Koloniebewoners uit De Rijp en omgeving van 1820 tot 1859

De schout van De Rijp, Klaas de Wit, sluit in december 1819 met de Maatschappij van Weldadigheid het contract A6. Zie op deze pagina een uitleg over A-contracten. Blijkbaar is de schout enthousiast voor het idee dat armen zelf de kost gaan verdienen. En hij kan fors bezuinigen op de wezenzorg in zijn gemeente.

Op grond van het contract mag de schout in de vrije koloniën zes weeskinderen plaatsen, plus desgewenst twee ouderen om op die kinderen te passen (zogenaamde huisverzorgers), en twee verarmde gezinnen. Daarvoor betaalt de gemeente 360 gulden per jaar. Voor dat geld kun je in De Rijp geen zes wezen een jaar in leven houden.
Het recht die wezen en gezinnen in de kolonie te plaatsen is voor altijd, dat wil zeggen dat als een gezin of een wees de kolonie verlaat, De Rijp een nieuw gezin of wees mag sturen. Feitelijk heeft De Rijp dus het recht verworven op drie koloniale hoeves.
De betaling is niet voor altijd. De Rijp moet de eerste 16 jaar die 360 gulden per jaar betalen, daarna moeten de gronden in de kolonie zoveel opbrengen dat het eeuwigdurende contract verder gratis is. Er hoeven dan alleen vervangingskosten betaald te worden, om een nieuw aangekomen wees of gezin in de kleren te steken.

Zoals gebruikelijk wordt de betaling van het contract gegarandeerd door zowel het provinciebestuur van Noord-Holland als het gemeentebestuur van De Rijp. Hieronder de ondertekening van die garantiestelling door het gemeentebestuur. Dit staat onderaan het contract, dat zich bevindt in invnr 1393 (daarvan zijn geen scans).


Over het afsluiten van het contract zal zeker correspondentie geweest zijn, maar die heb ik niet bekeken. Het kan gevonden worden door in de post van de MvW te zoeken - deze pagina met 'Correspondentie MvW' aangevinkt - op de naam van de schout.
 

De gezinnen
Het contract treedt in werking als de kolonie Willemsoord is gebouwd. Op 26 mei 1820 stuurt schout De Wit een lijst van de mensen die hij naar de kolonie wil sturen, invnr 55 scan 462 (zie helemaal bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn).
Op 8 juni 1820 arriveert het eerste konvooi Rijpenaren. Van de drie woningen die ze betrekken geef ik hieronder de lengte en breedte coördinaten en het tegenwoordige adres. De gezinnen zijn die van:

Jan Zwaan en Marijtje Kramer, plus 2 kinderen, waar er op de kolonie nog 2 bijkomen. Ze komen op hoeve 62, L 52.85290 - B 6.10241, tegenwoordig Leemweg 18, Noordwolde. Een gezin met een nogal hoge mortaliteit, na tien jaar zijn alleen de kinderen nog in leven. Hun geschiedenis wordt verhaald op deze pagina.

Zacharias Lutkenhuis (of Lutjenhuis of Lutkenhaus) en Elisabeth Kerkhoff, plus 4 kinderen, waar er op de kolonie nog eentje bijkomt. Hoeve 29, L 52.817535 - B 6.040120, tegenwoordig Paaslooregel 59. Een gezin waarmee alles misgaat wat er mis kan gaan. Ook hier blijven alleen de kinderen achter en dat wordt beschreven op deze pagina.

De huisverzorgers
Om op de zes weeskinderen te passen is een echtpaar meegezonden. Hun gegevens, met de kanttekening dat geboortedata in de kolonieadministratie niet erg betrouwbaar zijn:

Jan Sieuwerts, geboren 22 mei 1770, en
Jannetje Boekjes, geboren 12 maart 1779.

Ze hebben een voorkind bij zich, dus blijkbaar is Jannetje Boekjes eerder getrouwd geweest:

Simon Appel, geboren in 1804.

Ze komen op hoeve 33 van Willemsoord, L 52.836192 - B 6.091018, tegenwoordig Steenwijkerweg 224.

Er is geen stamboek bewaard gebleven van de periode van hun aankomst tot aan de zomer van 1821. Maar alle Rijpenaren staan in een stamboek van Willemsoord dat loopt van zomer 1821 tot augustus 1823, waaraan ik een pagina gewijd heb. Zie daar bij de hoeves 29, 33 en 62.

De eerste wezen-1
Volgens de propaganda van de Maatschappij gaat het geweldig met de weeskinderen op de kolonie. Invnr 55 de scans 1055-1057 geven een overzicht hoeveel zij met koloniale arbeid in 1820 verdiend hebben. In werkelijkheid zal het iets minder rooskleurig zijn. Maar eerst loop ik de eerste zes wezen langs.
Uit het hiervoor genoemde stamboek komt dit plaatje van de inschrijving van Sieuwerts/Boekjes en de weeskinderen:

 

Te zien is dat er anno zomer 1821 dus al drie van de zes wezen uit De Rijp uit het huishouden zijn verdwenen en vervangen door weeskinderen uit vooral Dordrecht (daar zijn er heel veel van in de kolonie). De drie die er nog wel zijn:

Harmen Bronsdijk, geboren in 1805. Hij zal hier steeds blijven wonen. Op 5 juni 1824, invnr 69 scan 701, stelt de schout van De Rijp voor hem uit de kolonie te ontslaan en dat gebeurt. Harmen Bronsdijk verlaat op 28 juni 1824 met ontslag de kolonie.

Hendrik Hardeveld, geboren in 1808. Een vluchtgevaarlijke jongeman. Op 30 maart 1822, invnr 60 de scans 661-662, schrijft de directeur der koloniën:

Voorts heb ik de eer de Permanente Kom­missie te informe­ren, dat op gisteren door de Raad van Policie te Steenwijk naar de Om­merschans zijn verweezen en heden vertrok­ken de persoon Hendrik Harde­veld, uit hoof­den van te hebben willen deserteren en klei­ne dieverijen, Martinus Boon en Florian Rig­ter, als gedeserteerd geweest zijnde doch door de Direktie terug gehaald, terwijl Evert Koelman, welke te Rotterdam was geappren­hendeert en naar de kolonie te rug gezon­den, door genoemde Raad uit hoofde zijner jonge jaren is vrijgesproken.

Hendrik komt dus in de strafkolonie op de Ommerschans. Volgens het register van strafkolonisten 1822-1827, invnr 1442, folio 8. komt hij daar op 28 maart 1822 aan. Ze houden hem vierenhalf jaar vast en op 27 november 1826 mag hij de Ommerschans en de koloniën verlaten.

Gabe Laan, geboren in 1808. Hij wordt later (10 augustus 1826) overgeplaatst naar een andere huisverzorger, Jan Frens, afkomstig uit Steenwijkerwold. Vandaar zal hij op 9 september 1827 de benen nemen. Op 1 november 1827, invnr 88 scan 35, meldt Klaas de Wit, vanaf 1825 geen schout meer maar burgemeester van De Rijp, echter dat Gabe Laan binnen de gemeente is opgespoord zodat hij 4 november 1827 weer terug is op de kolonie. Vreemd genoeg volgt er geen straf voor die desertie. Op 12 maart 1828 verlaat hij met ontslag de kolonie.

De eerste wezen-2
Dan degenen die niet meer bij Sieuwerts wonen:

Gerrit Akeman, geboren in 1804. Hij is de eerste van de wezen die alweer naart huis is. Hij is namelijk eerder in 1821 met verlof naar De Rijp gegaan en hij blijkt op 13 juli 1821 'van verlof achtergebleven' te zijn, hij is dus niet teruggekomen. Dat is niet erg, want op 25 juli 1821, invnr 58 scans 278-280, schrijft de schout van De Rijp dat Akeman wat hem betreft daar mag blijven.

Albert Haverkamp, geboren in 1811, is geplaatst bij het gezin van Jan Zwaan, en volgens de hierboven genoemde brief van 25 juli 1821 is dat omdat Jan Sieuwerts hervormd is en de katholieke Haverkamp daarom beter bij het ook katholieke gezin Zwaan kan worden ingedeeld. Hij blijft daar wonen tot hij (invnr 1358 scan 25) op 19 december 1827 van de kolonie wordt ontslagen.

Albert Bijleveld, geboren in 1804. Hij is eerst overgeplaatst naar een Leeuwardens gezin en vervolgens ook naar het gezin van Jan Zwaan, en dat is dan weer moeilijk te begrijpen omdat Bijleveld hervormd is. Vermoedelijk is hij dus overgeplaatst omdat de man des huizes Jan Zwaan overleden is en er te weinig mannelijke arbeidskracht in dat huishouden is. Maar qua godsdienst is het een foutje. Zijn ontslag komt ter sprake in een brief van de schout op 5 juni 1824, invnr 69 scan 701 en Albert Bijleveld zal op 28 juni 1824 met ontslag de kolonie verlaten.

Wezen uit De Rijp 1821-1825
De hiervoor genoemde eerste zes wezen worden opgevolgd door andere. Een overzicht van de gedurende de eerste jaren door De Rijp naar de kolonie gezonden wezen, in de volgorde waarin ze aankomen:

Jan Hoek, geboren in 1807, komt als vervanger van Gerrit Akeman in juli 1821 in de kolonie aan en wordt dan voor f 18,30 in de koloniale kleding gehesen. Hij is katholiek en woont bij de weduwe Zwaan. Op 28 juni 1825 wordt hij uit de kolonie ontslagen.

Lijsbeth Akeman, geboren 24 september 1810, komt op 27 juni 1824 aan als vervangster voor Albert Bijleveld. Zij is hervormd en komt in huis bij Jan Sieuwerts en als die vertrokken is (zie verderop) bij een andere huisverzorger. Zij zal de kolonie op 12 maart 1827 met ontslag verlaten.

Jan Brasker, geboren in 1812, komt ook op 27 juni 1824 aan als vervanger van Harmen Bronsdijk. Ook hij komt bij Sieuwert en later bij andere huisverzorgers, waarbij ze hem en zijn broer (zie verderop) wel steeds bij elkaar houden. Hij verlaat, samen met zijn broer, de kolonie met ontslag op 8 oktober 1829.

Vlucht Jan Sieuwerts/Jannetje Boekjes
Op 1 juni 1825 worden de koloniën opnieuw ingedeeld en worden alle hoeves hernummerd en vanaf dat moment zijn stamboeken bewaard gebleven die gescand zijn. De hoeve van het huishouden vol wezen van Jan Sieuwerts en Jannetje Boekjes heeft nu nummer 1 en dat staat op scan 4 van invnr 1358.
De hoeve van de weduwe van Jan Zwaan is nu nummer 75, scan 25 van invnr 1358 (en Lutkenhuis woont al lang niet meer in de vrije koloniën).

Simon Appel, de voorzoon van Jannetje Boekjes en stiefzoon van Jan Sieuwerts, neemt op 16 februari 1825, dus na vijf jaar in Willemsoord en inmiddels 20 of 21 jaar, de benen. Bij de Maatschappij van Weldadigheid heet zoiets dat hij 'deserteert' van de kolonie. Hij zal nimmer meer terugkeren.
Later dat jaar volgt Sieuwerts dat voorbeeld. Blijkbaar vindt hij het niet meer leuk op de kolonie en 4 november 1825, na vijf jaar huisverzorgersschap, gaat ook hij er van door. Jannetje Boekjes staat er dan alleen voor en dan trekt ze zeven maandjes, op 1 juni 1826 verlaat ook zij zonder toestemming te vragen (wat eigenlijk moet) de kolonie.

Blijkbaar doet Klaas de Wit zijn uiterste best ze weer terug te laten keren, maar op 6 september 1826, invnr 81 scan 68, schrijft hij dat Sieuwerts en Boekjes ook 'in het vriendelijke niet te bewegen zijn naar de kolonien terugtekeeren'.

Op de zitting van de kleine raad van 22 juli 1826 worden de op deze hoeve wonende wezen verdeeld over andere gezinnen. De Rijp geeft het dan qua huisverzorgers op, de gemeente stuurt geen nieuwe en de wezen uit De Rijp worden voortaan bij mensen uit andere steden ondergebracht. Feitelijk doet De Rijp daarmee ook afstand van één van haar drie hoeves.


Wezen uit De Rijp 1825-1829
De wezen uit De Rijp die na 1 juni 1825 in de kolonie zijn, kunnen terug gevonden worden in de stamboeken die bewaard gebleven en gescand zijn. De meeste komen in kolonie 3, Willemsoord, invnrs 1358-1363, sommige in kolonie 1, Frederiksoord, invnrs 1346-1351, of in kolonie 2, Wilhelminaoord, invnrs 1352-1357. Als je het eerste adres hebt waar ze wonen, kun je hun hele pad volgen, want in de laatste kolom staat steeds waarheen ze verhuizen.

Cornelis Brasker, geboren in 1809, komt op 26 juli 1825 aan als opvolger van Jan Hoek en komt bij Sieuwerts, kolonie 3 hoeve 1 (waar zijjn broer Jan Brasker dan al woont). Als Sieuwert/Boekjes er van door zijn gegaan, komt hij bij andere huisverzorgers. Hij verlaat, samen met zijn broer, de kolonie met ontslag op 8 oktober 1829.

Johanna Tinkelenberg, geboren in 1818, komt op 4 december 1826 aan in de kolonie Willemsoord en blijft daar wonen bij de huisverzorger Van Marle uit Kampen op hoeve 29 tot ze op 5 maart 1831 met ontslag de kolonie verlaat.

Jacob Bruin, geboren 18 januari 1810, komt op 19 december 1827 aan als vervanger van Albert Haverkamp en wordt ondergebracht bij de weduwe Zwaan, invnr 1358 hoeve 75. Hij zal op 8 oktober 1829 de kolonie met ontslag weer verlaten.

Jan Visser, geboren 31 maart 1814, komt op 12 maart 1828 aan in de kolonie. Hij begint op hoeve 20 van kolonie 3 en hij is de meest succesvolle van alle Rijpse wezen. Hij wordt als kwekeling opgenomen in het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te Wateren, het keurkorps van jongelingen in de kolonie. Zie hier voor meer over het Instituut. Hij staat met kwekelingennummer 62 op folio 2 van het register met invnr 1610 (geen scans). Hij wordt vandaar op 6 maart 1831 ontslagen.

Antje Haverkamp, geboren 1 februari 1815, komt op 16 april 1828 aan en wordt niet bij een gezin ondergebracht, maar in het kindergesticht te Veenhuizen. Daar vertrekt ze al op 17 oktober 1828. Ze is dan pas 13 dus dit betekent dat er familie is die haar in huis wil nemen.

Cornelia van Dort, geboren in 1822, komt op 26 oktober 1828 in de kolonie aan en begint bij Van Marle op hoeve 29 van Willemsoord. Zij zal op 11 maart 1844 van de kolonie deserteren.

Trijntje IJsbag, geboren 26 januari 1819, Geertje IJsbag, geboren 3 mei 1821, en Grietje IJsbag, geboren 3 augustus 1822, komen gedrieën in de kolonie aan op 25 oktober 1829. Ze beginnen bij elkaar op hoeve 70 van Willemsoord, bij de huisverzorger Ragius. Als Grietje 16 is, moet ze zes dagen de strafkamer op de kolonie in, wegens 'verregaande luiheid in de katoenfabriek', zie hier, en lager op diezelfde pagina ook bijlage 1.
Trijntje IJsbag gaat 8 februari 1835 met ontslag, Geertje IJsbag overlijdt op de kolonie op 20 oktober 1835, en Grietje IJsbag verlaat de koloniën met ontslag op 22 juni 1839.
 
Wezen uit De Rijp 1829-1859
Op 27 november 1829 stelt de permanente commissie vast 'Bepalingen nopens de registratie der bestedelingen op bijzonder contract'. Om te beginnen gaat men consciëntieus geboortebewijzen verzamelen zodat men die data zeker weet. En mensen die op contract in de kolonie gevestigd zijn, zoals de kolonisten uit De Rijp, krijgen een B-nummer en worden bijgehouden in een extra stamboek.

Dat stamboek heeft tegenwoordig het invnr 1389 en de uit De Rijp opgenomen kolonisten staan daar op de scans 29 tot en met 31. Daar is verder makkelijker te volgen wie er verder uit De Rijp in de vrije koloniën zijn geweest.

Jan Zwaan, geboren 24 november 1821, en Dirk Zwaan, geboren 19 september 1824, komen samen op 6 maart 1831 aan. Ze beginnen op hoeve 29 van Willemsoord. Dirk Zwaan zal 13 maart 1835 op de kolonie overlijden, Jan Zwaan gaat 27 augustus 1839 met ontslag.

Neeltje Wendel, geboren 4 juli 1827, komt op 27 december 1834 in de kolonie aan, en komt ook op hoeve 29 van Willemsoord. Maar zij overlijdt al snel, op 24 november 1835.

Christianus van Luijt, geboren 27 januari 1827, komt op 4 mei 1835 aan en begint op hoeve 4 van kolonie 1, Frederiksoord. Hij gaat weg met ontslag op 29 februari 1852.

Grietje Hooiboer, geboren 7 november 1825, komt 5 februari 1836 aan en begint op hoeve 2 van Frederiksoord. Zij verlaat de koloniën met ontslag op 14 april 1849.

Jan Christoffel Wendel, geboren 18 juli 1824, komt 6 april 1836 aan in de kolonie. Hij wordt niet in de vrije koloniën geplaatst, maar wordt ondergebracht in het kindergesticht te Veenhuizen. Vandaar neemt hij op 4 april 1845 de benen en ze vinden hem niet meer terug.

Simon Appel, geboren 2 september 1824, komt op 4 oktober 1838 aan, begint op hoeve 18 van Willemsoord en is de enige die héél lang blijft plakken. Hij is al 40 jaar als hij op 9 november 1864 met ontslag vertrekt.

Klaas Bijvoet, geboren 5 september 1823, komt op 30 december 1841 in de kolonie aan en begint op hoeve 28 van Frederiksoord. Hij gaat  11 september 1847 met ontslag weg.

Reijer Band, geboren 18 september 1831, zoon van Jan Band en Dirkje Schuchard, komt 2 maart 1848 aan, begint op hoeve 77 van Frederiksoord en is de enige van de wezen uit De Rijp die zelf kolonist wordt. Hij wordt op 28 april 1856 ontslagen, maar... hij blijft in de huurt wonen. Een paar jaar later trouwt hij met de kolonistendochter Cornelia de Klein. Uit de geboorteakte van hun eerste kind blijkt dat ze wonen in het huttendorp op het Vledderveen, de semi-illegale nederzetting van zelf gebouwde plaggenhutten.
Drie jaar later, op 10 juni 1863, krijgen ze een koloniale hoeve in Frederiksoord, invnr 3000 scan 18. Ze krijgen negen kinderen en als zijn vrouw overleden is, hertrouwt Reijer Band met een andere kolonistendochter, met wie hij nog één kind krijgt.
Reijer Band zal zijn hele leven tot zijn dood in 1914 op de kolonie blijven wonen en profiteert dus ook van de uitstekende oudedagsvoorzieningen die de koloniën bieden.

Jannetje Knol, geboren 22 maart 1842, is op 25 juni 1857 de laatste wees uit De Rijp die aankomt. Zij gaat 28 november 1859 met ontslag.


Volwassen Rijpenaren
Op 21 april 1830 is Marijtje Jans Kramer weduwe Jan Zwaan overleden en vanaf dat moment zijn er geen volwassen Rijpenaren meer op de kolonie. Immers Jan Zwaan is overleden in juli 1822, Elisabeth Kerkhoff, de echtgenote van Zacharias Lutkenhuis is overleden in juni 1824 en Zacharias Lutkenhuis is in mei 1826 weggevlucht.

Er zijn van die twee oorspronkelijke gezinnen alleen nog zeven verweesde kinderen over en de Maatschappij vindt dat het onderhoud daarvan zo veel kost dat De Rijp geen recht heeft weer een verarmd gezin te sturen. Maar geleidelijk worden die kinderen groot en verlaten ze de koloniën.

En als in juni 1844 het laatste lid van de familie Lutkenhuis de koloniën heeft verlaten, mag De Rijp een nieuw gezin sturen. Op 9 augustus 1844, invnr 295 scan 616, laat burgemeester De Wit weten dat hij het gezin van Barend Brugge en Elisabeth Althoff wil sturen. Op 5 september 1844 komen ze aan en betrekken ze hoeve 70 van Willemsoord, invnr 1362 scan 72. De gezinssamenstelling:

Barend Brugge, geboren in 1797, is getrouwd met:
Elisabeth Althoff, geboren in 1814. Hun kinderen:

Klaasje Brugge; geboren 13 mei 1834.
Tekelaar Brugge, geboren 11 januari 1836,
Jurriaan Brugge, geboren 30 april 1838,
Hermanus Brugge, geboren 3 september 1840, en
Catharina Brugge, geboren 27 september 1842. Op de kolonie komt daar nog bij:
Grietje Brugge, geboren 4 februari 1846.

Het wordt geen succes. Al na zeven maanden verliest de familie Brugge de status van vrije kolonistengezin en worden ze gedegradeerd tot arbeidersgezin bij de gestichten te Veenhuizen. Ik zal kijken of er meer over hun vertellen valt en dan maak ik er wel een aparte pagina van.

Dan komt er september 1845 een verzoek binnen van Maartje Zwaan, een dochter van de overleden Rijpse kolonist Jan Zwaan, 'om te mogen huwen met de bestedeling L. Louwers en op de hoeve van hare overledene ouders gevestigd te worden'. Zie daarover bijlage 4 op deze pagina met een brief erover aan de gemeente De Rijp.

Het wordt goed gevonden en op 7 maart 1846 worden Maartje Zwaan en haar echtgenoot Johannes Franciscus Louwers het volgende kolonistengezin van De Rijp. Zie voor meer over het gezin onderaan de pagina over de familie Zwaan.


De scheidslijn 1859
In 1859 neemt de Staat de gestichten te Veenhuizen en Ommerschans over van de Maatschappij van Weldadigheid en runt ze verder als de Rijkswerkinrichtingen Veenhuizen en Ommerschans. De Maatschappij van Weldadigheid behoudt de vrije koloniën Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord en wordt een vereniging met plaatselijke afdelingen. Ik neem aan dat De Rijp dan ook een afdeling heeft.

Een gevolg van de overgang is wel dat het zogenaamd eeuwigdurende contract ineens niet meer bestaat. Er komen dan ook geen weeskinderen uit De Rijp meer in de koloniën. Ik kwam nog wel tegen Pieter Schoenmaker, geboren 2 augustus 1864, die een paar jaar bij koloniale gezinnen wordt ingedeeld op kosten van de Diakenen der N.H. Gemeente te De Rijp. Maar dat is het dan ook wel.

Tot zover de vrije koloniën. Dan de andere:

Ommerschans
Het is helaas niet mogelijk om bij de bedelaars te zoeken op plaats van herkomst. Dus namen van Rijpenaren die in het bedelaarsgesticht op de Ommerschans hebben gezeten, zullen uit de administratie van de gemeente moeten komen, want daar kregen ze de rekening voor het verblijf van een bedelaar.

Er is wel een artsengezin dat korte tijd op de Ommerschans heeft gewoond en dat uit De Rijp komt. Theodorus Anderegg is van 1 juni 1832 tot 1 oktober 1833 heel- en vroedmeester van de Ommerschans en staat op folio 16 van het personeelsregister met invnr 997. De gezinssamenstelling:

Theodorus Anderegg, geboren 1 november 1794, getrouwd met:
Hendrika Elisabeth Kikker, geboren 14 mei 1806. Kinderen:

Margaretha Catharina Elisabeth Anderegg, geboren 21 april 1825,
Theodoor Emanuel Lambert Anderegg, geboren 24 juni 1826,
Geldolf Adriaan Thonias Anderegg, geboren 21 juni 1829, en
Lambert Emanuel Theodorus Anderegg, geboren 31 januari 1831.

In haar proefschrift over de gezondheidszorg in de koloniën, schrijft Miek Roelfsema over hem:

De heel- en vroedmeester Teodorus Anderegg, die Schouten afloste, zorgde evenmin voor stabiliteit, want hij verdween al weer na ruim één jaar. Zijn optreden wekte voortdurend irritatie, wat ook vooral te maken had met de wijze waarop hij de apotheek beheerde. Al snel na het proces-verbaal van overdracht bestelde hij een grote hoeveelheid medicijnen. Hij verklaarde, dat dit middelen waren, die hij doorgaans veel gebruikte en die in de koloniale apotheek ontbraken.
Directeur Van Konijnenburg vertrouwde deze uitleg kennelijk niet. Hij stelde ter voorkoming van eventueel misbruik voor, om voortaan de geneesheren te verplichten het medicijnverbruik bij te houden en bij bestellingen een voorraadlijst in te leveren. Van Konijnenburg’s vermoeden, dat Anderegg er zijn eigen huisapotheek mee vulde, werd bewaarheid. Hij bleek er een uitgebreide particuliere praktijk op na te houden. Ongetwijfeld vergreep hij zich in de apotheek ook aan de voedingsmiddelen.
De directie ergerde zich vooral aan de amicale omgang van deze geneesheer met zijn minderen. Zo zat hij regelmatig borreltjes te drinken met de opziener van het hospitaal. Zodoende zal de door hem bestelde 10 kan (10 liter) brandewijn en 10 kan jenever, dat onder meer gebruikt werd voor bewassingen en  kompressen, ook niet onberoerd zijn gebleven. Temeer, omdat beide heren ook de brutaliteit hadden om de beste paardenharen matrassen en nieuwe wollen dekens van het hospitaal voor eigen gebruik mee naar huis te nemen.
Andereggs vertrek uit Ommerschans begin oktober 1833, na een vergeefse poging om salarisverhoging te krijgen, zal de directie zeker niet als een groot gemis hebben ervaren.


Veenhuizen
Er zaten tussen de eerder genoemde weeskinderen al een paar die in het kindergesticht te Veenhuizen geplaatst werden, maar er zaten ook kinderen uit De Rijp in het kindergesticht die NIET op basis van het contract gekomen waren, maar vanuit de verplichting voor weeshuizen om kinderen naar Veenhuizen te sturen. Opvallend is dat het waarschijnlijk vaak broers en zussen zijn van kinderen die wel op contract geplaatst zijn. Waarom de een wel en de ander niet, kan ik niet verklaren. Het gaat om:

Jan Haverkamp, geboren 18 mei 1812, komt op 19 september 1825 in Veenhuizen aan en vertrekt 22 april 1828 om 'in zeedienst' te gaan.

Maartje Haverkamo, geboren 3 mei 1817, komt 1 november 1826 in Veenhuizen, waar zij op 19 juli 1827 overlijdt.

Arie Klok, geboren 29 november 1818, komt 18 mei 1831 in Verenhuizen aan en vertrekt met ontslag op 9 april 1838.

Bregje Hooiboer, geboren 26 februari 1828, komt 2 april 1835 in Veenhuizen, maar overlijdt al op 12 juli 1835.

Aldus alle mensen die vanuit De Rijp in de koloniën geweest zijn die ik kon achterhalen. Er zullen er meer geweest zijn, maar de grote mep staat hier wel.