De hulp aan de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5 februari 1825: zes gezinnen uit Friesland, waarvan drie na twee jaar weer weg zijn

Het komt maar zelden voor dat ik weet waarom mensen naar de koloniën van weldadigheid gaan. Ja, omdat ze arm zijn, maar wie is dat niet in de negentiende eeuw. Maar dit keer weet ik de specifieke aanleiding dankzij de site van de genealogie Groen; de storm van 4 en 5 februari 1825!


Veenhuizen

De directeur der koloniën is dan net in Veenhuizen en meldt: 'Gedurende mijn verblijf aldaar en wel bepaaldelijk even voor mijn vertrek op gisteren, zijn door de verschrikkelijke stormen verscheidene pannen van het 1e etablissement gewaaid, zoo ook eenige van het 2e en 3e terwijl aan de bijgebouwen en boerenwoningen geen schade was veroor­zaakt; bij mijn retour te Frederiksoord ontving ik het berigt van den Heer Adj. Dir. Harloff dat men ook te Ommerschans diergelijke schade aan de gebou­wen hadt ondervonden.'

Nog veel erger is het in gebieden die aan zee liggen. Kampen schrijft over 'de verschrikkelijke overstroomingen van het zeewater', Amsterdam over 'de rampvollen gebeurtenissen'. En in Friesland schijnt het helemaal erg geweest te zijn.

Aanbod

De Maatschappij van Weldadigheid biedt aan slachtoffers van de watersnood in die provincie huisvesting te bieden als arbeidershuisgezin te Veenhuizen. Daarvan wordt slechts spaarzaam gebruik gemaakt. De gezinnen worden ondergebracht in het derde gesticht. Aan de binnenkant daarvan zijn sinds april 1825 weeskinderen gevestigd, zie dit overzicht, en aan de buitenkant staan nog arbeiderswoninkjes leeg.

Hierbij mijn aantekeningen over hen, waarbij ik gegevens overneem uit:
- het stamboek van het derde gesticht met invnr 1572, en
- de stamboeken van arbeidersgezinnen met de invnrs 1373, 1574, en 1575 (zie bovenaan de pagina hoe de scans van deze en andere invnrs te bereiken).

Bij de hierna te noemen namen en geboortedata dient te worden beseft dat de kolonieadministratie GEEN officiële bron is maar de aantekeningen van een particuliere organisatie die altijd gecheckt moeten worden met officiële bronnen.


Gurbe Klazes van Boven en gezin

Op 23 juni 1825 arriveren twee gezinnen vanuit Oudehaske. Het eerste gezin staat op scan 122 van invnr 1572. Het bestaat uit:

Gurbe Klazes van Boven, volgens de kolonieadministratie geboren 3 juni 1776. Hij is net als de rest van het gezin hervormd. Hij is getrouwd met

● Grietje Lammerts, geboren 25 februari 1781. Het echtpaar heeft twee kinderen bij zich:

● Wypke Gurbes van Boven, geboren 1 juni 1817, en
Yke Gurbes van Boven, geboren 4 juli 1820.

Wisselingen

Na twee jaar, op 1 juni 1827, overlijdt echtgenote Grietje Lammerts.

De klerken hebben een knoeiboel gemaakt van het stamboek, waarbij als woningnummers van het derde gesticht 58, 31, 80 en 56 staan, maar er is bij genoteerd dat het gezin op 22 november 1827 overgaat naar woning nummer 56. Volgens mij moet dat zijn 80.

Vervolgens hertrouwt vader Gurbe Klazes van Boven. Per 29 januari 1828 komt bij hen wonen:

Trijntje Jans van der Groef, geboren 31 oktober 1777 en afkomstig uit Heerenveen.

Het gevolg is dat er, vanuit het wezengesticht, nog een nieuw gezinslid bijkomt:

Jan Pieters de Groef staat met weesnummer 1418 in het register van het derde gesticht met invnr 1572, in het wezenregister 1829-1830 met invnr 1410 en in het wezenregister 1831-1834 met invnr 1411. Volgens die inschijvingen is hij geboren op 10 september 1813 en is hij door Schoterland het kindergesticht binnengebracht op 1 juli 1825.
Hij is daar één keer weggelopen, op 5 juni 1827, waarna hij is teruggebracht op 30 juni 1827. Nu mag hij per 3 februari 1834 de zalen aan de binnenkant van het gesticht verlaten en gaan wonen bij het gezin Van Boven-Van der Groef.

Afloop

In het stamboek met invnr 1573 is weer gerommel in de marge waarbij woningnummer 80 is doorgestreept en vervangen door 72, en in het stamboek met invnr 1574 is 72 weer doorgestreept en vervangen door 100. Het zal allemaal wel. Duidelijker is dat in dit invnr de koloniale carrière ten einde loopt:

■ Jan Pieters de Groef keert per 28 februari 1838 niet terug van een verlof.

■ Wypke Gurbes van Boven en Yke Gurbes van Boven krijgen allebei drie maanden 'Groot Verlof' om een baantje te zoeken en als ze daar niet van terugkeren worden ze per 31 juli 1841 formeel ontslagen.

■ Gurbe Klazes van Boven overlijdt te Veenhuizen op 11 februari 1844.

■ De 'weduwe Van Boven', oftewel Trijntje Jans van der Groef, overlijdt als laatst overgebleven lid van het huishouden te Veenhuizen op 8 september 1846.

Beerend Hylkes de Jong en gezin

Het andere gezin dat op 23 juni 1825 vanuit Oudehaske aankomt staat ook op scan 122 van het stamboek van het derde gesticht met invnr 1572. Volgens die inschrijving wonen ze eerst in woning nummer 60 en daarna in woning nummer 29 van het derde gesticht. Het gezin bestaat uit:

Beerend Hylkes de Jong, volgens de kolonieadministratie geboren 9 november 1784. Hij is evenals de rest van het gezin hervormd en hij is getrouwd met:

Grietje Klazes Hoedt, geboren 15 juli 1785. Het echtpaar heeft de volgende kinderen bij zich:

Klaas Berends de Jong, geboren 15 juni 1808,
Margje Beerends de Jong, geboren 13 oktober 1811,
Hilligjen Beerends de Jong, geboren 18 april 1813,
Hylke Beerends de Jong, geboren 27 september 1815,
Annigje Beerends de Jong, geboren 26 juli 1817, en
Roelof Beerends de Jong, geboren 21 juli 1822, maar hij overlijdt 20 oktober 1826.

Gestadige twist

Op 20 november 1825 schrijft de directeur der koloniën, invnr 70:

'Voorts vind ik mij in de onaangename verpligting ter kennis van de Permanente Komm. te brengen dat de arbeiders-kolonist B.H. de Jong van het 2e et. te Veenhuizen jl. maandagnagt is gedeserteerd, agterlatende zijne vrouw en kinderen;
volgens berigt van den Heer Adj. Direkteur Drijber, leefde hij met zijn huisgezin in gestadige twist en is dit alleen de oorzaak zijner desertie.'

Waarom hij schrijft '2e etablissement' snap ik niet, in het stamboek staat '3e'. Als desertiedatum is genoteerd 13 november 1825, maar Beerend Hylkes de Jong is weer terug op 3 december 1825. Daarna zitten ze het nog anderhalf jaar uit, maar op 20 juli 1827 vertrekt het hele gezin met ontslag uit Veenhuizen. Dat is drie dagen later dan de volgende:

Piebe Rinzes Visser en gezin

Op 30 juni 1825 arriveert een gezin uit Oudega. Ze staan op scan 123 van het register van het derde gesticht met invnr 1572 als bewoners van woning 62 of 27. Het gezin bestaat uit:

Piebe Rinzes Visser, geboren 17 januari 1798. Hij is net als de rest van het gezin hervormd en hij is getrouwd met

Sijtske Sybrens Sijtsma, geboren 1 augustus 1802. Het echtpaar heeft twee kinderen bij zich:

Renze Visser, geboren 5 mei 1821, en
Aaltje Visser, geboren 20 januari 1824.

Het lijkt hun niet te bevallen in Veenhuizen. Eerst zijn ze met z'n allen 'van verlof achtergebleven' op 20 augustus 1826. Daarvan keren ze pas terug op 4 november 1826. Maar vervolgens vertekken ze met ontslag op 17 juli 1827. Dat is vier dagen later dan de volgende:

Jacob Lammerts Sloothaak en gezin

Op 2 juli 1825 arriveert een gezin uit St Johannesga. In het register van het derde gesticht met invnr 1572 op scan 123 als bewoners van woning 63 of 26. Het gaat om:

Jacob Lammerts Sloothaak, geboren 20 januari 1774. Hij is rooms-katholiek, maar de rest van het gezin hervormd. Hij is getrouwd met

Elsje van der Heide, geboren 12 april 1784. Ze hebben drie kinderen bij zich:

Lammert Jacobs Sloothaak, geboren 16 juni 1814,
Harmen Jacobs Sloothaak, geboren 3 november 1816, en
Hilligjen Jacobs Sloothaak, geboren 20 november 1820.

Dit is de kortste koloniale carrière van allemaal. Ze verlaten Veenhuizen met ontslag op 13 juli 1827. Dat wekt het chagrijn van de Grietman en Assesoren van Schoterland, want daarbij klopt de familie al snel aan voor steun. Het Schoterlandse bestuur vraagt 11 augustus 1827 aan de Maatschappij van Weldadigheid om toestemming de Sloothaaks weer naar de kolonie te sturen, zie invnr 86 de scans 520-521. Maar voor die toestemming zullen ze toch echt op een volgende watersnoodramp moeten wachten.


Vele maanden na de eerstelingen, op 21 september 1825, komt de gouverneur van Friesland nog met twee gezinnen aanzetten. De brief bevindt zich in invnr 75 scan 886 en de transcriptie staat op de in het begin van de pagina genoemde site:

'De Heer Grietman van Schoterland heeft aan mij te kennen gegeven, dat twee huisgezinnen in die Grietenij te weten dat van zekeren Klaas Roelofs Oostwoud en dat van eenen Harmen IJkes Groen van het dorp Rottum door den watervloed zonder woning geraakt, en nog meer in het ongeluk vervallen, bij nadere overweging ook nu nog gaarne zouden verlangen om, overeenkomstig het door Uweledelgestelde bij een brief van den 15 February 1825, Nr 986 gedane aanbod in de etablissementen der Maatschappij der Weldadigheid te Veenhuizen toegelaten en gevestigd te mogen worden.
Ofschoon en sedert dat het voormelde edelmoedig door Uweledelgestelde gedaan is bereids een aanmerkelijke tijd verloopen is, heb ik echter geene zwarigheid gevonden het boven gedachte  verzoek ter kennis van Uweledelgestelde te brengen, en daarbij tevens aan verder aan te bieden eene lijst of tabel waar op de nadere renseignementen aangaande de bedoelde personen gevonden worden.
Ik heb voor deze meededeling van het verzoek te minder zwarigheid gevonden omdat van het ter plaatsing  aangeboden getal van twintig huis gezinnen tot hiertoe slechts vier vermeld zijn gevonden.'

Designatie

De Maatschappij accepteert de voordracht op 27 september 1825 en meldt dat de gezinnen meteen mogen komen, zie het designatieregister bij nummer 35.

De twee gezinnen komen zaterdag 22 oktober 1825 aan in Veenhuizen en ook zij worden ondergebracht in het derde gesticht. Het worden twee verschillende koloniale carrières: bij de familie Groen vrij rustig en bij de familie Oostwoud het ene gedonder na het andere. Eerst de laatstgenoemde:

Klaas Roelofs Oostwoud en gezin

We vinden de familie op scan 125 van het stamboek van het derde gesticht met invnr 1572. Vanaf daar neem ik de gezinsgegevens over met de eerder genoemde kanttekening

● Klaas Roelofs Oostwoud is volgens de kolonieadministratie geboren op 4 oktober 1785, Hij is net als de rest van het gezin hervormd. Als plaats van herkomst wordt genoemd Rottum en hij is getrouwd met:

Joukjen Jelles Veenstra, geboren 12 september 1793. Het echtpaar heeft de volgende kinderen bij zich:

Roelof Klazes Oostwoud, geboren 8 november 1812,
Jelle Klazes Oostwoud, geboren 7 maart 1815, en
Wokke Klazes Oostwoud, geboren 21 april 1825.

Aangetekend is dat ze eerst in woning 69 wonen en per 22 november 1827 naar woning nummer 73 gaan.

Stamboek invnr 1573

Daar wonen ze ook als er per 1 januari 1830 een stamboek van arbeidershuisgezinnen is aangelegd, invnr 1573 (achterin zit een register). Daar is gezinsuitbreiding genoteerd:

Antonetta Oostwoud, geboren 16 juni 1830, en
Jan Oostwoud, geboren 11 augustus 1834.

Maar wat er van onderen bijkomt gaat er van boven weer af:

Roelof Klazes Oostwoud gaat op 30 maart 1831 in militaire dienst, en
Jelle Klazes Oostwoud op 1 mei 1835.

Een duif en een mes

De eerste keer dat het gezin met de raad van rucht voor arbeidershuisgezinnen te maken heeft is dan al achter de rug. Op de zitting van 25 februari 1830 gaat het over 'eene oneenigheid' of 'krakeel' tussen Klaas Roelofs en mede-arbeider Gerrit Brouwer(s) uit Den Haag. Laatstgenoemd had een duif gevangen die volgens Klaas Roelofs van hem was, maar die Brouwer hem niet gaf.

Als Oostwoud in het huis van Brouwer verhaal gaat halen, is er sprake van dat er ook een mes getrokken wordt, maar dat blijkt een misverstand. Het geheel wordt ook beschreven op pagina 114-115 van De strafkolonie en alhoewel het 'onderling kijven' verboden is, zie artikel 2b van het reglement, volgt er geen straf.

Hoeveknegt

In het stamboek van arbeidersgezinnen met invnr 1574 wonen ze nog steeds in woning 73. Aangetekend wordt dat zoon Roelof Klazes Oostwoud op 29 oktober 1836 terugkeert uit de militaire dienst. Maar op 1 augustus 1838 loopt hij van de kolonie weg en hij keert niet meer terug.

Op de zitting van de tuchtraad van 10 december 1838 blijkt dat Klaas Roelofs Oostwoud werkt als 'hoeveknegt'. Dat wil zeggen dat hij arbeid verricht op een van de grote boerderijen op het terrein van Veenhuizen. Maar er blijkt ook dat zich bij de directie de nodige irritatie over hem heeft opgebouwd.

Aller vuilste

Zo wordt gesteld dat hij 'sedert meer dan twee jaren zich aan onderscheidene ontvreemdingen heeft schuldig gemaakt', al wordt in één adem gezegd dat daarvoor nooit bewijs is gevonden. Alleen nu is hij 'op het ontvreemden van wortelen uit de kuilen in de koloniale Tuin aanwezig, betrapt geworden'.

Omdat bovendien 'het huisgezin van Oostwoud kan geacht worden het aller vuilste ja liederlijkste huisgezin van het Gesticht te zijn', wil de tuchtraad hen voor onbepaalde tijd verbannen naar de strafkolonie op de Ommerschans. De permanente commissie gaat daar mee akkoord en volgens dit overzicht komen ze daar aan op 17 januari 1839.

Terug in Veenhuizen

De detentie duurt 21 maanden. Op 10 oktober 1840 mogen ze terug naar Veenhuizen. Ze staan weer in het stamboek met invnr 1574 maar nu een folio eerder. Ze wonen nu in woning nummer 66 van het derde gesticht.

Blijkbaar worden Klaas Roelofs Oostwoud wel belangrijke taken binnen de landbouw toevertrouwd. Zo moet hij in 1843 vier koeien van de Ommerschans naar Veenhuizen drijven. Koeien worden altijd vetgemest op de Ommerschans en naar Veenhuizen gebracht als ze geconsumeerd gaan worden.

Dode koe

Maar tijdens deze reis overlijdt een van die koeien en de tuchtraad buigt zich op haar zitting van 28 juli 1843 over de vraag of Klaas Roelofs daar schuld aan heeft. De zitting wordt beschreven op pagina 261 van De strafkolonie en wat opvalt is dat de koeiendrijver zich zeer goed heeft voorbereid.

Hij heeft schriftelijke verklaringen verzameld. Van twee schaapherders die het konvooi gezien hebben en van een veearts die de koe geschouwd heeft. Dankzij die verklaringen komt Klaas Roelofs Oostwoud er zonder straf vanaf.

Weer strafkolonie

Op 9 september 1845 overlijdt echtgenote Joukjen Jelles Veenstra, bijna 52 jaar oud.

In 1847 is er weer een akkefietje, maar die tuchtraadzitting heb ik niet gezien. Het resultaat is echter dat de weduwnaar Oostwoud met de drie nog thuiswonende kinderen opnieuw naar de strafkolonie verbannen wordt. Volgens dit overzicht komen ze daar op 4 juni 1847 aan.

Op de Ommerschans gebeurt blijkbaar ook iets, want op 1 november 1847 wordt Klaas Roelofs Oostwoud overgegeven aan de rechtbank. Hij overlijdt vervolgens 12 december 1847 in de gevangenis.

Verweesd

Wat is dan het lot van de nu verweesde kinderen Wokke Klazes Oostwoud, 22 jaar, Antonetta Oostwoud, 17 jaar, en Jan Oostwoud, 13 jaar?

Het stamboek van de strafkolonisten meldt dat zij worden 'ondergebracht bij de wezen in Veenhuizen 16 februari 1848'. Maar dat geloof ik niet, want in de stamboeken van weeskinderen staan ze niet. Wie dat wil controleren kan op deze pagina terecht.

Terug in Veenhuizen-2

Ze staan wél in het stamboek van arbeidersgezinnen met invnr 1575 als 'de kinderen Oostwoud'. Met de aantekening Veenhuizen-1, wat dan het enige kindergesticht is en verder: 'De kinderen Oostwoud uit de strafkolonie den 16 febr 1848. Behooren onder de gedetacheerden van Veenhuizen 1'.

Hier kom ik niet uit. Zitten ze nu op de zalen bij de andere weeskinderen en staan ze alleen om administratieve redenen bij de arbeidersgezinnen of vormen ze met z'n drieën een eigen huishouding?

Hoe dan ook duurt het niet lang. Wokke Klazes vertrekt om te 'gaan dienen' op 4 april 1850, maar ze keert weer terug op 23 september 1850. Het volgende jaar overlijdt Antonetta Oostwoud op 2 mei 1851, bijna 21 jaar oud.

Derde keer strafkolonie

Vervolgens heeft Wokke Klazes Oostwoud iets uitgehaald. Wat het is zou ik echt niet weten, want van het jaar 1851 heb ik geen enkele tuchtzitting omdat de index op dat jaar niet bewaard is gebleven. Mensen die het per se willen weten zullen zo'n dertig volle dozen moeten doorbladeren. Het resultaat is echter dat ze, voor de derde keer in haar leven, naar de strafkolonie op de Ommerschans gaat.

Blijkens dit overzicht komt ze daar op 9 augustus 1851 aan. Ze wordt tien maanden vastgehouden en vandaar trekt ze op 25 juni 1852 de wijde wereld in. Dat gaat niet zo goed, want op 29 januari 1853 komt ze het bedelaarsgesticht op de Ommerschans binnen. Vanuit Assen, dus waarschijnlijk een vrijwillige opname.

Bedelaar-1

De bedelaarsregisters zijn te bereiken door op http://alledrenten.nl/scans te kiezen voor ''Rijkswerkinrichtingen Veenhuizen/Ommerschans'. Ze staat in invnr 438 met bedelaarsnummer 3636. De geboortedatum klopt, 21 april 1825, maar haar achternaam wordt gespeld als Oostwold en ze zou zijn geboren in 'Knijpen', waarmee De Knijpe of De Knipe bij Heerenveen bedoeld zal zijn. Ze gaat 1 april 1856 met ontslag.

Maar 21 juni 1856 is ze er weer, opnieuw vanuit Assen, invnr 437 bedelaarsnummer 1158. Nu is er een signalement gemaakt: ze is lang 1 meter 61, ze heeft een 'rond aangezigt', haar haar is 'blond en grijs', haar ogen zijn 'blaauw', haar neus is 'groot', evenals haar mond, haar kin is 'rond' en ze heeft geen 'merkbare teekenen'. Ze wordt op 21 maart 1857 ontslagen en keert dan niet meer terug in de bedelaarsgestichten.

Bedelaar-2

De na het vertrek van zijn zussen alleen achtergebleven Jan Oostwoud gaat op 1 mei 1858 met drie maanden verlof naar Zuidlaren. Zo'n 'Groot Verlof' is bedoeld om een baan te zoeken, zie de regeling. Maar het lukt niet, hij is op 22 juli 1858 weer terug. Helaas heeft iedereen vergeten op te schrijven wanneer hij dan wel weg gaat.

Ik weet niet helemaal zeker of hij dezelfde is als de Jan Klaas Oostwoud die als bedelaar binnenkomt vanuit Amsterdam op 24 februari 1861, invnr 438, bedelaarsnummer 3856. De geboortedatum klopt, 11 augustus 1834, maar de geboorteplaats Heerenveen niet, dat moet Veenhuizen zijn. Hij is lang 1 meter 72, hij heeft een 'vol aangezigt', blond haar, bruine ogen, zijn neus is dik, zijn mond gewoon, zijn kin rond en hij heeft een kaal hoofd.

Hij wordt 6 december 1861 overgeplaatst naar Veenhuizen. De inschrijving loopt door in invnr 441, waar ze beginnen te hannessen met zijn geboortedatum door hem verkeerd over te schrijven (nu ineens 11 april 1834). Er is genoteerd dat hij 24 april 1863 wordt ontslagen. Hij is er weer op 13 juli 1853, vanuit Zwolle, invnr 441 bedelaarsnummer 3239, 7 augustus 1863 overgeplaatst naar Veenhuizen en - volgens invnr 292 - ontslagen 6 april 1866.

Derde keer is invnr 293 bedelaarsnummer 5785, aankomst 5 juni 1866 vanuit Alkmaar, ontslag 5 juni 1869. Daarna vind ik nergens meer Oostwouds in de kolonieadministratie.


Harmen Ykes Groen en gezin

In tegenstelling tot de tuchtraad frequenterende Oostwoud, komt de familie Groen slechts één keertje met het koloniale tuchtrecht in aanraking. Op de zitting van de raad van tucht voor weeskinderen bij het derde gesticht van 29 december 1830 wordt gemeld dat de vrouw van Groen en een andere arbeidersvrouw kledingstukken van weeskinderen hebben ontvangen in ruil voor 'een bord met gekookte aardappelen met zout'.

Vrouw Groen is 'door ongesteldheid verhinderd' de zitting bij te wonen, maar aangekondigd wordt dat de raad van tucht voor arbeidersgezinnen de zaak verder zal onderzoeken. Het verslag van die zitting is echter helaas niet bewaard gebleven (of nog niet teruggevonden). Verder kom ik ze niet tegen, maar ik heb natuurlijk van lang niet alle tuchtzittingen transcripties.

Gezinssamenstelling

We moeten het dus doen met de inschrijvingen in de stamboeken (zie eerder op de pagina), Ze staan op scan 126 van invnr 1572 en qua gegevens geldt het voorbehoud dat ik eerder maakte:

● Harmen Ykes Groen is volgens de kolonieadministratie geboren op 17 februari 1778. Hij is net als de rest van het gezin hervormd. Hij is getrouwd met:

Sjoerdje Binnes de Vries, volgens de kolonieadministratie geboren op 17 februari 1791, wat mij heel toevallig lijkt want dan zijn man en vrouw op dezelfde dag jarig. Het echtpaar heeft de volgende kinderen bij zich:

● Trijntje Harmens Groen, geboren 26 november 1815, en
● Binne Harmens Groen, geboren 28 mei 1821.

Daar komen op de kolonie bij:

● Eekes Harmens Groen, geboren 11 mei 1828, maar die overlijdt al op 10 augustus 1828, en
● Yke Bruines(??) Groen, geboren 2 juli 1829.

Leegloop

Het gezin begint (dus op 22 oktober 1825) in woning 70 van het derde gesticht en verhuist per 22 november 1827 naar woning nummer 89.

Trijntje Harmens Groen heeft blijkbaar verlof gekregen want ze is daarna 'van verlof achtergebleven 30 april 1837' en keert niet meer terug op de kolonie.

Binne Harmens Groen gaat met ontslag 'als dienstbaar' op 11 juli 1840.

Yke Bruines Groen vertrekt om 'te gaan dienen' op 20 september 1843, maar dat lijkt me extreem jong om op eigen benen te staan, dus ik denk dat ergens familie is die zich over hem ontfermt.

Laatsten

Zodat per laatstgenoemde datum het huis leeg is en de ouders alleen achterblijven.

Vader Harmen Ykes Groen overlijdt op 27 januari 1849. Een paar maanden later, op 28 april 1849 verlaat echtgenote Sjoerdje Binnes de Vries met ontslag Veenhuizen en de koloniën. Waarnaartoe staat er niet bij, maar het zal hoogstwaarschijnlijk naar een van de kinderen zijn.