Als de stichter der koloniën Johannes van den Bosch terug is
gekeerd na zijn tijd als gouverneur-generaal van de Oost, wordt
hij aangesteld als minister van Koloniën. De overzeese koloniën
wel te verstaan. Vanuit die positie ziet hij nieuwe kansen voor de
koloniën. Dat wordt vastgelegd in het koninklijk besluit van 17
januari 1836, zie
hier.
Katoenweverijen
Vanaf dat moment wordt er in de kolonie geproduceerd voor de
overzeese gebiedsdelen. In de vrije koloniën betekent het dat de
schuren achter een aantal hoeves worden ingericht als
katoenweverijen. Dat schept ook nieuwe werkgelegenheid, want die
'weefschuren' hebben allemaal opzichters nodig en mensen die het
overzicht over alle weverijen houden. Waaronder Erik Jans Visser.
● Erik Jans Visser is volgens de op
dit punt lang niet altijd betrouwnare kolonieadministratie geboren
op 11 februari 1811. Het is de vraag of hij oorspronkelijk
ook Erik heette, want in genealogieën op internet kom ik 'Eerk' en
'Eek' tegen, maar de klerken van de Maatschappij hebben er een
handje van om Friese (en Groningse) namen te verHollandsen.
Arbeidershuisgezin
Hij komt 4 januari 1824 op de kolonie als zoon van Eeke
Johannes Koen die is hertrouwd met Remke Sybolts Hunia. Het gezin,
bestaande uit Remke Sybolts Hunia, Eeke Johannes Koen, Erik Jans
Visser en twee halfbroers wordt gevestigd als
arbeidershuisgezin, zie over de familie Hunia deze pagina.
Volgens de kolonistendatabase wordt hij eerst aangesteld als
opzichter bij de katoenweverij in Veenhuizen, maar dat kan ik
nergens vinden. Het enige dat ik kan vinden is op folio 14 van het
personeelsregister met invnr 998, waar hij bij besluit van 11
oktober 1837 N17 wordt aangesteld als opzichter bij de weverij in
Frederiksoord. Waarschijnlijk gaat dat al iets eerder in,
want hij wordt per 1 oktober 1837 uitgeschreven bij de familie
Hunia.
Willemsoord
Daarbij is tevens aangetekend dat hij per 20 november 1837
overgaat naar kolonie 3, dus Willemsoord, en vanaf dat moment
staat hij op folio 28 van datzelfde personeelsregister. Hij staat
daar als 'Opziener over de katoenweverij' voor zeven gulden per
week. Hij trouwt vervolgens op 19 mei 1838 met:
● Aaltje ten Geuzendam, geboren 15 februari
1817, en dochter van een andere arbeiderskolonist.
Volgens genoemde folio 28 van invnr 998, krijgen ze de volgende
kinderen:
Gezin
● Johannes Visser, geboren 19 mei 1839,
● Renske Visser, geboren 5 juni 1841,
● Agenita Alberdina Visser, geboren 18
augustus 1843,
● Erik Visser, geboren 1 januari 1846,
● Aleida Christina Visser, geboren 4 mei 1848,
● Diederik Visser, geboren 13 mei 1851.
Hij overlijdt 6 februari 1854,
● Eeke Visser, ook geboren 13 mei 1851,
een tweeling dus. Hij overlijdt 29 mei 1851, en
● Diederik Visser, geboren 1 juli 1854.
Tuchtraad
De diverse katoenweverijen in de vrije koloniën zijn regelmatig
het toneel van 'brutaliteit' en 'ongehoorzaamheid' die in de raad
van politie en tucht voor de gewone koloniën besproken wordt. Het
kan best zijn dat Erik Jans Visser daarin vaker een rol speeelt,
maar ik ben er slechts eentje tegengekomen.
Op de zitting
van 18 juni 1849 wordt een vijftienjarige kolonistenzoon
veroordeeld wegens 'onbescheidenheid en verzet tegen den
fabrieksbaas Visser'. In bijlage 8 wordt er dieper op ingegaan en
heet het dat de jongeman 'den fabrykbaas E.J. Visser tootaal
gescholden en met de vuist voor hem gestaan heeft'. Het blijkt
allemaal te gaan om een schaartje.
Verder heb ik geen aantekeningen. Volgens de kolonistendatabase
overlijdt Erik Jans Visser op 11 juni 1888 en verlaat Aaltje ten
Geuzendam de kolonie op 23 maart 1894 de kolonie waarna ze 5 juli
1895 te Steggerda overlijdt.