 uur.
Blijkbaar hebben ze wind mee want als aankomstdatum in
Frederiksoord staat genoteerd 19 oktober 1842.
Ze wordt ondergebracht op hoeve 16 van Frederiksoord, zie scan 17
van het stamboek 1841-1848 van Frederiksoord met invnr 1350. Hoeve
16 is tegenwoordig de M.E. van der Meulenweg 11, kadastraal
Vledder D 309, met de coördinaten 52.841412 en 6,197170. er staat
nu nog een koloniewoning in aangepaste vorm.
1842-1843
Op 29 maart 1843 doet de adjunct-directeur voor het onderwijs Jan
Hessels van Wolda verslag van zijn recente bezoeken aan de scholen
in de vrije koloniën, invnr 274 de scans 271-272. Dirk van der
Wilk is door Van Wolda ontslagen van de verplichting de dagschool
te bezoeken. Dat houdt in dat hij voortaan overdag aan het werk
gaat, op het land op in de weverij, en drie avonden per week de
avondschool bijwoont. Dirk is dan twaalf jaar en dat is de
gebruikelijke leeftijd om de dagschool te verlaten.
De kolonieleiding geeft ze een aantal maanden de tijd om te
wennen en maakt dan vanaf half 1843 van de relatief kleine
gezinsgrootte gebruik om ruimschoots ingedeelden bij de familie in
huis te stoppen. Het staat allemaal genoteerd in de laatste kolom
van het stamboek.
Tuchtraad
November 1843 heeft Jan van der Wilk de eerste ontmoeting met het
koloniale tuchtrecht. Helaas heb ik geen transcriptie van de
zitting van de Raad van Politie en Tucht van 16 November 1843, zie hier, en van
de voorbereidende zitting van de Raad van toezicht van
Frederiksoord een dag eerder.
Uit de samenvatting wordt duidelijk dat hij wordt beschuldigd van
het wegvoeren van aardappelen, dat hij ontkent en uitdrukkelijk
heeft verlangd dat het voor de tuchtraad behandeld wordt, maar
desondanks veroordeeld wordt tot acht dagen opsluiting in de
strafkamer. Ik vermoed dat de Raad van Toezicht van Frederiksoord
van 15 november 1843 hierover zeer interessante informatie geeft,
invnr 1616 (geen scans).
Verdiensten
Per 30 juni 1844, invnr 295 scan 868, heeft het gezin een tegoed
van ƒ 39,97, wat inhoudt dat ze voor dat bedrag meer hebben
verdiend dan ze aan voedsel en andere verstrekkingen hebben
ontvangen. Een vergelijking met de andre kolonisten op de lijst,
maakt duidelijk dat ze niet behoren tot de topverdieners, maar het
wel redelijk goed doen.
Een jaar later, 30 juni 1845, invnr 309 scan 729, geeft hetzelfde
beeld, met een tegoed van ƒ 71,31. En op 30 juni 1846, invnr 325
scan 191, staat het huishouden op een positief saldo van ƒ 70,85.
Knoopendraaijer
Inmiddels is het de beurt geweest van Maria Wilhelmina de Jong om,
als 'de huisvrouw van den kolonist Van der Wilk', voor de
tuchtraad te verschijnen. Het verslag van de Raad van Politie en
Tucht van 29 december 1845, invnr 313 de scans 259-260, meldt dat
zij 'den opziener P. van der Wind zoude hebben gescholden'.
Vrouw van der Wilk verklaart alleen gezegd te hebben, dat van der Wind een knoopendraaijer was.
Van der Wind, binnengeroepen zijnde, stelt de Raad hem voo, om de beschuldigde met eene ernstige vermaning heen te laten gaan, daar het gezegde van weinig betekenis is, waarin hij dan ook geredelijk toestemt.
De beschuldigde, binnengeroepen zijnde, wordt zij door den President vermaant, om zich in het vervolg wat voorzichtiger uittedrukken.
Hetzelfde voorval moet ter sprake zijn gekomen bij de
voorbereidende Raad van Toezicht van Frederiksoord op 24 december
1845, invnr 313 scans 277-279, maar die heb ik niet bekeken. Als
iemand dat wel doet, hoor ik graag wat daar hierover staat.
Rest volgt...