Gerrit Reemst is vanaf het begin van het bedelaarsgesticht op de
Ommerschans zaalopziener aldaar. Op 5 september 1822 schrijft
Johannes vd Bosch aan de Permanente Commissie, invnr 62:
Daar de persoon van G: Reemst te Assen voor het oogmerk geschikt is bevonden om hem te employeren; zo heb ik de eer de Permanente Kommissie bij dezen voortestellen gem. Reemst provisioneel aldaar te plaatsen.
Op 24 september 1822 schrijft de adjunct-directeur van
de Ommerschans Hoff in een brief die door Johannes vd Bosch op 27
september wordt doorgezonden aan de permanente commissie, ook
invnr 62:
Door de komst der familie van de Adj. Dir. Honing is nu het getal der opzienders in het groot gebouw reeds aanweezig tot 6 geklommen te weeten Evers, de sergeantmajoors Muller en Mensink, Reemst en de twee jonge kinderen Honing.
Hij wordt als zaalopziener vermeld op een
staat eind december 1822 en het wordt allemaal, na de
proefperiode, bekrachtig in een besluit van de permanente
commissie op 30 januari 1823 met een vaste aanstelling, zie hier. Dat
wordt ook aangetekend in het designatieregister, zie bij nummer
114.
Naar Veenhuizen
Maar een kleine anderhalf jaar later staat de nieuwe kolonie
Veenhuizen in de steigers en dan schrijft de directeur der
koloniën Wouter Visser 20 december 1823 aan de permanente
commissie, invnr 67, over Reemst:
Den ondergetekende dienstig oordelende, dat ook iemand met de werkzaamheden van zaalopziener bekent, naar het gesticht te Veenhuizen wierd overgeplaatst, heeft de vrijheid genomen, deze geemployeerde reeds derwaards te doen vertrekken, en verzoekt alzoo tot die overplaatsing bij deze authorisatie.
Daarmee gaat de permanente commissie akkoord. Ze besluit op 31 december 1823: 'G. Reemst, zaalopziener in de Ommerschans, wordt als zoodanig overgeplaatst in het gesticht te Veenhuizen', zie hier. Daar arriveren vanaf 19 februari 1824 de eerste weeskinderen. En die zijn er nog geen twee maanden of de directeur schrijft, op 11 april 1824, invnr 69, aan de permanente commissie:
Eindelijk ter hare kennis te brengen, dat door ZijnHoogEdGestr. den heere 2e Adsessor provisioneel buiten dienst is gesteld den zaalopziener Reems te Veenhuizen en zulks ten gevolge der bij ZijnHoogEdGestr. ingekomen, en bevestigte beschuldiging van dronkenschap van dezelven, en dat in zijne plaats is gesteld den aldaar reeds vroeger benoemde geëmployeerde Brandt;
ten gevolge daar van neem ik de vrijheid te vragen authorisatie tot het geven van ontslag, uit den dienst der Maatschappij, aan bovengenoemde zaalopziener Reems.
Ontslag
De 2e Adsessor is Johannes van den Bosch. De gevraagde
autorisatie komt op 15 april 1824,per direct want de
permanente commissie wil 'aan de onderscheidene geëmployeerden
van de koloniën voorbeelden stellen van haar grootste ongenoegen
over zoodanige misdragingen' en Gerrit Reemst vliegt eruit, zie hier.
Zeven maanden later is hij weer terug in de koloniën. Hij wordt
op 19 november 1824 het bedelaarsgesticht binnengebracht
door de gemeente Avereest, wat inhoudt dat hij zich waarschijnlijk
zelf heeft aangemeld voor opname. Hij staat in het register
toegang 0137.01 invnr
422 op folio 385 (scannummer 386) met bedelaarsnummer 666.
Nadere gegevens
Genoteerd is dat hij een zoon is van Jan Hendrik Reemst en
Emmetje van de Boer, dat hij op 20 september 1773 is
geboren te Amsterdam, dat hij 5 voet en 7 palm lang is, een 'vol
aangezigt' heeft, met een 'ordinair' (= gewoon) voorhoofd,
'blaauwe oogen', neus: 'dik', ordinaire mond, ronde kin, en bruin
haar en bruine wenkbrauwen.
Als laatste woonplaats wordt genoteerd 'Merkplaats in Braband'.
Daarmee zal worden bedoeld Merksplas in België waar men op het
moment werkt aan de stichting van een bedelaarsgesticht voor de
Zuidelijke Nederlanden (= België). Misschien probeerde hij daar
weer werk bij te vinden. Hij wordt op 14 september 1826
uit het bedelaarsgesticht ontslagen.
Laatste opname
Op 17 maart 1827 is hij er weer. Nu uit Zuidwolde, ook in
de buurt en dus waarschijnlijk wederom een vrijwillige opname. Hij
staat nu in het register toegang 0137.01 invnr
425 met bedelaarsnummer 758 op scannummer 128. Het
signalement is hetzelfde, al wordt nu aangevuld dat hij een
'blozende' gelaatskleur heeft.
Tijdens deze opname valt zijn naam nog even als mogelijke
schrijfhulp voor een gebrekkig schrijvende employé, maar dat wil
de permanente commissie niet, zie onderaan deze
pagina, ze hebben daar een geheugen als een olifant.
Gerrit Reemst overlijdt op de Ommerschans op 3 mei 1831.