De speurtocht in 1838 naar de identiteit van Hendrik de Vries, die uiteindelijk Hendrik Mozes blijkt te heten

De speurtocht wordt beschreven op pagina 272 en verder van De kinderkolonie. Hier alle stukken in een meer chronologische volgorde.

De eerste vermelding van Hendrik de Vries in de boeken van de Maatschappij van Weldadigheid, is in het register van bedelaars toegang 0137.01, invnr 425, het ‘boek gemerkt F’, zie hier. In dat boek heeft Hendrik het bedelaarsnummer 90. Als geboortejaar is genoteerd 1818 en hij is aangekomen op 11 april 1828, dus ongeveer tien jaar oud, vanuit de plaats Vollenhoven.

Hij was bij zijn aankomst in gezelschap van ene Grietje Volkers, die in hetzelfde register bedelaarsnummer 87 heeft. Zij is geboren 1796, gereformeerd, en dus ook binnengekomen 11 april 1828 vanuit Vollenhoven. Zij is ‘1 El, 6 Palm en 6 Duim’ lang, heeft een ‘ovaal aangezigt’, gelaatskleur bleek, ‘ligt bruin haar’, ogen ‘ligt blaauw’, neus spits, mond ‘ordinair’, kin rond, geen ‘merkbare teekenen’.

Na twee maanden, op 13 juni 1828, loopt Grietje Volkers uit het bedelaarsgesticht weg en ze komt nooit meer terug. Hendrik wordt op 1 oktober 1828 overgebracht naar Veenhuizen en 8 mei 1830 officieel ontslagen als bedelaar en opgenomen als wees in het kinderetablissement. Dat gebeurt vaker met kinderen die zonder begeleider in het bedelaarsgesticht zitten.

In het register van weeskinderen 1824-1830 met invnr 1410, zie hier, heeft Hendrik weesnummer 1472. Zijn godsdienstige gezindheid is rooms en als geboortedatum wordt hier genoteerd 1820. Maar later zal blijken dat invnr 1410 een boek is dat in Den Haag wordt bijgehouden, terwijl het stamboek van wezen in de kolonie het geboortejaar 1818 noemt.

Zoals elk jaar wordt er ook in 1838 een lijst opgesteld van kinderen die dat jaar de leeftijd van twintig jaar bereiken en dus in aanmerking kunnen komen voor ontslag. Bij de permanente commissie heeft men vragen over die lijst, invnr 193, scans 333-334 (de vragen staan rechts, de antwoorden van de directeur links). Een van die vragen:

H. de Vries N. 1472 wordt opgegeven als in 1818 geboren hij staat bij de P.C. bekend als in 1820 geboren, kan men hieromtrent iets nader zeggen?

Het antwoord van de directeur der koloniën:

Niets anders dan dat de Jongeling zelf meent in 1818 geboren te zijn, en de Stamboeken alhier zulks mede aantoonen

Dat roept vragen op, die er deels al bijgekrabbeld zijn, maar op 10 maart 1838 bij agendapunt N30, invnr 470, leidt tot een besluit dat ook Hendrik de Vries betreft:


DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID

((Nader 12 feb ll. N. 10))

Besluit

Aan den Directeur der Kol: te schrijven als volgt.

Naar aanleiding der beantwoorde nota van aanmerkingen op de voordragt tot ontslag van weezen voor 1838, ingezonden bij UWEd brief van den 31 Jan: ll. N. 230 hebben wij de eer UWEd te verzoeken:

1e om den wees H. de Vries N. 1472 zoo naauwkeurig te doen afvragen en ons vervolgens mede te deelen waar en wanneer hij is geboren en gedoopt ten einde zoo mogelijk zijne geboorte acte te kunnen doen ligten

2. om den Adjunct Directeur van het 1e gesticht te Veenhuizen, ten aanzien van het ontslag van de wees M: van den Berg, een der overgeblevenen leden van het arbeiders huisgezin van dien naam, te verwijzen naar ons besluit van den 21e Maart 1829 N 2 volgens hetwelk aan haar een verlof kan worden verleend om buiten de Kolonien zich een bestaan te zoeken.

De PC

Op 19 maart 1838 in een brief met nummer N601, invnr 193 scan 137, rapporteert directeur der koloniën Jan van Konijnenburg over dat onderzoek:


Frederiksoord den 19 Maart 1838

Ter voldoening aan het 1e punt der aanschrijving van 10 dezer maand N. 30, heb ik de eer UWEdGeb: te berigten, dat de Wees H. de Vries N. 1472 zegt den 10e  Mei 1818 te Kallenkoot, gemeente Steenwijkerwold is geboren, den naam zijns vaders niet te kennen en dat zijne moeder genoemd was Sophia de Vries welke in 1824 is overleden op het Hollandsche Veld, nabij het Hoogeveen,

dat hij, vervolgens, is benaderd geworden door zekere Magdalena Volkers, toen woonachtig te Vollenhoven welke zich in 1828 vrijwillig voor de Ommerschans heeft aangegeven, werwaards hij den 17e  April is medegegaan en dat zij den 13e Junij van datzelfde jaar is gedeserteerd,

waarop hij den 8e Mei 1830 uit het 2e Gesticht ontslagen en onder de Weezen bij het 1e Gesticht is opgenomen, zijnde het hem niet bekend waar Magdalena Volkers gebleven is.

De Directeur der Kolonien
J. van Konijnenburg

Grietje Volkers heet nu Magdalena Volkers, verder zijn het de al bekende feiten. Daarop reageert de permanente commissie op 3 april 1838 bij agendapunt N1, invnr 472:


DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID

Gelezen den brief den Dir der kol. van den 19 Maart ll. N. 601

Besluit

aan denzelven te schrijven als volgt

In antwoord op UWEd brief van den 19 Maart ll. N. 601 hebben wij de eer UWEd te verzoeken ten spoedigste de geboorte acte van den wees H. de Vries N. 1472 te Steenwijkerwold ten dienste der N.M. en derhalve gratis, aan te vragen, zullende het ons aangenaam zijn dezelve vervolgens van UWEd te ontvangen.

De PC.

Met N.M. bedoelen ze Nationale Militie, de dienstplicht. Elke jongen moet in het jaar dat hij negentien wordt daarvoor aangemeld worden. Op 25 april 1838 blijkt dat de directeur te Kallenkoot (tegenwoordig Kallenkote) bot gevangen heeft en daarna Hendrik de Vries aan een nader verhoor onderworpen heeft. Brief nummer N965, invnr 194 scans 432-433:


Frederiksoord den 25 April 1838

Ik heb de eer UWEdGeb: op de Missive van den 3e dezer maand N1 te antwoorden, dat de geboorte van den Wees H: de Vries N. 1472 in de registers der gemeente Steenwijkerwold, waartoe Kallenkoot behoort, over de jaren 1816 tot en met 1820 niet wordt vermeld gevonden, waarop ik gemeend heb zelf dien jongeling nader te moeten hooren ten gevolge waarvan ik de volgende opgaven heb verkregen.

Hij zou den 10 Mei 1818 te Kallenkoot bij Steenwijk geboren zijn, uit Sophia de Vries, welke den 24 Junij 1824 op het Hollandsche Veld, bij Hoogeveen, overleden is.

Eerst op zijn 4e jaar zou hij te Boornebroek, bij de R. C. gemeente, zijn gedoopt, volgens hetgeen zijne moeder hem gezegd heeft, welke toen Christen is geworden, daar zij Israëliet was en de zuster van Joseph en Benjamin de Vries, welke te Zwartsluis en Gieteren hebben gewoond of nog wonen, alle welke namen, plaatsen en gevallen hem echter niet anders dan door zijne moeder en opvolgende verpleegers bekend zijn.

Nadat hij in zijne jeugd met zijne moeder en zekeren Johannes van Doorn, een schaarslijper, in de omstreken van Steenwijk gezworven heeft, zijn zij naar het Hollandsche Veld getogen en is hij, na het overlijden zijner moeder en het verlaten door gem. van Doorn, door zekere Margaretha (niet Magdalena) Volkerts benaderd, die haren man verlaten had, welke te Vollenhoven werkzaam was en met welke Margaretha Volkerts hij den 12e April 1828 te Ommerschans is aangebragt, vanwaar zij den 13e Junij daaropvolgende is gedeserteerd, waarop hij den 8e Mei 1830 onder de Weezen is opgenomen geworden.

Vermoedelijk is zijne geboorte nergens ingeschreven geworden, doch misschien wel zijne doop te Boornebroek, welke gemeente mij echter onbekend is.

Het komt mij voor dat de Heer Gouverneur van Overijssel het best in staat is de bijzonderheden omtrent dien jongeling, vooral bij zijne gemelde Ooms indien zij nog in leven zijn, bevestigd te krijgen.

Zijn voorkomen komt met zijn opgegeven ouderdom wel overeen.

De Directeur der Kolonien
J. van Konijnenburg

Magdalena Volkers heet dus toch Margaretha/Grietje Volkers en de volgende stap is blijkbaar Boornebroek (tegenwoordig Bornerbroek). Op 7 mei 1838 bij agendapunt N17, invnr 473, besluit de permanente commissie richting gouverneur van Overijssel te gaan:


DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID   

Gelezen de brief van de Dir der kol. van den 25 April ll. N 965

Besluit

dien te houden in advies, en aan de Heer Gouverneur van Overijssel te schrijven als volgt

De wees H. de Vries, vroeger in de Bedelaars Gestichten, thans in de kindergestichten te Veenhuizen onder N. 1472 gevestigd, staat  bij ons bekend als geboren in 1820, en is diensvolgens door ons nog niet als dienstpligtig voor de Nationale Militie opgegeven.

Een dien aangaande ontstane twijfel heeft ons echter aanleiding gegeven om te trachten zijne geboorte acte te verkrijgen, doch wij zijn daarin niet geslaagd, blijkens de brief van de Dir der kol. van den 25 April ll. N965, waarvan wij de eer hebben UWEG hiernevens een afschrift te doen toekomen, de vrijheid nemende UWEG te verzoeken om een onderzoek te doen plaats hebben ten einde te ontdekken of de inschrijving der geboorte van genoemden wees bij den Burgerlijke Stand werkelijk is verzuimd.

Voor het geval dat het blijken mogt dat hij, volgens zijne jaren, reeds aan de loting voor de Nat. Militie had moeten deelnemen, nemen wij voorts de vrijheid zijne belangen aan UWEG aan te bevelen, ten einde de nadeelige gevolgen van het hem zoo weinig te wijten verzuim zoo veel doenlijk mogen worden verzacht.

Aangenaam zal het ons zijn te zijner tijd met eenig antwoord van UWEG te worden vereerd.

De P.C
.

Aardig dat ze vragen het Hendrik niet aan te rekenen als hij te laat voor de dienstplicht ingeschreven is. De gouverneur pakt het voortvarend aan, maar dat kan niet verhinderen dat het helemaal vastloopt. Op 19 juni 1838, invnr 196 scans 207-208, schrijft hij:


Zwolle den 11 Junij 1838

Den uitslag van het door mij ingesteld onderzoek naar den tijd en de plaats der geboorte van den Kolonist H de Vries, bedoeld bij UWEG missive van den 7 Mei ll. N17, komt hierop neder:

de personen van Joseph en Benjamin de Vries, beide in de gemeente Zwartsluis woonachtig, hebben aan den Burgemeester aldaar verklaard: dat voor zoo verre zij zich konden herinneren, de persoon van H de Vries, zoon van hunne nu overleden zuster, is geboren te Callencote, gemeente Steenwijkerwoud, naar hun onthoudt in den Jare 1819 of 1820, zonder dat zij zulks bepaaldelijk kunnen opgeven, evenmin als den verderen loop en de levenswijze van denzelven;

terwijl ik door den Heer Burgemeester van Borne, onder welke gemeente de buurschap Bornebroek behoort ben geinformeerd, dat in het Doopboek der Roomsch Catholijke gemeente aldaar staat aangeteekend, dat op 30 September 1824 aldaar is gedoopt H de Vries zoon van H en Sophia de Vries; zonder eenige verdere aanteekening.

Uit deze opgaven, in verband met die door den Heer Directeur der Kolonie Frederiks Oord ingewonnen, komt het mij voor, dat de geboorte van den bedoelden Kolonist indertijd niet bij den Ambtenaar van den Burgerlijken Staat is aangegeven, en dat, naar de meeste waarschijnlijkheid, hij in den Jare 1820 is geboren, weshalve ik dan ook de eer heb UWEG in Consideratie te geven hem in het volgend jaar voor de inschrijving en loting der Nationale Militie te doen opgeven.

De Gouverneur van de
provincie Overijssel

Het lijkt of er een omissie bij de Burgerlijke Stand hersteld moet worden. Maar blijkbaar heeft al dat gevraag naar zijn roots bij Hendrik de Vries iets losgemaakt. Want op 10 juni 1838 ontvluht hij het kinderetablissement in Veenhuizen en zet hij koers naar wat de tuchtraad later noemt 'Kalksoord onder Steenwijk', maar wat ongetwijfeld Kallenkote zal zijn.

De permanente commissie werkt intussen onverdroten door. Op 14 juli 1838 bij agendapunt N20, invnr 476, besluit zij:


DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID

((nader 7 mei ll N17))

Gelezen den brief van den Heer Gouverneur van Overijssel van den 11 Junij ll. N. 2279/1889

Besluit

1e aan den Dir. der kolonien te schrijven als volgt.

UWEd hiernevens toezendende afschrift van een bij ons ontvangen brief van den Heer Gouverneur van Overijssel van den 11 dezer, betrekkelijk het geboortejaar van den wees H. de Vries N1472, waartoe laatstelijk UWEd brief van den 25 April N965 betrekkelijk was, hebben wij de eer UWEd te verzoeken dien wees te beschouwen als in 1820 geboren, zullende hij mitsdien in het aanstaande jaar 1839 ter inschrijving voor de Nationale Militie worden opgegeven.
De PC


2. aan Zijne Exc den Minister van Binn. Zaken

Naar aanleiding van een ontstanen twijfel omtrent het geboortejaar van den wees H. de Vries N. 1472, hebben wij ons te dier zake gewend tot den Heer Gouverneur van Overijssel, welke ons daarop den brief heeft doen toekomen, waarvan wij de eer hebben Uwe Exc een afschrift hiernevens mede te deelen, de vrijheid nemende Uwe Exc in overweging te geven, of het ook geraden zou zijn alnog de inschrijving van den genoemden jongeling in de registers van den Burgerlijken Stand te provoceren.
De P.C.

Eind van die maand, 30 juli 1838, keert Hendrik de Vries vrijwillig terug naar het kindergesticht. Op 4 augustus 1838 moet hij verschijnen voor de raad van tucht, zie hier het zittingsverslag. Dan blijft het allemaal een tijdje rustig.

Tot op 10 september 1838 het ministerie van Binnenlandse Zaken een brief stuurt waardoor alles wordt opgehelderd. Die opheldering lijkt vooral te komen uit een bijgevoegde brief van de gouverneur van Overijssel, maar die moest de permanente commissie na lezing terugzenden dus die is er niet meer, en we moeten het doen met de brief van Binnenlandse Zaken, invnr 199 scans 224-225:


S Gravenhage den 10 September 1838

Naar aanleiding van den inhoud van UWelEdelen brief van den 14 Julij ll. N20, heb ik eene briefwisseling geopend met den Heer Gouverneur der Provincie Overijssel, ten einde; indien de daarbij bedoelde jongeling H. de Vries N. 1472 der Kindergestichten, werkelijk niet in de Registers van den Burgerlijken Stand mogt zijn ingeschreven, zoodanige inschrijving al nog te provoceren.

Uit het daarop ontvangen antwoord het welk ik mij de eer geef, hiernevens, met de bijlaag aan UWelEdelen over te maken, schijnt te blijken dat de onderwerpelijke inschrijving in den tijd wel heeft plaats gehad, indien namelijk de hier bedoelde H. de Vries de zoon is van Sophia Mozes; welke omstandigheid in de Bedelaarsgestichten alwaar deze laatste in den tijd schijnt gevestigd te zijn geweest, wel zal kunnen geverifieerd worden.

Ik verzoek UWelEdelen die verificatie te doen plaats hebben, en onder terugzending van den bijgaanden brief mij het gevolg daarvan mede te deelen.

De Minister van Binnenlandsche Zaken
De Kock

Op 21 september 1838 onder agendapunt N12, invnr 478, stuurt de permanente commissie de nieuwe informatie door naar de directeur. Die reageert 2 oktober 1838, brief N2435, invnr 200 scans 068-069, waarbij ook blijkt dat Hendrik de Vries tijdens zijn desertie bij zijn ooms geweest is:

Frederiksoord den 2 October 1838
           
Ik heb de eer UWEdGeb:, op de Marginale van den 21e September JL. N12, te antwoorden, dat de Wees H. de Vries N. 1472, niet weet, of zijne moeder zich ook Sophia Mozes noemde, of dat zij zoodanig geheten was, hebbende hij haar reeds op zijn 5e Jaar door den dood verloren en zijnde het hem evenzeer onbekend, dat zij in de bedelaars gestichten zoude verkeerd hebben, waarvan dan ook in de stamboeken geen bewijs heeft kunnen worden gevonden.

Maar zijne opgaven, ten aanzien zijner geboorte zijn thans door het geboorte bewijs en den inhoud van den brief des Heeren Gouverneur van Overijssel zoo zeer bevestigd, dat er wel geen twijfel bestaat, of Sophia de Vries en Sophia Mozes was een.

Tijdens zijne desertie in Junij JL. is hij bij zijne Ooms Joseph en Benjamin de Vries te Zwartsluis en Giethoorn geweest, maar deze hebben hem niet willen erkennen, hetgeen, trouwens, weinig afdoet van de geloofwaardigheid zijner opgaven.

Waarschijnlijk zullen die broeders zijner moeder zich ook wel Joseph en Benjamin Mozes noemen, naar derzelver vader, hetgeen alle twijfel zou wegnemen die, echter mijns oordeels, reeds niet meer kan bestaan, daar de Wees naauwelijks in staat zoude wezen, om zijnen oorsprong zoo naauwkeurig te verdichten.

De Directeur der Koloniën
J. van Konijnenburg

Die 'hebben hem niet willen erkennen' klinkt niet leuk, blijkbaar is het niet zo'n hechte familie. De permanente comissie is er nu van overtuigd dat weesnummer 1472 Hendrik Mozes heet. In het register van wezen met invnr 1413, zie hier, wordt achter zijn naam geschreven 'of Hendrik Mozes'. Zijn nieuwe geboortedatum blijkt te zijn 9 Mei 1819 en daardoor is er nog wel een probleempje met zijn dienstplicht, constateert de permanente commissie op 20 oktober 1838 bij agendapunt N25, invnr 479:


DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID

Gelezen het rapp. Van den Dir der Kol van den 2 Oct ll. 2435

Besluit

om zijne Exc den Minister van Binnenlandsche Zaken te schrijven als volgt:

In antwoord op Uwen Exc brief van den 10 Sept ll. N. 250 afd 7 hebben wij de eer Uwen Exc hiernevens te doen toekomen afschrift van het te dier zake door ons ingewonnen rapport van de koloniale Directie, op grond waarvan wij niet twijfelen of de wees H. de Vries N. 1472 is de persoon die onder den naam Hendrik, zoon van Sophia Mozes te Steenwijkerwold bij den Burgerlijken stand is ingeschreven, blijkens de door Uwe Exc ons medegedeelde geboorte acte.

Ten overvloede zou echter nog kunnen worden onderzocht of zijne Ooms Joseph en Benjamin de Vries te Zwartsluis en Giethoorn zich ook niet Joseph en Benjamin Mozes noemen, hetwelk, zoo bevonden wordende, naar het ons voorkomt allen grond tot twijfel zou wegnemen.

In dat geval zou het er dan voor moeten gehouden worden dat H. de Vries den naam van Hendrik Mozes behoort te dragen en dat hij den 9 Mei 1819 is geboren.

Daaruit zou verder volgen dat hij in dit jaar aan de loting voor de Nationale Militie had moeten deelnemen en mitsdien te dier zake in verzuim is.

Doch wij meenen te mogen verwachten, vermits Uwe Exc met de toedragt der zaak volkomen bekend is, de gevolgen van dat verzuim zonder nadeel voor den belanghebbende, die daaraan volstrekt geen schuld heeft, zullen blijven.

Uwe Exc gelieve ons te doen kennen, hoedanig door ons ter bevordering der belangen van genoemden wees in dat opzigt zal behooren te worden gehandeld, en ons dan tevens weder te doen toekomen zijne geboorte acte, welke wij met het ons medegedeelde rapport van den Heer Gouverneur van Overijssel de eer hebben bij dezen wederom aan Uwe Exc over te leggen.

De PC

Pas tweeënhalve maand later reageert het ministerie. En dat is een vervelende reactie. Regels zijn regels! Brief van 9 januari 1839, invnr 204 scans 309-310:


S Gravenhage den 9 Januarij 1839

Ten gevolge van de Missive van de Permanente Commissie van Weldadigheid dd. 20 October JL. N. 25, door tusschenkomst van den Heer Gouverneur van Overijssel eenig nader onderzoek hebbende laten doen naar den onder den naam van H. de Vries Sub N. 1472 in de Kindergestichten te Veenhuizen bekenden wees Hendrik Mozes, is de identiteit des Persoons bedoeld in gemelde registers en in het Extract uit het Register van den burgerlijken Stand te Steenwijkerwold als zullende den 9 Mei 1819, aldaar gebooren zijn, uit Sophia Mozes, wel niet langer in redelijken twijfel te trekken, aangezien de Ooms van gemelde jongeling die thans te Zwartsluis woonachtig zijn, zich ook wel Josef en Benjamin Mozes, in plaats van Josef en Benjamin de Vries noemen.

Dit aannemende en wijders dat Hendrik Mozes als geboren in den Jare 1819 volgens zijnen ouderdom aan de ligting voor de Nationale Militie van 1838 onderworpen zijnde, aan de ten deze op hem berustende verpligtingen niet in tijds heeft voldaan, zoo dat hij in de termen, om als nalatige aan de inschrijving van het verleeden jaar volgens de wet te worden behandeld.-

Van de toepassing dezer bepalingen kan hij niet worden ontheven, om dat de wet niet heeft vrijgelaten, op eenige bijzondere omstandigheden, waardoor de inschrijving in tijds verzuimd kan zijn gunstig te letten, maar in artikel 10 van die van 27 April 1820 ( Staatsblad N. 11) de inlijving der nalatigen aan de inschrijving in mindering van het Kontingent hunner gemeenten bij aldien zij tot de Dienst geschikt worden bevonden stellig heeft voorgeschreven.

De Heer Gouverneur van Overijssel heeft dan ook door mij moeten worden aangemaand voor de toepassing der wet op voornoemden jongeling zoo dra mogelijk te zorgen.

Het door de Permanente Commissie aan mij toegezonden geboorte bewijs van meergemelden jongeling heb ik de eer hierbij aan Dezelve weder te doen toekomen.

De Minister van Binnenlandsche Zaken
De Kock

Daar valt dus niets meer aan te doen. Het betekent dat Hendrik Mozes niet mee mag loten, maar per se in dienst moet. De permanente commissie legt zich er bij neer, blijkens het besluit van 25 januari 1839 bij agendapunt N27, invnr 482:


DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID

Gelezen den brief van zijne Exc den Min van Binn. Zaken van den 9 dezer N137 Afd 4

Besluit

Aan de Dir der kol te schrijven als volgt

Op de ontvangst van UWEd rapport van den 2 October ll. N. 2435 betrekkelijk de wees H. de Vries N. 1472, die eigenlijk Hendrik Mozes behoort te heeten, hebben wij aan het Dept van Binnenl. Zaken geschreven, en daarbij de belangen van dien jongeling aanbevolen, ten einde de gevolgen zijner verzuimde inschrijving voor de Nationale Militie hem niet ten nadeele mogten verstrekken.

Aan die aanbeveling heeft echter geen gunstig gevolg kunnen worden gegeven blijkens de brief van gen. Dept. van de 9 dezer N 137 afd 4, waarvan wij een afschrift, tot UWEd informatie, hiernevens voegen.

De P.C.

Toch gaat Hendrik Mozes niet in dienst. Althans, er staat geen aantekening van in het hiervoor al genoemde wezenregister met invnr 1413. Misschien is hij afgekeurd. In het register staat alleen dat hij een jaar later, op 23 maart 1840, na een verblijf van bijna twaalf jaar in de koloniën, met ontslag gaat en de wijde wereld intrekt. Ik ben benieuwd of hij zich verder Hendrik Mozes of Hendrik de Vries is gaan noemen.

Zie voor een overzicht van stukken over weeskinderen in Veenhuizen deze pagina.