Sjoukje Ulbes Wijnia weduwe J.B. Rodenburg uit Balk, die zich 'zoo verfoeijelijk in het wellustige heeft aangestelt, dat de Directie telkens voorzorgen heeft moeten gebruiken'

Een klein deel van het verhaal van Sjoukjen Ulbes Wijnia weduwe Rodenburg wordt verteld op pagina 152 van De strafkolonie. Hier alle stukken en verwijzingen naar waar ze op de site staat.


De subcommissie van weldadigheid te IJlst mag in 1833 een plek vullen van een arbeidershuisgezin. Zie algemene opmerkingen over arbeidershuisgezinnen. Ze draagt het gezin van Johannes Bernardus Rodenburg en Sjoukjen Ulbes Wijnia uit Balk voor.

Aankomst

De permanente commissie van de Maatschappij van Weldadigheid accepteert de voordracht en op 2 mei 1833 komt het gezin in Veenhuizen aan. Ze worden gehuisvest in woning 101 van het derde gesticht en ze staan geadministreerd in het stamboek van arbeidershuisgezinnen met invnr 1375 op scan 48. Zie bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn.

Van die inschrijving neem ik de gezinsgegevens over, met de kanttekening dat de kolonieadministratie slechts de aantekeningen zijn van een particuliere organisatie en dus geen officiële bron waarop blindgevaren mag worden.

Gezinssamenstelling

● Johannes Bernardus Rodenburg is volgens die inschrijving geboren op 13 januari 1800. Hij is net als de rest van het gezin hervormd. Hij is getrouwd met:

Sjoukjen Ulbes Wijnia, geboren 26 april 1804. Ze hebben de volgende kinderen bij zich:

● Maria Rodenburg, geboren 23 augustus 1824,
● Kornelia Rodenburg, geboren 19 april 1829,
● Rudgerus Rodenburg, ook geboren 19 april 1829, een tweeling dus,
● Trijntje Rodenburg, geboren 24 oktober 1830, en
● Anna Elisabeth Rodenburg, geboren 24 augustus 1832.

Op de kolonie komt daar bij:
Hayo Wagemans Rodenburg
, geboren 23 september 1834.

Wellustig

De man des huizes Johannes Bernardus Rodenburg overlijdt 10 juli 1835. Voortaan staat Sjoukjen Ulbes in de boeken als 'de weduwe J.B. Rodenburg'. Zo staat ze ook op scan 42 van het stamboek van arbeidershuisgezinnen met invnr 1574. In de kantlijn staat aangetekend dat haar toestemming is verleend te 'trouwen met S.J. de Jong te Oosterwold'. 

Op de zitting van de raad van tucht voor arbeidersgezinnen bij het derde gesticht wordt gesteld dat zij zich sedert de dood van haar man 'zoo verfoeijelijk in het wellustige heeft aangestelt, dat de Directie telkens voorzorgen heeft moeten gebruiken'.

Kindergesticht

Ze moet voorkomen omdat zij met de veteraan Schalk naar een herberg in Westerveld is geweest. Volgens haar was de bedoeling naar de burgemeester te gaan omdat Schalk 'van zijne wettige vrouw scheiden wilde en dan met haar voornemens was te huwen', De echtgenote van die Schaik is inmiddels aangekomen naar aanleiding van zulke berichten.

Het derde gesticht is grotendeels een kindergesticht en de tuchtraad merkt op dat de 'wellustige' Sjoukjen Ulbes 'hoe langer hoe meer schadelijk ja gevaarlijk voor de jeugt' wordt en dat ze zelfs 'weesjongens heeft zoeken op te houden'. Verder is er sprake van een 'vreemden arbeider' met wie ze zou trouwen - dat zal dan die S.J. de Jong te Oosterwold zijn - maar die er met haar geld vandoor is gegaan.

Strafkolonie-1

De tuchtraad wil haar voor onbepaalde tijd verbannen naar de strafkolonie op de Ommerschans, maar zou haar kinderen liever op de zalen bij de weeskinderen onderbrengen. Met het laatste gaat de permanente commissie niet akkoord, met het eerste wel.

Volgens dit overzicht komen Sjoukjen Ulbes Wijnia weduwe Rodenburg en de zes kinderen op 11 augustus 1838 in de strafkolonie aan. Ze krijgt daar twee onechte kinderen die allebei overlijden en het gezelschap keert 10 oktober 1840 terug naar Veenhuizen.

Onzedelijken omgang

Ze staan nu op scan 21 van het stamboek met invnr 1574 als bewoners van woning 70 van het derde gesticht. Het duurt niet lang, de volgende tuchtzitting is op 14 november 1841. Sjoukjen Ulbes had een zoon van een andere arbeiderskolonist, welke zoon kortgeleden uit het tuchthuis te Hoorn was vrijgelaten, bij zich in huis gehad.

Dat leidt tot schelden - 'uitbraking van de uitgezogste taal eens Tuchthuis boef' - en bedreiging, maar bij de weduwe worden alle oude zaken nog eens opgerakeld. En geconstateerd wordt dat zij zich sinds haar terugkomst 'bij vernieuwing en onophoudelijk aan onzedelijken omgang met mannen ja zelfs met jongelingen, die zij daartoe zoekt over te halen, schuldig maakt'.

Strafkolonie-2

Dat wordt dus weer strafkolonie waar zij en de kinderen blijkens dit overzicht op 4 december 1841 aankomen.

Ze worden maar kort vastgehouden, op 6 juli 1842 gaan ze opnieuw terug naar Veenhuizen. Ze staan nu niet langer geregistreerd als bewoners van het derde gesticht, maar wonen nu in het eerste gesticht, ook een kinderetablissement. Scan 27 van invnr 1574, woning 3.

De oudste dochter Maria Rodenburg verlaat het gezin en de koloniën met ontslag op 2 mei 1845.

Nieuw gezin

Daarentegen doet zijn intrede in het gezin Cornelis de Goederen, geboren 9 december 1805, die daarvoor als bedelaarskolonist stond ingeschreven met bedelaarsnummer L 3586. Hij en de weduwe Rodenburg trouwen op 4 april 1846. Ze staan dan als het arbeidersgezin De Goederen op scan 61 van het stamboek van arbeiders met invnr 1575. Nog steeds woning 3 van het eerste gesticht.

Het gaat niet goed in het nieuwe gezin. Op de zitting van de tuchtraad van 17 juni 1848 is sprake van 'gestadige onéénigheid' tussen Sjoukjen Ulbes Wijnia en Cornelis de Goederen, waaruit regelmatig 'hevige twist, vechterij en burengerucht ontstaat, en bij welke gelegenheid de kinderen, door hunnen stiefvader grovelijk mishandeld worden'.

Strafkolonie-3

De tuchtraad richt zich naar 'het dringend verzoek van de kinderen om in het Gesticht onder de wezen te mogen worden opgenomen'. Ze wil man en vrouw naar een ander gesticht overplaatsen, waar ook afdelingen van de strafkolonie zijn..

Daarop neemt Cornelis de Goederen op 5 juli 1848 de benen, maar hij wordt 'van desertie teruggebracht' op 11 juli 1848 en wordt dan overgebracht naar het tweede gesticht te Veenhuizen, waar Sjoukje Ulbes Wijnia al sinds 5 juli 1848 zit. Zie dit overzicht van strafkolonisten.

Vertrek-1

De vijf kinderen worden ondergebracht bij de weeskinderen en vandaar vertrekt Trijntje Rodenburg op 21 december 1848 met drie maanden verlof om te proberen in de gewone maatschappij een baan te zoeken. Zie de regeling waar dat op gebaseerd is. Het lukt haar en ze keert niet meer terug.

Rudgerus Rodenburg vertrekt om in militaire dienst te gaan op 1 mei 1849.

Vertrek-2

Hun moeder Sjoukjes Ulbes Wijnia en stiefvader Cornelis de Goederen worden op 1 maart 1850 uit de strafkolonie ontslagen en trekken de wereld in.

Twee maanden later vertrekken de drie nog in het kindergesticht verblijvende kinderen. Kornelia Rodenburg, Trijntje Rodenburg en Anna Elisabeth Rodenburg gaan met ontslag op 1 mei 1850. Of ze zich bij hun moeder voegen of op eigen benen verder gaan weet ik niet.

Bedelaarsgesticht

Van het gezelschap zullen er twee nog in het bedelaarsgesticht terechtkomen.
Rudgerus Rodenburg, met U 5765, van 27 januari 1859 tot 7 maart 1861.
Anna Elisabeth Rodenburg, U 5418, van 3 januari 1859 tot 1 mei 1862, en V 1168, inmiddels getrouwd en in gezelschap van haar man en een kind, van 30 december 1862 tot 1 mei 1868. Zie deze pagina om te zien hoe de scans van die inschrijvingen te bereiken zijn.
Verder vermeldingen van familieleden heb ik niet gevonden.