Aankomst op maandag 15 juli 1821 zei ik, dus vermoedelijk het
beurtschip uit Amsterdam van vrijdagavond 19:00 uur, en er komt
die dag een heleboel volk aan in het net gereedgekomen
Wilhelminaoord. Vooral uit Den Haag, maar ook uit Wijk bij
Duurstede. Dat is te zien op de 'Nominatieve Staat van
Huisgezinnen en Weezen aangekomen den 15 juli 1821 met vermelding
waar dezelve zijn gevestigd of ingedeelt', invnr 1343. Daarvan
komt dit niet vreselijk heldere fragment:
Helemaal links staat de 4 van kolonie 4, wat op dat moment de
aanduiding is voor Wilhelminaoord, en het gezin, bestaande uit
man, vrouw, drie kinderen en twee ingedeelde weeskinderen, komt
volgens de aantekening rechts op hoeve 41. Dat hoevenummer klopt
met het overzicht van de eerste oogst uit Wilhelminaoord die
vermeld staat op deze
pagina.
Stamboeken uit die periode zijn niet bewaard gebleven. Het oudste
boek van Wilhelminaoord begint ergens in 1825 en heeft het invnr
1352. Zie bovenaan de pagina hoe de scans van dit en andere invnrs
te bereiken zijn. Zoek dan hoeve 52, want per 1 juni 1825 is de
hoeve, gelegen aan de Oostvierdeparten (coördinaten L 52.87940 en
B 6.17115) hernummerd. Tegenwoordig is daar alleen nog maar
weiland.
Gezinssamenstelling
In het stamboek valt te zien dat de ingedeelde wezen die op de
aankomststaat stonden zijn verdwenen en het huis nu helemaal
gevuld wordt met eigen kinderen. Vanuit dit boek neem ik de
gezinssamenstelling over:
● Pieter Stuiver, hier geschreven als Stuyver, is
volgens de kolonieadministratie geboren op 13 april 1792.
Hij is evenals de rest van het gezin hervormd en hij is geplaatst
op grond van contract A27 (zie voor een uitleg de contractenpagina). Hij is
getrouwd met:
● Johanna Zakkee, volgens de kolonieadministratie geboren 7 mei 1792. Het echtpaar heeft de volgende kinderen (tot nu toe):
● Catharina Stuiver, geboren 8 april 1814.
● Pieter Jan Stuiver, geboren 25 oktober 1815.
● Willem Frederik Stuiver, geboren 26 mei 1819, en
dus met dezelfde voornamen als zijne majesteit koning Willem I.
● Pieter Stuiver, geboren 22 september 1821, en
dus de eerste die in Wilhelminaoord is geboren.
● Maria Stuiver, geboren 16 oktober 1822, en dus
de eerste die in Wilhelminaoord is verwekt.
● Frederika Stuiver, geboren 12 november 1824, en
● Franciscus Stuiver, geboren 15 oktober 1826.
De zoon van den kolonist Stuiver
In een brief van de directeur der koloniën van 14 augustus 1825 komt de naam Stuiver voor, maar ik mag een boon zijn al ik het begrijp. De brief bevindt zich in invnr 75, de scan is hier te zien en het betreffende gedeelte luidt:
De ingedeelde bij den kolonist P. Heidt kol. N4 Joh. Jacoba Zilver uit 'S Hage, zich aan een zodanig zedeloos gedrag hebbende schuldig gemaakt, dat omtrent de gevolgen daarvan weinig twijfel meer overbleef, hebben wij haar voor den Kleinen Raad in de koloniën laten komen, ten einde haar dienaangaande te ondervragen:
zij heeft bekend zwanger te zijn, doch omtrent de bewerker van haar ongeluk zijn wij geheel in het onzeeker gebleven, redenen zij dan eens verklaarde hem niet te kennen, dan eens de zoon van den kolonist Stuiver, dan wederom den kolonist P. Heidt als denzelve noemde;
intusschen hebben wij om den aard der zaak en op grond van vroeger door de Permanente Kommissie goed gekeurde handelswijze in diergelijke omstandigheden, de vrijheid genomen haar naar de Ommerschans te doen brengen.
Maar... de oudste zoon van de kolonist Stuiver is op dat moment
negen jaar oud! Het verhaal rammelt. Johanna Jacoba Zilver zal ook
niet op de Ommerschans terechtkomen (ja, in 1831, maar dat is op
eigen verzoek, zie
hier, dat heeft hier niets mee te maken) en er is ook
nergens sprake van een bevalling. Het lijkt mij een broodje aap.
De Kleine Raad
Zoals alle kolonisten duiken ook de Stuivers regelmatig op bij de
Kleine Raad om iets te vragen en hoewel ik van lang niet alle
Kleine Raadzittingen transcripties heb, heb ik ze wel een paar
keer gevonden:
● Op de zitting van 8 juli 1826, zie op deze pagina, wil vrouw
Stuiver wat van haar koloniale winkelgeld (dat alleen waarde heeft
in de koloniale winkel) verwisselen voor gewoon geld om dingen te
kopen voor haar aanstaande bevalling.
● Op de zitting van 21 april 1827, zie op deze pagina, vraagt en
krijgt vrouw Stuiver twee weken verlof om in Den Haag op
familiebezoek te gaan.
● De zitting van 11 oktober 1828, zie op deze pagina, is
interessant omdat Pieter Stuiver daar 'opziener' genoemd wordt.
Meestal wordt daarmee bedoeld sectiebaas. Een wijkmeester heeft
zo'n veertig hoeves onder zich en die zijn verdeeld in twee
secties met elk een kolonist als sectiebaas.
● Op de zitting van 17 juli 1830, zie op deze pagina, is het
Pieter Stuiver zelf die verlof om naar Den Haag te gaan vraagt en
krijgt.
● Maar op de zitting van 31 maart 1832, zie op deze pagina, blijkt dat
het aschhok (waarin de haardas wordt opgeslagen die later over het
klaverland gebracht moet worden) van de familie is ingestort.
● En de laatste die ik heb is de zitting van 28 juni 1834,
zie op deze pagina,
waarin Pieter wederom twee weken naar Den Haag wil.
Gezinsuitbreiding
In de stamboeken Wilhelminaoord 1828-1829 met invnr 1353
scannummer 13, en Wilhelminaoord 1830-1835 met invnr 1354,
scannummer 51, zien we dat de familie zich gestaag blijft
uitbreiden. Er zijn bijgekomen:
● George Stuiver, geboren 25 september 1828,
● Anthonie Stuiver, geboren 12 juni 1830,
● Johannes Stuiver, geboren 25 oktober 1832, en
● Johanna Stuiver, geboren 24 april 1834.
Daarna houdt het wel op. En wat er aan de onderkant is bijgekomen
gaat er aan de bovenkant weer af. Zo gaat Pieter Jan Stuiver op 31
oktober 1834 in militaire dienst en in het stamboek
Wilhelminaoord 1836-1840 met invnr 1355, scannummer 50, zien we
dat Catharina Stuiver op 2 augustus 1835 met Groot Verlof
gaat. Zie de regeling
volgens welke dat verlof geregeld is. Is zo'n werkzoekende jongere
na zes maanden niet terug, dan wordt die uitgeschreven en dat
gebeurt met Catharina ook.
Divers
Er is een verhuizing en dat is interessant, want de familie
Stuiver gaat per 4 april 1838 naar hoeve 62 en op die
locatie is nog iets te zien van het verleden, er staat nog steeds
een kolonistenhuisje op Oostvierdeparten 34.
En een terzijde: de ingekomen post van de permanente
commissie is tot 1834 geïndexeerd op namen en ik heb niet alle
brieven waarin 'Stuiver' gescoord werd doorgekeken, maar voor
liefhebbers is hier
de lijst. En als iemand daarmee aan de slag gaat, laat die
dan gelijk even zoeken op 'Stuijver', want daar is ook nog wat.
Raad van politie en tucht
Dan hebben we nog zoon Willem Frederik Stuiver. Hij mag dan
koninklijk vernoemd zijn, maar rond zijn achttiende hoort hij bij
een groepje dat wel eens met de tuchtraad te maken krijgt.
● Op de tuchtzitting van 7 oktober 1837 valt zijn naam, zie bijlage 5,
bij een aanval van een groep jongens op een langsrijdende paard en
wagen, maar hij hoeft niet te verschijnen als de raad van politie
en tucht erover oordeelt. Dat kan komen doordat hij is vrijgepleit
bij de behandeling in bijlage 4, maar daar heb ik helaas geen
transcriptie van. De zaak waar het om gaat komt ter sprake in De
strafkolonie pagina 183.
● Op de zitting van 27 oktober 1838, zie hier, moet
hij wel voor de raad van politie en tucht verschijnen wegens het
uitlachen en bespotten van een kolonist. Zie ook bijlage 2 waarin
Willem bekent het scheldwoord 'Vilder' te hebben gebruikt. Curieus
genoeg wordt hij vrijgesproken. De kwestie wordt beschreven in De
strafkolonie pagina 190.
Tot slot
Maar genoteerd kan worden dat dit dan ook de enige gevallen zijn
waarbij ik een Stuiver bij de tuchtraad heb aangetroffen. Dat is
erg minimaal, er zijn weinig kolonistengezinnen die hen dat na
kunnen zeggen. Het duidt erop dat het een braaf gezin is (er is
ook nooit een Stuiver in de strafkolonie op de Ommerschans
terechtgekomen), dat gezien Pieters functie ook goed ligt bij de
kolonieleiding. Dat heeft het nadeel dat er minder over hem
geschreven wordt dan over families die in constant conflict met de
leiding leven.
Tot zover de aantekeningen die ik heb over de Stuivers.
Alle nakomelingen die op de kolonie blijven of er naar terugkeren
heb ik niet in kaart, het zijn er gewoon te veel. Het enige dat ik
nog tref is een tuchtzitting op 4 februari 1847, zie hier, waarbij
sprake is van de 'sectiemeester' Stuiver. Dat betekent hetzelfde
als 'sectiebaas' en het geeft aan dat Pieter Stuiver tot ver in
zijn koloniale carrière het vertrouwen van de directie heeft.