Met de naam van Egbert van Rooijen zijn talloze spellingvariaties
mogelijk. Om maar wat te noemen: Roijen, Rooien, van Rooij, de
Rooij, van Roi, enzovoort. Het is nog mazzel dat het
allemaal met dezelfde letter begint ! Ik kies hier voor de
variatie 'van Rooijen' omdat hij met die spelling het stamboek
binnenkomt (en ik toch ergens voor moet kiezen), maar ik begrijp
dat het nageslacht meestal als 'van Rooij' verder is gegaan.
Al die variaties maken het zoeken best lastig, dus het kan zijn
dat ik iets over het hoofd heb gezien.
Aankomst
Maar we beginnen bij het begin. De provinciale commandant van
Noord-Brabant heeft zoveel contributies voor de Maatschappij van
Weldadigheid opgehaald dat hij in 1828 een gezin mag plaatsen in
de vrije koloniën 'uit de contributie' (zie een uitleg van dat begrip).
Hij draagt het gezin Van Rooijen voor en op 19 september 1828
komen ze aan in de kolonie Frederiksoord.
Ze worden gehuisvest in hoeve 122 van Frederiksoord, zie de
locatie op dit
kaartje. Dat is tegenwoordig Wilhelminaoord, maar hoorde
toentertijd bij Frederiksoord.
Ze staan geadministreerd in het stamboek met invnr 1347. Daarvan
zijn scans, zie helemaal bovenaan de pagina hoe die scans te
bereiken zijn. De klerken hebben er weer eens een zootje van
gemaakt, maar de familie is te vinden door rechts onderin het
scannummer 31 in te vullen.
Gezinssamenstelling
Van die inschrijving neem ik hun gegevens over, met daarbij de
kanttekening dat de in de administratie van de kolonie vermelde
geboortedata slechts zelden juist zijn:
● Egbert van Rooijen, aan wiens naam vaak 'senior' wordt
toegevoegd omdat hij ook een zoon Egbert heeft, is volgens de
kolonieadministratie geboren op 12 september 1784. Hij is net als
de rest van het gezin gereformeerd. Hij is getrouwd met
● Hendrica Speelmeijer, geboren 4 februari 1794. Ze komen
aan met de volgende kinderen:
● Hendrika van Rooijen, geboren 8 december 1814,
● Egbert van Rooijen, geboren 12 april 1816, maar in latere
stamboeken staat hij als geboren op 9 september 1821 en dat is
vermoedelijk juister,
● Gerrit Jan van Rooijen, geboren 12 juni 1818,
● Gijsbert van Rooijen, geboren 10 mei 1824,
● Pieter van Rooijen, geboren 12 januari 1826, maar in
latere stamboeken staat hij met de voornaam Jan en de
geboortedatum 26 januari 1823 en dat zit waarschijnlijk dichter
bij de waarheid, en
● Matthijs van Rooijen, geboren 13 april 1827.
Op de kolonie komt daar bij:
● Maria van Rooijen, geboren 20 oktober 1829, maar zij
overlijdt al op 19 februari 1830.
Eenige ijzer
Tegen de tijd dat dat dochtertje geboren wordt, is vader Egbert
van Rooijen al in de problemen gekomen. Blijkbaar werkt hij als
'knecht in de smederij der vrije kolonien' en hij is op 6
september 1829 samen met zijn baas erop betrapt 'eenige
ijzer, bestaande uit 3 hoefijzers en 10 stukken staaf ijzer,
gepakt in een mandje en toebehorende aan de MvW, buiten de
kolonien te hebben willen verkoopen'. Het wordt behandeld op de zitting van de
Raad van Politie en Tucht in de vrije koloniën van 12
september 1829.
Als Egbert wordt verhoord verklaart hij 'dat zijn baas hem gezegd
had, daartoe vrijheid te hebben, als kunnende zich verantwoorden'.
Die baas is Kornelis Boon, die nog een eigen pagina zal krijgen
maar die voorlopig onderaan deze
pagina staat. Hij heeft Egbert eerst de helft en later een
kwart van de opbrengst beloofd.
Opsluiting
Artikel 8 van het reglement
van tucht bepaalt dat de raad beslist bij meerderheid van stemmen
en die meerderheid vindt dat Egbert er van af mag komen met een
paar dagen opsluiting in de strafkamer op de kolonie, maar toch
wordt de definitieve beslissing overgelaten aan de permanente
commissie in Den Haag. Die gaat met de meerderheid mee en Egbert
hoeft niet naar de strafkolonie op de Ommerschans.
Belgische opstand
Dan is het de tijd van de Belgische opstand. De zuidelijke
Nederlanden willen zich afscheiden van het koninkrijk. Koning
Willem I roept een algemene wapening uit om dat gewapenderhand
tegen te gaan. De Maatschappij van Weldadigheid stimuleert het
dienst nemen, zie de besluiten op deze pagina.
Tot de kolonisten die tegen de Belgen ten strijde trekken behoort
Egbert van Rooijen. Op 22 november 1830 voegt hij zich bij
de Drentse Schutterij. Op een lijst van Drentse schutters staat
hij vermeld met als geboortedatum 18 april 1792 (heeft hij zich
jonger voorgedaan dan hij was??) en als afkomstig uit 'Schiel'(?).
Of hij aan gevechtshandelingen heeft deelgenomen is niet bekend,
maar hij overlijdt in het hospitaal te Bergen op Zoom op 23
februari 1832.
Dochter Hendrika-1
De inschrijving van de familie loopt door in het stamboek met
invnr 1348 op scan 124. Als haar man weg is, krijgt Hendrika
Speelmeijer ingedeelden in huis. Daarentegen wordt dochter
Hendrika van Rooijen op 7 september 1832 overgeplaatst
naar het gezin van Thomas van der Wulp (zie
hier) en Maria Hendrica Zorn op hoeve 80 van Frederiksoord.
Waarom dat is weet ik niet, misschien heeft dat gezin tijdelijk
hulp in huis nodig, misschien loopt het niet lekker tussen
Hendrika en haar moeder.
Bij Hendrika Speelmeijer weduwe Van Rooijen gebeurt daarna van
alles, maar ik blijf dochter Hendrika van Rooijen even verder
volgen. Na een jaar bij Van der Wulp wordt ze op 10 september
1833 overgeplaatst naar het moederloze gezin van de
weduwnaar Arend Oijens Kleinman op hoeve 67.
Dochter Hendrika-2
Op 31 mei 1834 gaat ze over naar het gezin van Arie
Matena en Johanna Kruijff op hoeve 42. Na anderhalve maand, op 19
juli 1834, is de volgende verplaatsing, ze gaat naar het gezin van
Lodewijk Zorn (zie hier) en Cornelia van
Dranen op hoeve 59. Het gevolg van die overplaatsing is dat ze
zwanger raakt van een van de zoons des huizes, Johan Hendrik Zorn.
Dat leidt tot een tuchtzitting op 30 maart 1835, die ik
op deze pagina noem
maar waar ik helaas geen transcriptie van heb. Blijkbaar krijgen
ze daar geen straf, want nadat ze op 25 april 1835 te
Vledder met elkaar getrouwd zijn, verlaten ze samen de kolonie met
ontslag op 23 mei 1835. Jaren later komen ze met hun gezin
in het bedelaarsgesticht terecht, zie onderaan op de pagina Zorn.
Onzedelijke omgang
Terug naar Hendrika Speelmeijer weduwe Van Rooijen en haar vijf
nog thuiswonende kinderen.
Over Josuah Thomas van Veldhuizen komt binnenkort nog een eigen
pagina, maar voor het moment dient even te worden vermeld dat hij
uit Amsterdam komt, dat hij is geboren op 19 augustus 1798 en dat
hij in de kolonie is geplaatst door ene J.A. van Veldhuizen en ene
J.J. van Veldhuizen, die samen zestig gulden per jaar betalen voor
het contract E84, zie deze
pagina.
Josuah Thomas van Veldhuizen komt 20 april 1832 op de
kolonie aan, wordt ondergebracht bij Hendrik Jacobs op hoeve 63
van Wilhelminaoord, en op 2 maart 1833 moeten hij en
Hendrika Speelmeijer weduwe Van Rooijen voor de tuchtraad
verschijnen wegens onzedelijke omgang met elkaar. Het wordt
vermeld op deze pagina
bij 02-03-1833, maar als je daar doorklikt zie je dat ik helaas
geen transcriptie van die zitting heb.
Strafkolonie
Zoiets betekent altijd verbanning voor onbepaalde tijd naar de
strafkolonie op de Ommerschans. Blijkens dit overzicht
arriveren Hendrika Speelmeijer en de vijf jongens Egbert van
Rooijen (16 of 11 jaar), Gerrit Jan van Rooijen (14), Gijsbert van
Rooijen (8), Pieter of Jan van Rooijen (7 of 10) en Matthijs van
Rooijen (5) in de strafkolonie op 23 maart 1833. De
'medepleger' Josuah Thomas van Veldhuizen komt een paar dagen
later aan maar hij mag in 1835 weer weg.
Ook in de strafkolonie kan Hendrika Speelmeijer het lonken niet
laten. Volgens de opzichter over de strafkolonie, de schoolmeester
Haije Hoogstra (zie over hem ook De bedelaarskolonie en deze
pagina), is zij 'verzot op het mannelijk geslacht'. Dat
schrijft hij in zijn beoordeling van de strafkolonisten dd 25
september 1835 waarvan de transcriptie op de site staat als
pdf. Hendrika heeft volgnummer 7.
Verzot op het mannelijk geslacht
Bij die beoordeling schrijft de schoolmeester dat één van de kinderen 'buiten de Kolonie aan de Dedemsche vaart woont in de nabijheid van de Kolonie Ommerschans'. Dat is dus dochter Hendrika met haar echtgenoot Johan Hendrik Zorn.
Verder schrijft hij in zijn beoordeling dat Hendrika Speelmeijer
zeer slecht voor haar kinderen zorgt, maar 'zij zorgt voor zich en
een zeker persoon best'. Wie die zeker persoon is wordt duidelijk
op de zitting
van de raad van tucht voor de Ommerschans van 22 december 1835
om zes uur 's avonds. Zij ontvangt bezoek en etenswaren van de
bedelaarskolonist Gijsbert van Schrevendijk. Deze toestand is
beschreven in De strafkolonie pagina's 160-161.
Van Schrevendijk
Gijsbert van Schrevendijk is volgens de kolonieadministratie
geboren 14 augustus 1777 te Ophemert. Hij is op 28 juli 1830
het bedelaarsgesticht op de Ommerschans binnengebracht vanuit
Rotterdam. Hij is volgens het daar opgemaakte signalement 1.88
meter lang (wat erg lang is voor die tijd), hij heeft een
langwerpig gezicht, grijs haar, lichtbruine ogen, een dikke neus,
een brede mond en een ronde kin.
Tijdens de hierboven genoemde tuchtzitting doen Gijsbert van
Schrevendijk en Hendrika Speelmeijer dan wel of er niets aan de
hand is, maar dat zal toneelspel zijn. Want nadat Van Schrevendijk
op 20 juni 1836 uit het bedelaarsgesticht is ontslagen,
blijft hij in de buurt en op 5 februari 1837 trouwen hij
en Hendrika Speelmeijer.
Frederiksoord revisited
Blijkbaar hebben ze al overleg gehad met de permanente commissie
en is er op 24 oktober 1836 bij agendapunt 10 een besluit over hen
genomen. Dat moet zitten in invnr 453 en daar zijn geen scans van,
dus dat moet op het archief worden nagekeken. Hoe dan ook is het
gevolg van dat besluit dat ze op 28 maart 1837 een hoeve
mogen betrekken in de vrije koloniën.
Ze worden ondergebracht in een hoeve aan dezelfde weg als waar
Hendrika en haar eerste man ook gewoond hebben, maar nu
noordelijker, hoeve 116, zie de locatie op dit
kaartje. Ze staan in de stamboeken van Frederiksoord met
invnr 1349 op scan 117. met invnr 1350 op scan 123 en met invnr
1351 op scan 126.
Zoons Gerrit Jan en Egbert
De jongens worden al groot en op 14 april 1837 gaat
Gerrit Jan van Rooijen in militaire dienst. Hij zal niet meer op
de kolonie terugkomen.
De in 1816 of 1821 geboren Egbert van Rooijen moet 30 augustus 1838 verschijnen voor de raad van toezicht van Frederiksoord, bijlage 1 op deze pagina, op beschuldiging de kolonist Herskamp te hebben uitgescholden. Die laatste blijkt 'overigens gedurig, langs den weg gaande, gescholden te worden'.
Verder met Egbert
Egbert, van wie hier wordt gezegd dat hij 17 jaar oud is, dus dat
duidt erop dat hij in 1821 is geboren, ontkent de beschuldiging,
maar als het bij de tuchtraad komt, hoger op diezelfde pagina,
krijgt hij toch vier dagen opsluiting aan zijn broek.
Vervolgens wordt Egbert op 6 december 1838 overgeplaatst
naar hoeve 59 bij het gezin van Andries Zorn (zie
hier) en Antonia Meijer. Ook hier geldt dat ik niet weet
waarom dat is. Terwijl hij daar nog woont, wordt hij er van
beschuldigd baldadigheid te hebben gepleegd aan de woning van een
kolonist, maar hij wordt vrijgesproken. Het staat vermeld op deze pagina bij
21-09-1840 maar ik heb helaas geen transcriptie van die tuchtraad.
Nog meer Egbert
Daarna, op 7 november 1840, keert hij terug op hoeve 116 bij zijn moeder en stiefvader, maar diezelfde dag staat hij ook voor de tuchtraad. Beschuldigd van 'brutaliteit tegen opziener W. Uhl en onzedelijke omgang met Karolina Penning, voordochter van de vrouw van kolonist Krabbendam'. Het wordt gemeld bij 07-11-1840 op deze pagina, maar ik heb er geen transcriptie van.
Ze worden veroordeeld tot de strafkolonie, Carolina naar de
Ommerschans en Egbert naar de dependance van de strafkolonie in
het tweede gesticht te Veenhuizen. Ze hebben eerst nog een
bevalling, op 25 december 1840, en daarna mag Carolina eerst nog
thuis even uitrusten, maar Egbert komt blijkens dit overzicht
op 5 januari 1841 aan in Veenhuizen. Daar bevalt het hem
niet, op 11 januari 1841 neemt hij de benen.
En nog meer Egbert
Blijkens hetzelfde overzicht gaat Carolina, die voluit Carolina
Wilhelmina Sofia Pennink schijnt te heten en die een dochter is
van de inmiddels overleden Schiedamse kolonist Hendrik Penning, op
20 februari 1841 met het pasgeboren zoontje Gijsbert naar
de Ommerschans. Daar overlijdt het zoontje op 14 oktober 1842 en
Carolina mag op 19 mei 1843 terug naar haar inmiddels
hertrouwde moeder in de vrije koloniën.
Ik neem aan dat Egbert de hele tijd in de buurt is gebleven, want
1 maart 1844 deserteert Carolina van de kolonie en op 22
juni 1844 krijgen ze samen nog een kind, waarna ze op 23
april 1845 te Vledder in het huwelijk treden. Ik vermoed dat
ze in de buurt van Frederiksoord in een plaggenhut in een van de
semi-illegale huttendorpen wonen.
In 1841
Op de zitting van de
kleine raad van 10 juli 1841 wordt bij het gezin Van
Schrevendijk twintig cent ingehouden omdat kinderen of niet naar
school zijn gegaan of niet naar de cathechisatie, uit de
formulering wordt niet duidelijk welk van beide. NB: Dit
kan veel vaker gebeurd zijn, maar ik heb van lang niet alle kleine
raadzittingen transcripties.
En bij de tuchtraad van 25 september 1841, zie hier, is er
sprake van een grote vechtpartij tussen 'Gijsbert, Matthijs en Jan
van Roij' aan de ene kant en Adriana en Johannes Jacobus Penning
aan de andere kant. Dat is stug ! Dat zijn de broer en zus van
Carolina Penning die zo innig is met de oudere broer van Gijsbert,
Matthijs en Jan.
Een mes en klompen
Nadere details over de vechtpartij staan in bijlage 2 op
diezelfde pagina, de raad van toezicht van Frederiksoord van 1
september 1841. Matthijs zegt er niets mee te maken te
hebben en er pas bij gekomen te zijn toen het al afgelopen was.
Gijsbert zegt dat Adriana Penning gedurig over hem roddelt en hem
nu had uitgescholden voor smeerlap. Waarop hij haar heeft
aangevallen.
Er is ook sprake van een oudere broer Penning die buiten de
kolonie woont en een mes bij zich had. Daartegen hebben de broers
van Rooijen zich met hun klompen verdedigd, waarbij volgens de
moeder Penning ook zij 'met eene klomp voor het aangezicht was
geslagen toen zij de vechtenden trachte te scheiden'. Kortom, een
heel gedoe dat Gijsbert van Rooijen en Adriana Penning enkele
dagen opsluiting oplevert.
Zoon Gijsbert
Met Gijsbert van Rooijen is meer aan de hand. Hij wordt door de
koloniedirectie op 2 december 1841 uitgeleverd aan
justitie. Die zal hem straf hebben toegekend, maar dat zal niet
zoveel zijn want op 19 januari 1841 is hij al weer terug
op hoeve 116. Wat hij precies heeft uitgevreten weet ik niet.
Dat ligt anders bij het volgende akkefietje. Gijsbert treedt in
de voetsporen van zijn vader door ijzer te verduisteren. Van dit
geval wordt melding gemaakt in De strafkolonie pagina 257.
Gijsbert en een jongere kompaan hebben op 11 mei 1843
stukken oud ijzer meegenomen van de zolder van de katoenweverij en
hebben dat voor vijfenzeventig cent verkocht aan een smid in
Wapserveen.
Rechtszaak
Tot hun enorme pech komt de volgende dag de fabrieksbaas langs
bij diezelfde smid en hij herkent de stukken ijzer. Betrapt !!
Maar de houding tegenover dit soort zaken bij de Maatschappij van
Weldadigheid is nu anders dan toen vader Egbert van Rooijen met
ijzer liep te sjouwen: ze alarmeert meteen justitie. En op 23
mei 1843 wordt Gijsbert van Rooijen overgedragen, hij wordt
opgesloten in het huis van arrest te Assen en moet voor de
burgerlijke rechter verschijnen.
Die rechtszaak is op 18 augustus 1843 en daarvan is een
gedeeltelijke transcriptie.
Gijsbert wordt veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. Pas op 22
augustus 1846 is hij terug in Frederiksoord.
Zoon Jan
De volgende die van zich doet spreken is Jan van Rooijen (die in
eerste instantie als Pieter stond ingeschreven). Hij neemt de
benen, hij deserteert van de kolonie op 3 augustus 1846.
Dat heeft een duidelijke reden, want op 30 september treedt hij in
het huwelijk. Normaliter moet je toestemming vragen aan de
Maatschappij van Weldadigheid om te mogen trouwen en dat heeft hij
of niet gedaan of niet gekregen en daarom loopt hij weg.
Hij trouwt met Neeltje Broekhuizen, dochter van de kolonist uit
Brielle en een oudere zus van de kompaan met wie Gijsbert van
Rooijen in 1843 het oud ijzer had gestolen. Jan van Rooijen zal
echter twee jaar later al te Assen overlijden.
Zoon Gijsbert
Dan zijn er nog maar twee in huis, Gijsbert en Matthijs, maar op
6 januari 1848 wordt Gijsbert van Rooijen overgeplaatst en
weer weet ik niet waarom dat is. Hij gaat naar hoeve 142 bij het
gezin van Cornelis Zuidhoorn en Alida Haakmeester. Niet voor lang,
want op 3 april 1848 deserteert hij van de kolonie.
Ook weer met een duidelijk doel, want op 27 april 1848 treedt hij
in het huwelijk. Met Antje Broekhuizen en dat is, ja inderdaad,
een zus van de Neeltje met wie zijn broer Jan getrouwd is.
Zoon Matthijs
Dan is er nog eentje in huis, Matthijs van Rooijen, en die zien
we verschijnen bij de tuchtraad. Op 5 april 1849 wordt
behandeld de beschuldiging 'tegen Mathijs van Rooijen voorzoon van
de vrouw van Schrevendijk en Maria Theresia Hensbergen wegens
onzedelijke omgang met elkander ten gevolge waarvan
laatstgenoemden in eenen zwangeren staat verkeert'. Zie deze pagina.
Zowel bij de voorbereidende zitting van de raad van toezicht van
Frederiksoord van 4 april, in bijlage 1 lager op de pagina, als
bij de behandeling in de tuchtraad komen Matthijs en zijn vriendin
niet opdagen. Ze weten wat er voor hun in het vat zit, ze kijken
wel link uit. Op 17 april 1849 deserteren ze van de
kolonie en de volgende dag trouwen ze te Vledder.
Tot slot
Nu is het nest leeg en op 6 augustus 1849 overlijdt
Hendrika Speelmeijer weduwe van Egbert van Rooijen. Dan is er geen
gezin meer. De inmiddels zeer bejaarde Gijsbert van Schrevendijk
wordt op 30 augustus 1849 overgeplaatst naar de hoeve ernaast,
nummer 117 bij de kolonist Landsbach.
Daarna wordt bij besluit van 2 januari 1850 N5 - dat moet te
vinden zijn in invnr 659 waarvan geen scans zijn - besloten dat
hij wordt gedetacheerd te Veenhuizen-3. Op 9 januari 1850
gaat hij daar naar toe, maar waar hij dan in de boeken te vinden
zou moeten zijn, zou ik echt niet weten. Hij overlijdt te
Veenhuizen op 28 mei 1853.
O nee! Een vervolg
Denk ik daarmee de koloniale geschiedenis van de familie van Rooijen helemaal gehad te hebben, blijkt er nog een vervolg te komen !!
Op 25 mei 1861 keren Egbert junior van Rooijen en
Carolina Wilhelmina Sofia Pennink terug op de kolonie als
kolonisten. Zowel Egbert als de kinderen staan allemaal te boek
met de achternaam 'van Rooij'.
De stamboeken van na 1859 doe ik niet (je moet ergens een grens
trekken). Wie dat wel wil doen, moet dat zeker niet nalaten, er
zijn scans van, de invnrs 2999 en verder. Maar ik neem hier de
gezinsgegevens over uit de kolonistendatabase:
● Egbert van Rooij, zie boven, overlijdt te Frederiksoord
op 25 november 1875. Hij is getrouwd met
● Carolina Wilhelmina Sofia Pennink, geboren 18 april
1819, zij zal overlijden in 1893. Ze komen aan met de volgende
kinderen:
● Hendrika Adriana van Rooij, geboren 22 juni 1844. Zij
zal op 15 juni 1871 uit de kolonie verwijderd worden wegens
onzedelijke omgang met W.C. Veelo. Daar zal een tuchtraad over
zijn in invnr 3285, maar dat moet op het archief ingezien worden.
● Gijsbert van Rooij, geboren 7 mei 1849, hij zal de
kolonie op 4 maart 1881 met ontslag verlaten en naar Boxtel gaan,
● Carolina Wilhelmina Sophia van Rooij, geboren 16 april
1857, zij vertrekt in 1878, en als ik de kolonistendatabase goed
begrijp heeft ze dan een onechte dochter Gezina van Rooij,
● Johannes Willem Franciscus van Rooij, geboren 5
april 1860, hij trouwt 26 mei 1883 en wordt dan zelf kolonist,
Tot slot (echt)
Hun woongeschiedenis staat op deze
pagina.
Er zijn nog twee latere vermeldingen die misschien wel misschien
niet (dat mogen familieonderzoekers uitzoeken) bij de familie
horen:
■ Bij de 'Raad van Policie en Tucht gehouden te Frederiksoord den
17 Dec 1870' is sprake van ene 'Christina van Rooij, oud 17 Jaar
beschuldigd wegens diefstal van een muts uit den winkel van den
Winkelier Heroma te Willemsoord'. Zie deze pagina.
■ En bij de 'Raad van Tucht gehouden op Vrijdag 19e Juni 1885' is
ene F. van Rooij degene bij wie een zwanger geraakte ingedeelde is
ondergebracht, zie
hier.
Maar er zijn meer hondjes die Fikkie heten dus ik weet niet of
dit tot de familie behoort. Tot zover mijn aantekeningen over
Egbert senior van Rooijen en nakomelingen.