Hoedenmaker
Het begint ermee dat op 13 maart 1822, invnr 60, de
kassier van de Maatschappij van Weldadigheid, Petrus Ameshoff, aan
de permanente commissie schrijft:
WelEdele Heeren!
Overtuigd van uwe vriendschappelijke gezindheid jegens mij, durf ik de vrijheid nemen u te verzoeken de plaatsing tegen aan aanstaande zomer van het huisgezin van Jan Noorberg, bestaande uit den man oud 39 jaar, zijne vrouw, en drie kinderen.
Deze lieden zijn mij sedert eenige jaar zeer gunstig bekend, voor naarstige en brave lieden.
De man is een knap hoedenmaker en ik zoude zeer gaarne hem te gemoet willen komen, in het opzetten eener hoedenfabriek.
De vrouw is zeer kundig met den naald.
Overigens hunne mij bekende vlijtigheid, doet mij alles goede verwachten, en ik houde mij verzekert dat door het plaatsen dezer lieden, de Maatschappij bevoordeeld worden.
Geen drangredenen zal ik verder te berde brengen, om UWE mijn verzoek smakelijk voortestellen.
Slechts dat ik mij ten hoogste verplicht zal rekenen wanneer UWE mijn verzoek kunt toestaan.
Voedster
In een latere brief (zie onder) noemt Ameshoff de echtgenote van
Noordberg 'de braven voedster van mijn zoon'.
De permanente commissie wil haar ijverige kassier wel tegemoet
komen. Voor haar eigen rekening, 'uit het Fonds ter beschikking
van de Commissie van Weldadigheid', wordt het gezin geplaatst in
de kolonie. Ze staan genoteerd als afkomstig uit Amsterdam.
Ze komen aan op 3 november 1822 en in invnr 1370 bevindt
zich een aankomststaat. Daarvan zijn geen scans, dus we moeten het
doen met mijn gebrekkige fotootje:
Ze worden gehuisvest in hoeve 54 van wat dan kolonie 6 heet,
Willemsoord-Steggerda. Uit die periode zijn geen stamboeken
bewaard gebleven, dus ik neem de gezinsgegevens over van de
hierboven afgedrukte aankomststaat, met de kanttekening dat het
zeer de vraag is of de genoemde geboortedata kloppen:
Gezinssamenstelling
● Johan Olhof Noordberg is volgens die staat geboren 29
september 1782. Hij is getrouwd met
● Anna Maria Heerbels, geboren 12 mei 1783. Bij
aankomst hebben ze de volgende kinderen bij zich:
● Petronella Suzanna Noordberg, geboren 31 mei 1812,
● Margrita Loisa Noordberg, ook geboren 31 mei 1812,
een tweeling dus, en
● Wilhelma Maria Noordberg, geboren 31 augustus 1816.
De vrouw bezat het meeste verstand
Bijzonderheden over hun verblijf in de kolonie zijn mij niet
bekend. Maar op 11 februari 1824, invnr 68, schrijft
Ameshoff aan de permanente commissie:
Het huisgezin van J. Noorberg door UWE op mijn verzoek geplaatst in de kolonie onzer Maatschappij, waarvoor UWE nogmaals mijne dank betuige; heeft het ongeluk gehad de vrouw te verliezen, en daardoor is hetzelve geheel buiten staat om langer in de kolonie het noodige onderhoud te vinden.
De vrouw toch bezat het meeste verstand, en zonder haar is het daarzijn van Noorberg daar langer onmogelijk; hetgeen mij bij onderzoek, en mondeling onderhoude gebleken is waarheid te zijn.
Doch nu is de vraag welke geldelijke opoffering ik zou moeten doen, om den echtgenoot van den braven voedster van mijn zoon weder in de groote maatschappij terug te doen keeren. Op welke wijze kan zulks zonder de belangens onzer Maatschappij te kort te doen, best geschieden.
Van uwe vriendschappelijke welwillendheid overtuigd. durve ik mij vleijen, UWE in dit geval mij doen besten raad en hulp niet ontzeggen zult, en kan daarom mij voorloopig in de spoedige beantwoording dezer vragen en opgaven verheugen.
Eenvoudig ontslag
Normaliter moet degene die iemand in de kolonie plaatst,
opdraaien voor eventuele schulden die een kolonist tijdens zijn
verblijf in de kolonie gemaakt heeft. Dat wil de permanente
commissie blijkbaar Ameshoff niet aandoen, want op 25 februari
1825, ook invnr 68, schrijft Ameshoff:
Ontvange mijne dankbetuiging voor uwe vriendelijke medewerking om J. Noorberg eenvoudig te ontslaan.
Ik herken daarin een nieuw bewijs uwer vriendschap.