De vier kinderen Sasburg in het kindergesticht te Veenhuizen: dat pakt helemaal niet beroerd uit

Van familie-onderzoekers begrijp ik dat de moeder van de kinderen Sasburg in januari 1825 te Heerenveen overlijdt. Hun vader leeft nog, maar die kan blijkbaar geen vier kinderen aan. De twee oudsten gaan het eerst naar Veenhuizen.

Op 1 juli 1825 worden door Schoterland het kindergesticht binnengebracht:

Annigje IJzaaks Sasburg heeft het weesnummer 1422 in het register van het derde gesticht te Veenhuizen met invnr 1572 en in het wezenregister 1828-1829 met invnr 1410 (zie bovenaan de bladzijde hoe de scans van die invnrs te bereiken). Volgens die registers is zij geboren op 9 september 1817 en dus zeven jaar oud als ze in Veenhuizen komt. Ze wordt, evenals alle andere Sasburgs, geregistreerd als afkomstig uit Heerenveen.

Jacob IJzaaks Sasburg heeft het weesnummer 1421 in invnr 1572 en - maar dan schrijven ze hem als 'Zasburg' - in de invnrs 1410 en 1411. Volgens die registers is hij geboren op 27 januari 1815 en dus tien jaar oud als hij in Veenhuizen komt.

Oom in Harlingen
Eerst Annigje, want die zit er het kortst. Ene meneer Bolman is getrouwd met een zus van de vader van de kinderen Sasburg en hij wendt zich in oktober 1828 tot de Maatschappij van Weldadigheid, invnr 94 scan 372:

Aan de permanente commissie der Weldadigheid's Maatschappij te 's Gravenhage

Geven met den meesten eerbied te kennen Albert Botman en Klaaske Sasburg, egtelieden wonende te Harlingen;

- dat Agnietje Sasburg, minderjarige dogter van suppliantes broeder Isaac Sasburg te Heerenveen, is opgenomen in het Gestigt van Weldadigheid te Veenhuizen;

- dat supplianten uit hoofde der naauwe betrekking dat kind gaarne bij zig hebben en wenschen optevoeden voor hunne rekening en op hunne kosten, buiten bezwaar van deszelfs vader en van eenig publiek armgestigt;

- dat zij tot verzekering daarvoor hebben afgegeven en in presentie van het Stedelijk Bestuur van Harlingen vertekend eene borgstelling, welke hierbij gaat onder letter A.;

- dat zij, vertrouwende dat dezelve voldoende zal zijn, de vrijheid nemen om zig door dezen te wenden tot de permanente commissie met gedienstig verzoek, dat het de commissie moge behagen om voorschreven Agnietje Sasburg van uit gemelde gestigt te Veenhuizen te ontslaan en naar supplianten te laten gaan.

A. Bolman - Klaaske Saasburg

Annigje gaat naar oom en tante
Op de brief heeft een lid van de permanente commissie aangetekend dat meneer Bolman zal worden medegedeeld dat hij zich moet richten tot het ministerie van Binnenlandse Zaken, want dat is de enige instantie die over de vrijlating van opgenomen weeskinderen kan beslissen. Dat ministerie volgt de gebruikelijke procedures en neemt dan op 13 januari 1829 een besluit, invnr 95:

De Administrateur voor de Gevangenissen en het Armwezen,

Gezien het rekwest van Albert Bolman, te Harlingen houdende verzoek om deszelfs nicht Annigje IJzaaks Sarburg, te Veenhuizen uitbesteed, ter verdere opvoeding te mogen tot zich nemen;
 
Gezien daarop bij den Heer Gouverneur van Vriesland, en bij de Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid te ’s-Gravenhage, ingewonnen berigten;

Autoriseert genoemde Commissie om gemeld kind te laten volgen aan Albert Bolman, of dengene die zich van zijnentwege, ter overneming van hetzelve, aan voorsz gesticht zal aanmelden;

Afschrift dezes zal worden gezonden aan de Heer Gouverneur van Vriesland, met verzoek, om na kennisneming, hetzelve, door tusschenkomst van het stedelijk bestuur van Harlingen, aan den rekwestrant te doen toekomen, alsmede aan de voorgenoemde Commissie, met verzoek om dienovereenkomstig te handelen.

’s-Gravenhage, den 13 Januarij 1829

Annigje IJzaaks Sasburg verlaat de kinderetablissementen in Veenhuizen op 8 februari 1829. Zij wordt door het ministerie van Binnenlandse Zaken aangeduid als Sarburg en dat heb ik in De kinderkolonie nagevolgd als ik op pagina 100 haar vertrek naar haar oom meld, maar het schijnt toch met een 's' te moeten.


Kwekeling te Wateren
Broer Jacob IJzaaks Sasburg blijft alleen achter in het derde gesticht. Op 13 augustus 1829 wordt hij genoteerd als een van de velen die zich in een van de ziekenzalen ('het hospitaal') te Veenhuizen bevinden, zie deze scan.

Maar na een tijdje bevindt hij zich niet meer in Veenhuizen zelf, maar vier uur lopen verderop, in Wateren. Hij is volgens notities in de invnrs 1544 en 1408 op 8 oktober 1830 uitverkoren om kwekeling te worden in het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding. Zie hier voor meer over dat Instituut.

In het register van kwekelingen 1828-1831 met invnr 1610 en 1832-1835 met invnr 1584 (van beide zijn geen scans) staat hij met het kwekelingennummer 26. In het laatste register wordt ook gemeld dat hij (als 'Zasburg') op 23 april 1832 overgaat naar het eerste gesticht te Veenhuizen.

Ondermeester
Wat hij daar gaat doen, kunnen we lezen in de door Instituteur Jan Hessels van Wolda gemaakte ‘Staat, aanwijzende de verschillende bestemmingen, welke de kweekelingen van Wateren, die van af 1e juny 1831 tot heden toe, ontslagen zijn, bekomen hebben, voor zoo verre zulks bekend is geworden en gebleven’, gedateerd 23 februari 1841, zie hier:




De ondermeester Jacob IJzaks Sasburg is zeker niet de enige bij wie te Wateren belangstelling voor het onderwijs is gewekt en voor wie dat een toekomstperspectief brengt. Bijvoorbeeld Karel Möller, schrijver van het boekje De wees van Amsterdam, hoofdpersoon in hoofdstuk 9 van De kinderkoloni, wordt na Wateren onderwijzer en hoofd der school in Oudeschild.

Nog twee
Dan komen er nog twee broers aan. Zeven jaar na Annigje IJzaaks en Jacob IJzaaks worden door Schoterland naar de kindergestichten gebracht:

Harmen Sasburg, hij heeft het weesnummer 1080 In de wezenregisters met de invnrs 1411 en 1412. Volgens die registratie is hij geboren op 28 oktober 1820, en dus elf jaar oud bij aankomst.

Reint Sasburg, hij heeft het weesnummer 1081 in de invnrs 1411 en 1412. Volgens die registratie is hij geboren op 4 december 1823.en dus acht jaar oud bij aankomst.

Hun aankomst  is op 26 juni 1832. Kortom, ze komen dus in het eerste gesticht aan twee maanden nadat hun oudere broer daar is aangesteld als ondermeester!

Onderwijscarričre
Blijkbaar vervult Jacob IJzaaks het ondermeesterschap goed. Op 2 juli 1833 wordt hij bevorderd tot 3e onderwijzer bij het eerste gesticht, zie het besluit in invnr 138, scan nummer 17. Vanaf dat moment zou hij ook bezoldigd moeten worden.

Maar de permanente commissie wil bezuinigen en vindt dat hij maar lekker als wees beschouwd moet worden, zie de aantekening in de kantlijn in invnr 138 scan 473. Dat wordt bevestigd in de brief in invnr 140 scan 388. Hij blijft gewoon wees-onderwijzer.

Ondertussen oogst hij lof. In het 'Verslag wegens den Staat van de Godsdienst en Zedelijkheid en van het Schoolonderwijs in de Koloniën der Maatschappij van Weldadigheid', over het zeventiende Dienstjaar oftewel 1834, geschreven door het lid van de permanente commissie dominee Johannes Sluiter, afgedrukt in het blad Vriend des Vaderlands van juni 1835, wordt op pagina 499 gemeld:


Militaire dienst
De carričre van Jacob Sasburg lijkt een knik te krijgen als hij in 1834 negentien jaar is en moet meeloten voor de Nationale Militie. Blijkbaar trekt hij een laag nummer en heeft hij ook de vereiste lengte van 1.57 meter, want in het wezenregister wordt genoteerd dat hij Veenhuizen verlaat voor de dienstplicht op 8 juli 1834.

Maar daarna wordt hij voor een jaar vrijgesteld van militaire dienst en keert hij terug. De directeur bepleit dat hij, nu hij als wees ontslagen is, wel bezoldigd moet worden als derde onderwijzer. invnr 150 scan 202. Dat gaat door en vanaf dan staat hij als bezoldigd derde onderwijzer in de mapjes met personeelsbestanden in invnr 1007 (daar zijn geen scans van).

Hij wordt regelmatig genoemd als onderwijzer. Dat heb ik zelf niet bekeken, ik neem aan dat het grotendeels onderwijsverslagen zullen zijn:
invnr 155, scan 197
invnr 155, scan 242
invnr 159, scan 383
invnr 170, scan 095
invnr 170, scan 133
invnr 173, scan 549
invnr 180, scan 212.

Schoolonderwijzersvergadering
Twee vermeldingen wil ik er uitpakken omdat ik daar transcripties van heb. In het jaarverslag over het onderwijs in 1836, afgedrukt in de Vriend des Vaderlands 1837 pagina 532, en in transcriptie elders op de site, wordt hij bij het eerste gesticht genoemd.

En op 13 augustus 1836 is de maandelijkse schoolonderwijzersvergadering in Veenhuizen, Ik beschrijf die in De kinderkolonie pagina 258-259, ik heb er eerder al eens een stukje over geschreven op VeleHanden, zie hier, en de volledige tekst van het verslag staat op deze pagina. Dat zijn wel grappige bijeenkomsten.

Ook de daaropvolgende schoolonderwijzersvergadering waar Jacob weer bij aanwezig is, heeft een verslag achtergelaten: invnr 175, scan 194.

Intussen komen Reint en Harmen voor in de gewone wezenregistraties, bijvoorbeeld invnr 164, scan 42.

Vertrek Jacob
Blijkbaar duurt het Jacob te lang eer hij bevorderd wordt van derde onderwijzer tot tweede. Zoals wel meer jonge koloniale schoolmeesters zoekt hij elders werk en hij vindt het ook, blijkens invnr 184, scan 469. Hij heeft per juni 1837 een onderwijsbaan in Harlingen.

Volgens Jan Hessels van Wolda in de hiervoor al genoemde staat waar alle kwekelingen naar toe gegaan zijn, betekent dat dat Jacob 'onderwijzer te Terschelling' wordt. Ik noem dat in een overzicht van carričres op pagina 296 van De kinderkolonie. Maar of het nu Harlingen of Terschelling is, Jacob Ijzaks Sasburg verlaat de kolonie.

Van familie-onderzoekers begrijp ik dat in zijn huwelijksakte, zijn overlijdensakte en in de huwelijksakte van broer Reint, wanneer hij getuige is, als beroep 'onderwijzer' wordt genoemd. Hij is dus zijn hele leven onderwijzer gebleven.

De volgende
Op een overzicht van het onderwijzend personeel, waar iemand ' februari 1837' op geschreven heeft, maar die van later in het jaar moet zijn, - invnr 180, scan 124 - zien we dat hij weg is. De functie van derde onderwijzer is vacant.

Maar wie zien we op dat overzicht staan als een van de 'ondermeesters' bij het derde gesticht? H. Sasburg! Harmen is ook het onderwijs ingegaan!


Onderwijzer Harmen
Harmen wordt per 9 oktober 1837 bevorderd van 4e ondermeester tot 3e ondermeester bij het eerste gesticht Veenhuizen, zie invnr 188, scan 137.

Later volgt de promotie van 3e tot 2e ondermeester, invnr 213, scan 141.

Op het overzicht van wezen op invnr 201 scan 18 zien we Harmen staan als 'schoolonderwijzer' terwijl jongere broer Reint er staat als 'schoollier'.

Maar dan valt het doek voor de onderwijscarričre van Harmen. In deze brief -  invnr 216, scan 78 - meldt de directeur dat Harmen IJzaaks Sasburg in militaire dienst moet. Dat gebeurt ook. Hij verlaat op 16 juli 1839 Veenhuizen voor de Nationale Militie.

Van familie-onderzoekers begrijp ik dat hij daarmee definitief afscheid neemt van het onderwijs. Hij blijft in het leger. Hij trouwt als 'Kapitein der Infanterie' en in zijn overlijdensakte staat dat hij gepensioneerde officier was.

Meester Reint
Je kunt er bijna op wachten. En inderdaad, in het besluit dat wordt genomen naar aanleiding van Harmens vertrek, wordt als nieuwe 5e ondermeester genoemd Reint Sasburg, invnr 216, scan 80. Waarom verbaast ons dat niet?

Hij is, net als broer Harmen, voor zo ver ik het kan nagaan nooit in het Instituut te Wateren geweest, maar dat hoeft ook niet. Soms constateert de leiding dat een wees thuis een zo goede opvoeding heeft gehad en zoveel aanleg heeft voor het onderwijs dat hij zo rechtstreeks voor de klas gezet kan worden.

Het mag de pret niet drukken dat ze Reint in zijn verdere carričre Sasbergen gaan noemen. Ik heb niet alles helemaal gevolgd, maar die carričre moet te vinden zijn op:
invnr 226, scan 100
invnr 244, scan 130
invnr 268, scan 153
invnr 287, scan 348
invnr 288, scan 10
invnr 307, scan 244

Reint Sasburg/Sasbergen vertrekt met ontslag uit Veenhuizen op 24 mei 1844 Van familie-onderzoekers begrijp ik dat hij trouwt als 'onderwijzer' en dat in zijn overlijdensakte als beroep staat vermeld ‘Hoofd der school’.

Nog twee bijzonderheden
Reint probeert aanspraak te maken op vrijstelling voor de militaire dienst vanwege zijn broers - zie invnr 255, scan 6 - en volgens mij lukt dat hem.

Annigje is in 1845 tot armoede vervallen en vraagt ondersteuning aan de Algemene Armvoogden. De Grietman van Engwirden wil dat verhalen op haar oom Bolman in Harlingen, zie invnr 300, scan 547, maar die is dan al acht jaar dood. Annigje zal later bij haar broer Reint wonen en daar, ongehuwd, ook overlijden.

Zie voor een overzicht van stukken over weeskinderen in Veenhuizen deze pagina.