Het verschrikkelijk tragische lot van het weesmeisje Elisabeth Nacht, door de permanente commissie geofferd op het altaar van fatsoen

De gebeurtenissen rond het weesmeisje Elisabeth Nacht staan beschreven in De kinderkolonie op de pagina's 342-347. Hieronder staan de volledige transcripties van alle stukken die voor dat gedeelte van het boek gebruikt zijn.

Hoofdrolspeler 1: Elisabeth Nacht
● Elisabeth Nacht heeft weesnummer 571 in het register van weeskinderen met invnr 1412 en staat op scan 116 (zie helemaal bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn). In dat register is niet aangetekend of zij wees is of vondeling, maar gezien haar achternaam vermoed ik het laatste. Vondelingen worden wel vaker genoemd naar het tijdstip waarop zij gevonden zijn.

Dat wordt bevestigd door het archief van de Inrichting voor Stadsbestedelingen te Amsterdam. Het 'inneemboek', Amsterdams Stadsarchief, toegang 344 invnr 386 scan 100, meldt op woensdag 7 juli 1830: 'des avonds ter elf uren gevonden op de Leijdsegracht tusschen de Keizers en de Prinsengracht voor het huis No 18, een kind van het vrouwelijk geslacht oud na gissing 6 weken, zal volgens berigt gereformeerd worden gedoopt, en den naam ontvangen van Elisabeth Nacht'.

De geboortedatum in het register van Veenhuizense weeskinderen, 26 mei 1830, is dus een schatting. Ze wordt op de gebruikelijke leeftijd naar Veenhuizen overgebracht en komt daar op 22 mei 1837 aan. De jaren erna komt ze een paar keer voor in de post van de permanente commissie, maar dat heeft allemaal niet zo veel om het lijf en geeft niet veel informatie over haar verblijf in Veenhuizen:

▪ Invnr 184 scan 565 bevestigt haar aankomst en geeft aan dat zij is gevestigd in het eerste etablissement in Veenhuizen, waar ze gedurende haar hele verblijf zal wonen.

▪ Invnr 201 scan 316 meldt dat zij in november 1838 niet invalide is, de dag besteedt door naar school te gaan en per 1 oktober 1838 ƒ 2,33 schuld op kleding heeft.

▪ Invnr 233 scan 4 noemt Elisabeth als een van de stadsbestedelingen voor wie in juli 1840 vanuit Amsterdam is gevraagd of ze met verlof een keer naar Amsterdam kunnen komen, maar
▪ invnr 234 scan 122 meldt dat de dan 10-jarige Elisabeth behoort tot de 'Stadsbestedelingen van Amsterdam voor de welke 14 dagen verlof is aangevraagd, doch niet in het bezit zijn van rijsgeld, en ook te jong om met verlof te kunnen worden gezonden'. We mogen aannemen dat de reis dus niet doorgaat.

▪ Invnr 263 scan 369 staat ze in de zomer van 1842 opnieuw op een lijst van kinderen voor wie Amsterdam verlof heeft aangevraagd. Het is onbekend of dat nu wel is doorgegaan.

▪ Invnr 324 scan 201 geeft aan dat er in juli 1846 opnieuw een verzoek ligt voor verlof en dit keer gaat het zeker door:
▪ Invnr 324 scan 196 meldt dat Elisabeth op 21 augustus 1846 'voor 3 weken met verlof vertrokken' is.

Uit het verdere verhaal zal blijken dat zij op het eind van haar verblijf werkzaam is als 'keukenmeid', dus een van degenen die verantwoordelijk zijn voor de warme maaltijd op de zaal.


Hoofdrolspeler 2: Nicolaas Beun
Dan is het 1850 en volgt de kwestie waar het hier om gaat. Die begint met een brief dd 9 maart 1850 door de kolonist Nicolaas Beun aan de permanente commissie.

Nicolaas Beun - zie over zijn familie deze pagina - is als jongste van een gezin met 9 kinderen geboren op 3 februari 1819 en op 19 juli 1821 met zijn ouders in Wilhelminaoord aangekomen.
Hij is 3 december 1843 getrouwd met Dirkje Kreemer en toen als opvolger van zijn ouders geplaatst als kolonist op hoeve 47 van Wilhelminaoord. Maar zijn echtgenote is 5 december 1848 in het kraambed overleden. Nicolaas wil hertrouwen en heeft blijkens onderstaande brief Elisabeth Nacht ten huwelijk gevraagd en zij heeft toegestemd. Zijn brief bevindt zich in invnr 668 bij 16 april 1850 N5 en luidt:

Frederiks Oord 9 Maart 1850

Aan de Permanente Commissie Der Maatschappij van Weldadigheid te ’S Hage   

Wel Edele Heeren!

    Toen ik Zes Jaren geleden met de overschrijving der hoeve mijner ouders bij het aangaan van een huwelijk met Dirkje Cremer door UW: begunstigd werd en gemelde mijne Ouders bij mij ter woon inbleven, koesterde ik de hoop met mijne vrouw alle pogingen aan te wenden ten einde de verzorging dezer brave oude lieden met kinderlijke liefde te volvoeren, dan hoogst werd deze hoop voor mij verijdeld toen ik voor ruim veertien maanden geleden het ongeluk reeds had mijne vrouw welke tot het volvoeren dezen haar toevertrouwde pligt zich zoo zeer beijverde, in het kraambedde door den dood te verliezen, mij nog, benevens dit kraamkindje thans veertien maanden twee de moederlijke zorg zoo zeer behoevende kinderen waarvan het oudste nu Vijf Jaren oud, achterliet.-

    Hierbij  u in aanmerking nemende de ziekelijken toestand mijner 74 Jarige moeder en mijne zorg behoevenden Vader van nagenoeg denzelfden ouderdom, ontstaat voor mij dringende behoefte een tweede huwelijk aan te gaan.-

    Sedert eenigen tijd ben ik in kennis gekomen met Elisabeth Nagt, oud 21 Jaren wonende op het 1e Gesticht te Veenhuizen, op wien mijne keuze is gevallen; deszelfs onberispelijk gedrag, braaf en kinderlievend karakter, geeft mij de overtuiging de plaats te kunnen vervullen waartoe zij zich bereid verklaard, welke een kind zijne ouders en eene moeder deszelfs kinderen verschuldigd is.

    Ik wende mij alzoo nederig en eerbiedig tot UW:e:d: met het verzoek om de toestemming tot het aangaan van een tweede huwelijk met genoemde Elisabeth Nagt goedgunstig te willen verleenen welke weldaad door ons ten aller tijde dankbaar zal worden erkend en de aanhoudende pogingen tot gezellig verkeer als liefderijke bejegeningen wederzijds te geven hiervan steeds het bewijs zal kenmerken.-

Met de meeste hoogachting heb ik de Eer onderdanig te zijn
Wel Edele Heeren
Uw: Ed: gehoorzame Dienaar
Nicolaas Beun

De directeur gaat dwarsliggen
De brief komt 19 maart 1850 op de agenda van de permanente commissie en die besluit de brief voor advies door te sturen naar de directeur der koloniën, invnr 665 bij 19 maart 1850 N5. De directeur reageert met een brief dd 3 april 1850 met nummer N896, die zich bevindt bij invnr 668 bij 16 april 1850 N5, en die luidt:

Frederiksoord, 3 April 1850

    Ter voldoening aan de Marginale van den 19 Maart JL. N5, heb ik de eer UWHEdG op het teruggaande verzoekschrift, na de beide belanghebbenden daarover te hebben gehoord, te berigten, dat de weduwnaar Nicolaas Beun, een gewoon kolonist, 31 jaren oud is, 3 kinderen heeft, waarvan het jongste bij zijnen zwager den tegenwoordigen Zaalopziener Elsing te Veenhuizen is en bovendien zijne beide ouders bij zich ingedeeld heeft en dat mij, daarom, een huwelijk van denzelven, met het jeugdige meisje de bestedeling Elisabeth Nacht N. 571, van nog geen 20 jaren oud, ganschelijk ongeraden voorkomt.

    Het is waar, op het gedrag van Beun valt niets nadeeligs aan te merken, als zijnde hij een goed werkman en ook een goed mensch; terwijl zij, een oppassend net meisje mag genoemd worden, met wie hij kennis gemaakt heeft bij zijnen zwager te Veenhuizen, doch ik kan mij niet ontveinzen, dat zulk eene ongelijkheid van jaren met zoo weinig ondervinding als zulk een kind heeft, bij zoo veel zorg, als waarin zij zich zou begeven, aan hare zijde zulk een huwelijk ongeraden doet zijn, hetgeen ik haar en hem met allen ernst heb voorgehouden, doch, zoo het scheen, geheel vruchteloos.

    Hier komt nog bij, dat zij geene bloedverwanten of vrienden heeft, die haar bij het ophanden ontslag aan eene plaatsing zouden kunnen helpen, die zij echter hier in de nabuurschap ook wel zou kunnen bekomen, indien zij zulks slechts verlangde.

    Ik zou dus, onder verbetering, van oordeel wezen, dat al het mogelijke moest worden aangewend, om zoodanig huwelijk met kracht te keer te gaan, althans wanneer hare besteders hierover mede zoo denken mogten en zal intusschen trachten het verkeer dier beiden tegen te gaan.

De Directeur der koloniën
J. van Konijnenburg

En dus gaat het niet door.
Over die zwager van Beun hebben we het straks, maar voor het moment is belangrijk dat de directeur een huwelijk helemaal niet ziet zitten. Ondanks alle positieve dingen die hij over Nicolaas Beun en Elisabeth Nacht te melden heeft, 'een goed mensch', 'oppassend net meisje' enzv!
De permanente commissie richt zich altijd naar de machtigste stem en naar aanleiding van de brief van de directeur neemt zij op 16 april 1850 bij agendapunt N5, invnr 668, het volgende besluit:

’s Gravenhage, den 16 April 1850

DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID

Gelezen het rapport van den Dir der Kolonien van de 3 dezer N896 omtrent een adres van den gewonen kolonist N. Beun te Frederiksoord, van den 9 Maart ll., strekkende om toestemming te erlangen tot het aangaan van een huwelijk met de wees Elisabeth Nacht N. 571.

    In aanmerking nemende dat, met het oog op de zorg welke het bestuur der huishouding van den kolonisten weduwnaar N. Beun voornoemd medebrengt en op den jeugdigen leeftijd der gemelde wees, het bedoelde huwelijk als zeer ongeraden moet worden geacht:

    Besluit

in het onderwerpelijk verzoek bedenking te maken-

Afschrift dezes zal worden gezonden aan den Dir der Kolonien ter uitvoering.-

de P.C.

Nicolaas schrijft naar Amsterdam
Het is niet bekend hoe snel de directeur is om Nicolaas Beun van dit besluit op de hoogte te stellen. Alleen zeker is dat Beun ergens in april/mei 1850 een brief schrijft aan de Amsterdamse inrichting voor stadsbestedelingen met het verzoek aan hen om met Elisabeth te mogen trouwen.
Die brief heb ik niet, die zal zich in het archief van de Inrichting voor Stadsbestedelingen bevinden, maar daar heb ik niet gezocht. Dat de brief bestaat weet ik omdat de Inrichting voor Stadsbestedelingen er op 21 mei 1850 over schrijft aan de directeur der koloniën. Dat schrijven bevindt zich in invnr 671 bij 14 juni 1850 N1, en luidt:

Amsterdam den 21 Mei 1850

WelEdele Heer!

    Door zekeren Nicolaas Beun, Hoevenaar N47 te Frederiksoord, is aan de Regenten van de Stadsbestedelingen alhier, het verzoek gedaan tot toestemming in eene echtverbintenis van hem met Elizabeth Nacht, van wege onze administratie te Veenhuizen uitbesteed geweest, doch thans ontslagen..

    Niet wetende welke regten deze Hoevenaars hebben, noch onder welke verpligtingen zij staan, en in hoeverre hij dus vrij hier in is al of niet, ben ik zoo vrij mij tot UWed te wenden met verzoek, ons hieromtrent wel te willen inlichten, en zoo hij de toestemming van zijne zijde behoeft, te willen melden of hij die verkregen heeft al dan niet, terwijl UWed ons eindelijk door eenige berigten omtrent zijnen persoon zoudt verpligten.

Ik heb de eer met de meeste hoogachting te zijn
UWEd d.w. dienaar
F.  Beudeker
Boekh der Adm

De directeur stuurt het door
De directeur mag niet zelfstandig, dus los van de permanente commissie, met derden corresponderen en stuurt op 25 mei 1850 de brief van de inrichting voor stadsbestedelingen door naar de permanente commissie met een begeleidend briefje dat zich bevindt in invnr 671 bij 14 juni 1850 N1. Dat begeleidende briefje met nummer N1421 luidt:

Frederiksoord, 25 Mei 1850

Ik heb de eer UwHEdG ter beantwoording over te laten nevens gevoegden brief van den boekhouder der Stads bestedelingen te Amsterdam over het aanzoek, hetwelk de weduwnaar N. Beun thans bij die administratie heeft gedaan, om met de thans ontslagen bestedeling Elisabeth Nacht onder N571 ingeschreven geweest, een huwelijk aantegaan, hetgeen UwHEdG bij Resolutie van den 16 April jl N5, op mijn rapport van den 3 te voren N896 ongeraden hebben geacht te bevorderen.

De Directeur der Koloniën
J. van Konijnenburg

De permanente commissie legt het uit
Daarop neemt de permanente commissie op 14 juni 1850 bij agendapunt N1, invnr 671, het besluit om het eens haarfijn aan der Amsterdammers uit te leggen:

’s Gravenhage, den 14 Junij 1850

DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID

Gelezen den brief van den Dir der Kolonien van den 25 Mei ll. N1421

    Besluit

    Aan den Heer F. Beudeker Boekhouder bij de administratie der Stads bestedelingen te Amsterdam te schrijven als volgt:

    In antwoord op Uwed aan de Koloniale Directie gerigte missive van den 21 Mei ll., hebben wij de eer UwEd te kenne te geven, dat in de maand April bevorens door ons bedenking is gemaakt in het verzoek van den Gewonen Kolonist N. Beun, te Frederiksoord, om in het huwelijk te treden met de toen nog in het Kinder Gesticht te Veenhuizen gevestigde bestedeling Elizabeth Nacht, en zulks uit aanmerking, dat, met het oog op de zorgen, welke het bestuur der huishouding van den kolonisten weduwnaar Beun voornoemd mede brengt en op den jeugdigen leeftijd van gemelde wees, het bedoelde huwelijk als zeer ongeraden moest worden beschouwd.

    Beun toch heeft drie jonge kinderen, waarvan hij er twee bij zich heeft, terwijl daar en boven zijne hoogbejaarde ouders bij hem inwonen, wier hoeve op hem is overgeschreven onder de verpligting om hen levenslang te verzorgen.-

    Neemt men nu in aanmerking dat Elizabeth Nacht eerst den ouderdom van 20 jaren bereikt heeft, dan valt het al aanstonds in het oog, dat voor zulk een jong meisje, met zoo weinig ondervinding, een huwelijk als dit niet geschikt kan worden geacht, en eene zoo zamengestelde huishouding, aan de nadeelige gevolgen daarvan, die al ligt de oude lieden zouden kunnen treffen, niet mag worden blootgesteld.

de P. C.

Elisabeth is zwanger!
Rond deze tijd zal Elisabeth ook met ontslag gegaan en naar Amsterdam vertrokken zijn. De officiële ontslagdatum is pas 4 juli 1850, maar de directeur noemde haar op 25 mei al 'thans ontslagen' en de navolgende brief van de Inrichting voor Stadsbestedelingen bevestigd dat zij al in Amsterdam is.
De Inrichting heeft met haar gesproken en vindt nu dat het huwelijk toch moet doorgaan. Aldus haar brief van 24 juni 1850, welke brief zich bevindt in invnr 673 bij 2 juli 1850 N6:

Amsterdam 24 Junij 1850

Hoewel wij de bedenkingen die er tegen een huwelijk van den Kolonist N. Beun, en de Stads Bestedeling Elizabeth Nacht, van uw zijde bestaan, en ons kenbaar geworden in UWEd geëerde missive van den 14 dezer N. 1, zeer gegrond vinden en ons dus in abstracto er wel mede kunnen vereenigen, zoo bestaat hier echter eene omstandigheid, bij UWEd waarschijnlijk niet bekend, die het ons ten pligt maakt, in weerwil der geopperde bezwaren, het besproken huwelijk wenschelijk te achten.

Elizabeth Nacht toch, moet reeds te Veenhuizen in eene naauwe betrekking met N. Beun zijn geweest, ten gevolge waarvan zij, volgens hare opgave, reeds in de vijfde maand harer zwangerheid moet zijn.

Wij twijfelen niet of ook bij UWEd zal deze reden overwegend zijn, om U te doen besluiten tot het verleenen der toestemming van uwe zijde die in dat geval ook van onze kant onmiddelijk zal volgen.

In afwachting van UWED antwoord verblijven wij met de meeste achting
Regenten van de Stads Bestedelingen

Nu helemaal NIET!!
De Inrichting is te optimistisch, ze weten blijkbaar niet hoe ontzettend star de permanente commissie is. Die neemt op 2 juli 1850 bij agendapunt N6, invnr 673, het besluit dat het huwelijk nu helemaal niet door kan gaan én ze legt aan de Inrichting voor Stadsbestedelingen uit waarom niet. Als volgt:

s Gravenhage, den 2 Julij 1850

DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID

Gelezen den brief van Heeren Regenten over de Stads bestedelingen te Amsterdam van den 24 Junij ll.

Besluit

1. daarop te antwoorden als volgt.

Ter beantwoording Uwer missive van den 24 Junij ll. hebben wij de eer UwEd te kennen te geven, dat zoo er vroeger reeds bedenkingen bestonden tegen het huwelijk van den kolonist N. Beun met Uwe ontslagen bestedeling Elizabeth Nacht, uit aanmerking van den jeugdigen leeftijd van dit meisje en de zorgen welke de huishouding van genoemde kolonist medebrengt: thans nu uit Uwe mededeelingen blijkt, dat er tusschen deze lieden verboden omgang heeft plaats gehad, dit huwelijk nog aan veel grootere bezwaren onderhevig is, in verband tot de bestaande verordeningen omtrent orde en Tucht, voor geene toestemming vatbaar is.-

Vergrijpen van dien aard tegen de zedelijkheid kunnen in de Kolonien niet te streng worden te keer gegaan,- zij zijn een bron van ongeluk voor velen, en als uit bijzondere consideratien met dezen of genen, met toegefelijkheid te dien opzigte wierd te werk gegaan, zou het voorbeeld daarvan voor anderen hoogst verderfelijk werken en de handhaving van orde en tucht, hier vooral zoo dringend noodzakelijk verloren gaan.-

Bij het vooruitzigt toch, dat door een huwelijk alles weder te regt komt en door het inslaan van eenen verkeerden weg wenschen kunnen worden bevredigd of verzoeken toegestaan die door ons nimmer zouden zijn ingewilligd, is een voorname prikkel om tegen de verzoeking te strijden, op zijn zachtst gesproken, weggevallen en blijft er geen kans meer over om het kwade in dezen met goed gevolg te bestrijden.-

Het is uit dien hoofde dan ook dat wij onze toestemming tot dit huwelijk niet mogen verleenen en, in tegenstelling daarvan Beun, door den raad van Tucht, terzake van zijn overtreding van de wetten der Zedelijkheid, zullen moeten doen straffen.-

de P. C.

Nicolaas Beun moet terechtstaan
De opvatting uit de laatste alinea wordt meteen in daden ogezet, want bij deel 2 van hetzelfde besluit, dus ook vindplaats 2 juli 1850 N6, invnr 673, wordt besloten:

2. den Directeur der Kolonisen te kennen te geven, dat blijkens berigte van Heeren Regenten voornoemd de ontslagen bestedeling Elizabeth Nacht in zoodanige ongeoorloofde gemeenschap met den gewonen kolonist N. Beun geleefd heeft, dat zij zich dien ten gevolge thans in de vijfde maand harer zwangerschap bevindt, met uitnoodiging om naar aanleiding hiervan genoemden kolonist te dier zake voor den Raad van Tucht te doen brengen en hem, naar bevind van Zaken, overeenkomstig de bestaande bepalingen te doen straffen, alsmede om een onderzoek intestellen in hoeverre de Zaalopziener Elsing te Veenhuizen, door laakbare achteloosheid of onvoldoend toezigt op gemelde wees, aan pligt verzuim ten deze moet worden schuldig geacht, zullende de P. C. de mededeeling van den uitslag van dat onderzoek te gemoet zien.-

Extract van het 2e lid dezes zal worden gezonden aan den Direceur voornoemd.

de P. C.

Hoofdrolspeler 3: Elsing
Eerder is al sprake geweest van de zwager van Nicolaas Beun via wie hij Elisabeth Nacht ontmoet heeft en in de laatste brief wordt die met naam genoemd. Het gaat om:
Gerardus Johannes Elsing, regelmatig ook Elzing, geboren 10 november 1810 en in juli 1821 met zijn ouders uit Den Haag naar Wilhelminaoord gekomen.
Hij is december 1831 getrouwd met zijn buurmeisje Lena Beun, zie ook deze pagina, en juni 1834 zijn zij tot kolonistenechtpaar bevorderd, ook in Wilhelminaoord. Sinds september 1849 is Gerardus Johannes Elsing werkzaam als zaalopziener in het eerste gesticht te Veenhuizen en vermoedelijk is hij ook de zaalopziener van Elisabeth.
In een eerdere brief is gemeld dat een van de kinderen van weduwnaar Nicolaas Beun bij zijn zuster en Elsing is ondergebracht en het zal dus tijdens bezoeken van Nicolaas aan zijn zus en zwager zijn geweest dat hij Elisabeth heeft ontmoet.
Bij die bezoeken is ook meer gebeurd en dat is het onderwerp waar het de komende tijd in de kolonie over gaat.

Nicolaas bij de koloniale rechtspraak-1
De directeur voldoet prompt aan de opdracht om Nicolaas Beun voor de koloniale rechtspraak te slepen. De verslagen daarvan bevinden zich bij de post van 15 augustus 1850 N29, invnr 676.
In de ochtend van 15 juli 1850 moet Beun eerst verschijnen voor de Raad van Toiezicht van Wilhelminaoord die tot taak heeft de zittingen van de tuchtraad voor te bereiden door betrokkenen te horen:

Raad van Toezigt
gehouden den 15 julij 1850
Alle leden zijn tegenwoordig.

De President verklaart de vergadering voor geopend, aan dezelve mede deelende dat hij op aanschrijven van den adjunct directeur der gewone Kolonien, den kolonist N. Beun, weduwnaar, oud 31 jaar, wonende in de tweede wijk dezer Kolonie hoeve No. 47, heeft aangezegd, zich heden ter dezen plaatse te bevinden, ten einde gehoord te worden in een hem ten laste gelegd feit en wel van onzedelijken omgang met Elisabeth Nagt indertijd gewoond hebbende en verpleegd zijnde aan het 1e gesticht te Veenhuizen, ten gevolge waarvan genoemde Elisabeth Nagt zich in zwangeren staat bevindt.

De beschuldigde na binnen geroepen te zijn wordt door den President met alle ernst en klem van woorden over deze zoo zeer te verfoeijen handelwijze onderhouden, en in alle bijzonderheden omtrent het hem ten laste gelegde ondervraagd; waarop door hem met een vloed van woorden alles wordt ontkent en zichzelf bereid verklaard om zulks onder eede te bevestigen:

wordende  bij dit Proces-verbaal echter overlegd een brief door N. Beun van genoemde E. Nagt te dezer dage ontvangen, welke brief door de raad beschouwd wordt niet ten zijnen voordeele te pleiten.

Niets meer aan de orde zijnde wordt de raad gesloten.
Gedaan op dag, maand en jaar boven.
T. Burk, raadsman
A. Idserda, president
van der Schaaf, secretaris
H. Kroll
P. Hazeloop
Wijkmeesters

Nicolaas bij de koloniale rechtspraak-2
En diezelfde middag, dus nog steeds 15 juli, moet Nicolaas Beun voorkomen bij de Raad van Tucht. Ook dit verslag bevindt zich bij de post van 15 augustus 1850 N29, invnr 676. Er worden veel meer zaken behandeld tijdens deze tuchtzitting, maar hieronder doe ik alleen de kwestie Beun-Nacht:

Raad van Policie en Tucht in de gewone Kolonien
op den 15e juli 1850

(...)

Verder wordt gelezen een Proces-verbaal van den Raad van toezigt van Kolonie No 2 van heden, houdende beschuldiging tegen

den kolonist N. Beun wegens onzedelijke omgang met de van Veenhuizen ontslagen wees Elisabeth Nagt, ten gevolge waarvan laatstgenoemde in eenen zwangeren staat verkeert.

De beschuldigde binnen geroepen zijnde blijft alles ontkennen, zeggende nimmer op zulk een voet met haar geleefd te hebben en ook niets van haar zwangerschap te hebben gehoort, waarbij hij te kennen geeft wel met haar te hebben verkeert en aan haar ook twee brieven te hebben geschreven, een voor haar ontslag uit de kolonie en kort na haar vertrek;

terwijl de raad de Permanente Commissie voorstelt die twee brieven te doen onderzoeken of die ook eenig licht kunnen verspreiden.

Nog wordt hierbij overgelegd een brief van genoemde Elisabeth Nagt aan N. Beun, waaruit men in den beginne wel zoude opmaken dat hij met hare gesteldheid bekent was, doch later ook wederom zoo vele duisterheden bevat, dat men hem daarop niet heeft kunnen veroordeelen, waarom de Raad deze zaak aan het voordeel van de Permanente Commissie wil overlaten.

(...)

Een hartekreet van Elisabeth
De in dit verslag genoemde brief van Elisabeth Nacht aan Nicolaas Beun heeft een datum die onleesbaar is omdat er een lakzegel overheen zit, maar zal van begin juli zijn. Blijkbaar noemt zij hem Klaas al spelt zij dat soms als Kaals. De brief bevindt zich bij de post van 26 september 1850 N14, invnr 679. Op de buitenkant staat:

Deze brief te bezorgen aan Klaas Buinne te vrederiksoort op N47 in handen spoedig van Amsterdam

En de brief zelf (Elisabeth doet niet aan leestekens en de gedeelten waar ik ?? heb gezet zijn niet leesbaar omdat er een lakzegel overheen staat):

Amsterdam ?? 1850

    Ik ben zeer verlangend ?? iets van u te hooren daar ik nu al reeds 3 maanden van u verwijdert zijt ben te meer daar u weet hoe het mij gelegen is de tijd komt toch zoo zoetjes aan en ik hoor niets u hoeft niet te denken dat ik ja heb gezegt om maar te trouwen neen dat allang niet ik gevoelde dadelijk wel hart voor u en mijn  woord voor u en God heb gedaan en Hij die alles wil en ken dit zie ik nu hoe wonderbaar of alles is want dat ik nu in de kraam moet die oogenblikken weet ik niet eens want dan had ik het ja woord niet gegeven zoo maar het is zeker zijn wil geweest en daar moeten wij in berusten want waar ik ben daar heb ik u bij mij daar is nog geen nacht geweest dat ik twee uur slaap u ken wel begrijpen ik welken omstandigheid of ik verkeer te meer daar ik gehoord heb dat Vader en Moeder der lui post moeten verlaten om Ons

    schrijft mij als ze blieft na wie of ik mij wenden moeten al moet ik voor haar lui op mijn kniejen vallen ik heb haar lui veel te lief als zullie der voor lijden moeten wat kenne zullie daar aan doen hebben zij daar wat aan kennen doen ik ben het en ik weet het niet eens maar het is Gods wil

    Klaas ook heb ik gehoord dat u naar de ommerschans moet kenne zij dit doen op ?? kolonie troost u daar in want een vlijtige ?? gezegent als wij dan zamen ons best doen dan ?? het zoo te vreden ook het spijt mij ik heb geen tijd meer maar schrijft mij dat ik u bidden mag gou te rug de geheelen omstandig heid en verders in mijn hart gekust die zich noemt uwe Elizabeth

    Mijn adres is bij Mejufvrouw van & & den Heer van Loo kunst schilder op het nieuwe tuinpad tuin Vredelust en Elizabeth zet u groot het adres er op schrijft toch spoedig live Kaals Voor al de kompelement aan u Ouders en Life kinderen.

Notities bij de brief van Elisabeth
▪ Blijkbaar is haar ter ore gekomen dat Nicolaas voor de tuchtraad moet verschijnen, waar voor 'onzedelijke omgang' inderdaad meestal verbanning naar de Ommerschans geëist wordt.
▪ Met 'Vader en Moeder' bedoelt ze zaalopziener Elsing en zijn vrouw, want de weeskinderen in Veenhuizen moeten hun zaalopzieners vader en moeder noemen.
▪ Hoe ze zwanger is geraakt, 'die oogenblikken weet ik niet eens'. Dat zal later duidelijk worden: ze is dronken gevoerd.

Heeft Elsing niet goed opgelet?
In de brief van de permanente commissie van 2 juli 1850 was de directeur ook opgedragen om te onderzoeken

in hoeverre de Zaalopziener Elsing te Veenhuizen, door laakbare achteloosheid of onvoldoend toezigt op gemelde wees, aan pligt verzuim ten deze moet worden schuldig geacht.

Dat onderzoek doet de directeur door de adjunct-directeur van het eerste gesticht, Cornelis Wilhelmus Rensing, aan te schrijven.
Die brief is niet bewaard gebleven, maar de reactie van de adjunct-directeur dd 15 juli 1850 bevindt zich bij de post van 15 augustus 1850 N29, invnr 676:

Veenhuizen, 15 julij 1850

    Op de missive van de Permanente Commissie gevoegd geweest bij Uwen brief van den 6e dezer N1869, heb ik de eer te berigten, dat ik den zaalopziener Elsing gehoord heb omtrent het voorgevallene met de wees Elisabeth Nacht, tijdens dat zij onder zijn toezigt als keukenmeid werkzaam was, en dat hij mij op alle de vragen, die ik in deze aangelegenheid vermeend heb te moeten doen, heeft geantwoord, dat zijn zwager Beun van Frederiksoord bij gelegenheid dat hij hem kwam bezoeken, zijn oog had laten vallen op het bovengenoemde meisje, en als toen deszelfs verlangen te kennen gaf, om met haar te mogen huwen; dat hij later nog eens hier is teruggeweest, doch dat hem volstrekt geene gelegenheid is verschaft, om met haar alleen te kunnen zijn.

    Dat de zaalopziener Elsing nu wel juist geene gelegenheid tot onzedelijken omgang zal bevorderlijk geweest zijn, waardoor de zaak nog erger zoude worden, wil ik aannemen, maar dat hij de verkeering van zijn zwager, met eene hem toevertrouwde wees, niet heeft verhinderd, dat is laak en strafbaar.

De Adjunct Direkteur, Rensing.

Of is Elsing de schuldige?
Daarop bedenkt de directeur der koloniën dat het wel eens Elsing zelf zou kunnen zijn die schuldig is aan de zwangerschap van Elisabeth en dat vermoeden laat hij de adjunct-directeur van het eerste gesticht weten.
Die waait met alle winden mee, zoals blijkt uit zijn volgende brief op 17 juli 1850, ook te vinden bij de post van 15 augustus 1850 N29, invnr 676.

Veenhuizen, 17 julij 1850

    Ik heb de bejaarde kindermeid bij den zaalopziener Elsing gehoord, doch zij heeft mij niets belangrijks kunnen zeggen, maar langs andere wegen heb ik vernomen, dat Elsing met de groote meisjes op eene al te vertrouwelijke wijze omgaat, dikwijls aardigheden vertoont, die hem niet passen, en dat de wees Elisabeth Nacht hoog bij hem aangeschreven stond.

    Zijne vrouw is hier met geen genoegen, en men wil dat het alleen uit jaloerschheid voortkomt, vroeger heb ik hiervan niets gehoord, maar thans spreekt men er over, en wanneer ik Elsing zijn gevoelen over de aanhangige zaak vraag, dan komt zijne taal en houding mij nu zeer verdacht voor, mijn bedunkens zoude het goed zijn, dat men beproefde, het meisje tot de opregte bekentenis te brengen.

De Adjunct-Direkteur, Rensing.

Alleen Elisabeth kan uitsluitsel geven
Op 22 juli 1850 stuurt de directeur der koloniën dit hele pakket naar de permanente commissie, dus:
▪ een afschrift van de Raad van Toezigt van Wilhelminaoord van 15 juli 1850;
▪ een afschrift van de Raad van Tucht in de gewone koloniën van 15 juli 1850;
▪ de brief van adjunctdirecteur Rensing van Veenhuizen-1 van 15 juli 1850, en
▪ de brief van adjunctdirecteur Rensing van Veenhuizen-1 van 17 juli 1850. Al die stukken bevinden zich in invnr 676 bij 15 augustus 1850 N29, evenals de begeleidende brief van de directeur, die luidt:

Frederiksoord, 22 julij 1850.

    Ik heb de eer UwHoogEdG hiernevens in te zenden het proces verbaal van den raad van policie en tucht in de gewone Kolonien, van den 15 dezer maand, waarin ook voorkomt de beschuldiging tegen den weduwnaar N. Beun over zijn verkeer met de van Veenhuizen ontslagen wees Elizabeth Nacht, die ontkent onzedelijk met haar te hebben omgegaan en nu zelfs ongenegen zoude zijn met haar een huwelijk aantegaan.

    Ik voeg hier, omtrent die zaak nog bij copie eens briefs van den Adjunct Direkteur aan het 1e Gesticht, van den 15 dezer maand N153 over de gelegenheid, die zijn zwager, de zaalopziener Elzing, hem zoude kunnen gegeven of gelaten hebben, tot zoodanig verkeer, benevens nog een lateren brief, van den 17e  N158 op het dien ambtenaar mijnentwege medegedeelde vermoeden dat Elzing zelf aan de zwangerschap schuldig zoude kunnen zijn, dat Beun wel niet te kennen geeft, maar waarvan toch eenig gerucht loopt, om al hetgeen het mij van belang voorkomt Heeren Regenten over de Stadsbestedelingen te Amsterdam met den meesten aandrang te verzoeken om E. Nacht zelve te hooren over dengenen, die hier wezenlijk schuldig is, ten einde, wanneer dit onverhoopt Elzing zijn mogt, hij geen ogenblik in zijn betrekking wordt gelaten en wanneer het Beun is, dezelve min ongestraft blijve, zullende zij thans te eerder tot eene verklaring der waarheid komen, nu deze laatste zich volstrekt ongeneigd betoont, met haar een huwelijk aan te gaan.

De Direkteur der Kolonien
J. van Konijnenburg

Elisabeth moet nader verhoord worden
Op 15 augustus 1850 N29, invnr 676, bespreekt de permanente commissie de door de directeur ingezonden stukken. Na een drietal besluiten over andere kwesties die tijdens de Raad van Tucht aan de orde geweest zijn, volgen de besluiten 4 en 5 over de zwangerschap van Elisabeth:

De Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid
Gelezen den brief van den Dir der Kolonien van den 22 julij 1850, N2013 en het daarbij ingezonden Proces verbaal van den Raad van  Policie en Tucht in de gewone Kolonien van den 15 julij jl,

Besluit:

(...)

4. den Direkteur te kennen te geven, dat het door de Permanente Commissie te nemen besluit in de zaak van N.Beun cs afhankelijk zal worden gemaakt van de nader door de Permanente Commissie in te winnen berigten bij Regenten over de Stadsbestedelingen te Amsterdam;

5. Aan Regenten over de Stadsbestedelingen te Amsterdam te schrijven als volgt:

    Bij het slot onzer missive van den 2 julij ll. N6, hadden wij de eer UwEd mede te delen dat de kolonist N.Beun terzake van onzedelijke gemeenschap met de ontslagen bestedeling Elisabeth Nacht voor den Raad van Tucht in de Kolonien zou moeten teregtstaan.

   Hieraan gevolg gegeven zijnde heeft Beun de beschuldiging geheel van zich afgeworpen en te kennen gegeven zelfs niets van hare zwangerschap geweten te hebben.

    In verband tot deze verklaring hebben eenige omstandigheden vermoedens doen ontstaan of ook de zwager van Beun de zaalopziener Elzing te Veenhuizen in deze zaak betrokken, of liever de schuldige konde zijn.

    Hoogst aangenaam zoude het ons wezen over deze zoo gewigtige aangelegenheid meerder licht te zien verspreid en het is uit dien hoofde, dat wij de vrijheid nemen UwEd derwege van Elisabeth Nacht nadere inlichtingen te verzoeken en ons vervolgens daarmede wel te willen bekendmaken.

    Volgens de opgave van Beun zou hij haar twee brieven hebben geschreven, een voor haar ontslag uit de Kolonien en een na haar vertrek.
    De inzage daarvan zoude welligt tot verdere ontdekkingen kunnen leiden.

    Een door Elisabeth Nacht aan Beun uit Amsterdam geschreven brief voegen wij overigens hiernevens, teneinde bij het onderzoek te kunnen dienen, welk schrijven wij na gebruik zullen terugverwachten.

    Wij vertrouwen dat UwEd ons, in het belang der zedelijkheid, wel behulpzaam zullen gelieven te zijn om de onderwerpelijke zaak mede tot meerdere klaarheid te brengen en zien derwege met belangstelling Uwe mededelingen tegemoet.

De Permanente Commissie

Elisabeth weet het niet
Op 27 augustus 1850 meldt de Inrichting voor Stadsbestedelingen de resultaten van haar onderzoek aan de permanente commissie. Deze brief bevindt zich in invnr 679 bij 26 september 1850 N14. Met 'Vrouwendag' wordt vermoedelijk bedoeld Maria-Lichtmis, het feest op 2 februari ter ere van de zuivering van de vrouwe Maria.

Amsterdam 27 Augustus 1850

    Volgaarne voldeden wij aan het verzoek vervat in UWEd geëerde van den 15 dezer N29, en hierbij hebben wij de eer UWEd de uitkomst van het diensvolgens ingesteld onderzoek mede te deelen.

    Elizabeth Nacht blijft bij hare verklaring persisteren, dat zij met niemand anders dan met Nicolaas Beun, eene ongeoorloofde gemeenschap heeft gehad, en hij dus de vader is van het kind, waarvan zij zwanger is, en ten 2e dat die gemeenschap met hem heeft plaats gehad, bepaaldelijk op Nieuwejaarsdag en Vrouwendag, ten huize van den Zaalopziener Elzing te Veenhuizen, terwijl zij beiden door het gebruik van Sterken drank in eene staat van opgewondenheid verkeerden.

    Overigens zijn ons geene omstandigheden kenbaar geworden, die eenig verder licht in dezen Zaak geven, terwijl de 2 bij den uwen vermelde brieven niet meer te vinden waren; den laatste meenen wij echter gelezen te hebben, en ons te herinneren dat dezelve niets bijzonders bevatte, die van E. Nacht aan N. Beun gaat hierbij terug.

Vertrouwende hiermede aan UWEd verlangen te hebben voldaan verblijven wij met de meeste hoogachting.

Regenten over de Stads Bestedelingen
Hk Rijfsnijder
Presidt

Nicolaas wordt aan de tand gevoeld
Op 3 september 1850 N8, invnr 678, stuurt de permanente commissie de brief van Amsterdam door naar de directeur, met de opdracht

den Kolonist N. Beun nader te doen ondervragen in verband tot de door denzelven vroeger voor den Raad van Tucht afgelegde verklaring

Dat laat de directeur over aan de adjunct-directeur der vrije koloniën Coenraad Hulst, woonachtig in huize 'Welgelegen' aan wat tegenwoordig de Koningin Wilhelminalaan in Wilhelminaoord is. Die legt op 15 september 1850 Nicolaas Beun het vuur aan de schenen en rapporteert daarover de volgende dag. Die rapportage bevindt zich bij de post van 26 september 1850 N14, invnr 679:

Welgelegen, den 16 September 1850

N. Beun, die ik ingevolge de hierbij terug gaande Marginale der Permanente Commissie van den 3 dezer N 8 nader ondervraagd heb, blijft ernstig en met nadruk verzekeren, geen de minste ongeoorloofde gemeenschap met Elisabeth Nacht gehad te hebben.

Toen ik hem onbewimpeld onder het oog bragt, dat ik weinig of geen geloof aan zijne woorden meende te moeten hechten, gaf hij mij ten antwoord, dat, wanneer men inderdaad hem voor schuldig hield, hij niet langer onder zich mogt houden, hetgeen hij wist en hetgeen hij anders zoo gaarne verzweeg, namelijk dat zijne zuster (vrouw Elzing) hem, onder geheimhouding, heeft mede gedeeld, dat, toen zij, tengevolge van een miskraam, bijna doodelijk ziek was, haar man – Elzing – op zijne knieën voor haar bed liggende, haar – zijne vrouw – met een berouwvol hart bekende, dat Elisabeth Nacht van hem – Elzing – zwanger ging en dit zou zij ook gezegd hebben aan haren vader den ouden Beun, die bij zijnen hier boven bedoelden zoon Nicolaas inwoont.

De oude Beun, die ik hieromtrent gehoord heb, verklaart dat zijne dochter hem alleen dit gezegd heeft dat haar man – Elzing – door E. Nacht was verleid geworden.
De Adjunct-Directeur
(get) C. Hulst

Een onverwachte plotwending
Of het iets met bovenstaande te maken heeft, zullen we nooit te weten komen, maar op de dag dat Hulst dit schrijft, 16 september 1850, 's morgens om vijf uur, overlijdt Gerardus Johannes Elsing.
De directeur der koloniën meldt dat en noemt meteen een doodsoorzaak als hij op 19 september 1850 het bovenstaande verhoor en andere stukken naar de permanente commissie stuurt, invnr 679 bij de post van 26 september 1850 N14:

Frederiksoord, 19 September 1850

Onder terugzending van den brief van Regenten over de Stads bestedelingen te Amsterdam en bijlage, ontvangen bij Marginale van den 3e dezer maand N8, heb ik de eer UWHoogEdG hiernevens aan te bieden een rapport van den Adjunct-directeur voor de Gewone Koloniën, houdende nader verhoor op den 15 dezer maand van den kolonist N: Beun, omtrent de zwangerschap van de ontslagen bestedeling Elisabeth Nacht, met opmerking, dat, nu de Zaalopziener Elsing in den nacht van den 15 op den 16 dezer aan het roodvonk is overleden, een verder onderzoek ondoenlijk is geworden en de zaak mitsdien wel voor geëindigd zal moeten worden beschouwd.

De Directeur der Koloniën
J. van Konijnenburg

Case closed
De permanente commissie is het met de directeur eens. Op 26 september 1850 N14, invnr 679, neemt ze zijn brief 'voor notificatie' aan, wat inhoudt dat ze er verder niets meer aan doet.
Op de kolonie gaat iedereen door met zijn leven. Op 9 maart 1852 wordt Nicolaas Beun tijdelijk verbannen naar de strafkolonie op de Ommerschans, zie hier, en wordt daar anderhalf jaar vastgehouden, maar waarom dat is weet ik niet want ik heb uit die periode geen transcripties van de tuchtraad.
Op 4 augustus 1854 hertrouwt hij, 35 jaar oud, met de 26-jarige kolonistendochter Sara Cornelia Koenrades. Dit stel blijft altijd op de kolonie wonen en krijgt 7 kinderen.
Lena Beun, de weduwe van zaalopziener Elsing, hertrouwt 28 oktober 1851 met de onderwijzer en weduwnaar Klaas Teeuwis Albertsma, zie over hem deze pagina.

En Elisabeth...?
Maar er is één persoon die niet gewoon met haar leven door kan gaan. De ongehuwd zwangere Elisabeth Nacht is nu een 'gevallen vrouw' en dat is wel zo ongeveer de allerergste positie waarin je je in de negentiende eeuw kund bevinden.

Elisabeth bevalt november 1850 op de 'Gynaecologische Afdeeling' van het Binnengasthuis te Amsterdam van een dochtertje. De ene registratie meldt 9 november, een andere 14 november en weer een andere 19 november. Ook de doopnamen van het kind verschillen, maar het meest komt voor Wilhelmina Elizabeth Maria Nacht.

Vierenhalf jaar later, op 27 juli 1855, wordt dat dochtertje opgenomen bij de Amsterdamse Inrichting voor Stadsbestedelingen. Het inneemboek van die organisatie, Amsterdams Stadsarchief, toegang 344 invnr 398 scan 125, meldt: 'Wilhelmina Elisabeth Maria Nacht, oud 4½ jaren, geboren 19 november 1850, gereformeerd, dochter van Elisabeth Nacht die haar heeft verlaten, ingebragt door de wed. Bolleman en opgenomen volgens besluit der vergadering van 26 dezes.'

Enkele maanden later, op 2 november 1855 overlijdt te Amstersfoort een vrouw van 22 jaar met de naam Elisabeth Nacht. Die leeftijd klopt niet helemaal, maar ik denk toch dat dit het voormalige Veenhuizense weesmeisje is.

Haar dochter staat in 1880 nog als dienstbode ingeschreven in de Haarlemmermeer, maar verder kan ik haar niet vinden.