Het geslacht Morriën brengt koloniale boekhouders voort en koloniale boekhouders en koloniale boekhouders...

Normaliter stuurt iemand van elders in het land een sollicitatie naar de Maatschappij van Weldadigheid en als er referenties ingewonnen zijn, krijgt hij of wel of niet een baan in de koloniën. Bij Hendrikus Johannes Anthonius Morriën werkt het ietsje anders: hij is er op een gegeven moment gewoon.

Op 14 februari 1822 loopt de directeur der koloniën Wouter Visser in een brief aan de permanente commissie, invnr 60 scan 326 (zie helemaal bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn) de bekwaamheden van diverse employés langs. Daaronder ook:

Daar en tegen strekt het mij tot genoe­gen te kunnen melden dat Lindeman, en eenen genaamde Morriën door mij voor een­ige tijd in dienst genomen, volkomen aan de verwagting beantwoorden.

De reden voor het in dienst nemen, blijkt hieronder, is dat de administratie bijna een jaar achterloopt en hoognodig bijgewerkt moet worden. Maar hoe de directeur aan Morriën gekomen is, legt hij niet uit. Misschien via contacten in Groningen? Misschien is Morriën op zoek naar werk uit eigen beweging naar de kolonie gegaan? Het is niet duidelijk en zal waarschijnlijk ook nooit duidelijk worden. In latere registers staat dat Morriën in dienst is vanaf 21 december 1821.

Sollicitatie
Waarschijnlijk heeft de directeur wel even overlegd met Johannes van den Bosch die sinds april 1821 vlak bij de kolonie in Huis Westerbeek woont. Het moet echter nog wel geformaliseerd worden en daarover schrijft de directeur op 16 mei 1821, invnr 61 scans 385-387:

Nog ontvangt de Permanente Kommissie hier bij twee verzoek­schriften om bij de Maatschappij te worden geplaatst van Morriën en Oosting; beide zijn door mij tot bespoediging van het bijwerken der achterstallige adm. geëmployeert geweest en hebben der Maatschappij hier bij grote diensten beweezen, waarom ik ook beide volgaarne in het gunstig aandenken der Permanen­te Kommissie doen beveelen:
ik vind mij egter verplicht aangaande den eerst­gen. aantemerken dat, gehuwd zijnde zijne eigen huishouding niet behoorlijk schijnt te worden geadministreert en hij onder verdenking ligt van somtijds sterken drank te gebruiken, waarvan nogtans de bewijzen niet voorhanden zijn.

Ai, sterke drank, dat is een doodzonde voor een employé. Maar blijkbaar kan de directeur het niet bewijzen. Volgens mijn aantekeningen zou hier een sollicitatiebrief bijgevoegd zijn, maar die is bij het digitaliseren een beetje op drift geraakt en is nu invnr 61 de scans 359-360. Van die sollicitatie heb ik geen transcriptie, maar aan het handschrift zie je meteen waarom hij als boekhouder is aangesteld: keurig, zeer keurig.

Gezinssamenstelling
In zijn sollicitatie geeft hij wel wat persoonlijke gegevens, dus die doe ik hier:

Hendrikus (of Hendricus) Johannes (of Joannes) Anthonius (of Antonius) Morriën is geboren 16 november 1780 te Amsterdam, als zoon van Antonius Morriën, wijnhandelaar, en Catharina Heukensfeld die is overleden te Nederhorst den Berg 28-12-1817. Hendrikus is getrouwd, als weduwnaar van ene Gerharda Johanna Weeninck, op 30-04-1815 te Groningen met

Maria Otto (of Otten), geboren rond 1789, dochter van Hendrik Otto, dansmeester, en Adriana Reijchenbach. Ze komen in de kolonie aan met de volgende kinderen:

Hendricus Johannes Antonius Morriën, geboren 15 juli 1816.
Johannes Franciscus (soms Johannes Anthonius Franciscus) Morriën, geboren 19 februari 1818, en
Antonius Morriën, geboren 24 september 1821.

Het hele gezin is rooms-katholiek.

Ommerschans
In de zomer van 1822 wordt het bedelaarsgesticht op de Ommerschans gebouwd. Op 10 november 1822 schrijft de directeur der koloniën Wouter Visser zorgelijk over de vertraging die de boeken van de Ommerschans hebben opgelopen, invnr 63 scan 315. Hij wil het makkelijker maken door een aparte boekhouder voor binnen het gesticht (Greven) en een extra boekhouder voor buiten het gesticht aan te stellen:

Ter voorkoming van diergelijke vertragingen van de zijde des boekhou­ders Greeve, zal het nodig zijn een boekhouder voor kol. no.5 aantestellen, en ten gevolge daar van heb ik de eer daar toe de Permanente Kommissie voor te dragen Morriën, boekhouder van kol. no.7 en in deszelfs plaats de geemploijeerde Oosting voortestellen. Ik heb intusschen no­dig geoordeelt Morriën provisioneel naar de Ommerschans te detacheeren.

Kolonie 7, waar Hendrikus blijkbaar tot nu toe werkte, zijn de ongeveer twintig hoeves die gesticht zijn te Doldersum. Kolonie 5 is het buitengebied rond de Ommerschans, meestal aangeduid als Ommerschans-buiten. De permanente commissie besluit overeenkomstig het voorstel van de directeur. Dat besluit heb ik niet gezien, maar het wordt ook genoemd in het designatieregister 1823, bij designatie 4.

Vervolgens besluit de permanente commissie op 30 januari 1823, zie hier, dat de boekhouder Morrien voortaan zeven gulden per week, = dus 364 gulden per jaar, gaat verdienen.

Overlijden echtgenote
Op de Ommerschans overlijdt op 23 november 1823 echtgenote Maria Otto. In het maandblad de Star van december 1823, zie hier, wordt melding gemaakt van dat overlijden

Op 5 september 1824 neemt de permanente commissie het besluit dat Hendrikus overgaat van Ommerschans-buiten naar Ommerschans-binnen. Dat is een administratieve klus met 1200 bedelaars binnen de schans, maar daarnaast moet hij ook toezicht houden op het werk van de boekhouder-buiten. Hij krijgt er wel wekelijks een gulden loon bij:

De boekhouder van kolonie N5 H. Morriën wordt verplaatst als boekhouder binnen de Ommerschans, op het wekelijksche salaris van ƒ8:- blijvende hij bovendien belast met het toezigt over de administratie buiten het gesticht.
J. de Rooy, zaalopziener in het bedelaars etablissement wordt benoemd tot boekhouder buiten de Ommerschans, op een wekelijksch salaris van ƒ6:-; zullende hij zich moeten stellen onder toezigt van derzelfs voorganger, den thans benoemden boekhouder binnen Morriën.

Terug naar Frederiksoord
Op 7 september 1825 wordt Hendrikus Morriën opnieuw overgeplaatst, zie het besluit N2 van die dag (onderaan die pagina). Hij gaat terug naar Frederiksoord om aldaar de adjunct-directeur voor de administratie Gijsbert Falck te assisteren met het overzicht over de immense boekhouding van de koloniën.

16 september 1825 krijgt hij als beloning voor het harde werken een gratificatie van twee weken loon, op voorstel van Johannes van den Bosch en de penningmeester van de Maatschappij Faber van Riemsdijk, zie hier.

Op 22 juli 1827 hertrouwt Hendrikus Johannes Anthonius Morriën met

Maria van Ro(o)smaelen, geboren (volgens haar overlijdensakte:) 3 september 1784 te 's Hertogenbosch, dochter van Assuerus (of Johannes Adrianus) van Ro(o)smaelen en Maria Tobias.

Werk en drank
Hendrikus wordt benut als vliegende keep in kolonie 1, Frederiksoord. Op 20 december 1827, invnr 88 scans 666-668, schrijft de directeur:

Voorts acht ik mij verpligt ter kennis van de Permanente Kommissie te brengen dat de boekhouder Poulli van kol N1, sedert eenige maanden zodanig ziek is dat het hem onmogelijk is iets aan zijn menigvuldige bezigheden te doen, en wij dus verpligt waren den assistent van het algemeen bureau Morrien met de administratie van kol 1 te belasten, zonder dat hier voor eenige korting op het traktement van genoemde boekhouder wierd gedaan, en Morrien als naar gewoonte op het algemeen bureau betaald

In 1828 komt dan eindelijk die sterke drank die ons in het begin van deze pagina beloofd was. Op 17 mei 1828 schrijft de directeur, invnr 91 scan 140:

Ik vind mij in de onaangenaame verpligting ter kennis van de Perm. Komm. te brengen, dat de geemployeerde Morrien op den 15 dezer zich in het gebruik van sterken drank op eene verregaande wijze heeft te buiten gegaan, en deszelfs vrouw in eene herberg mishandeld en geslagen, en daar zoodanige handelwijze niet onopgemerkt noch ongestraft kan blijven, voortestellen aan Morrien ten minsten twee zo geen vier weken de verpligting opteleggen van voor half traktement te dienen, met te kennen geving dat het alleen om zijn anders zeer goede diensten en bekwaamheden is, dat hij niet geheel wordt ontslagen.

Op 3 juni 1828 besluit de permanente commissie tot inhouding op het traktement van Morriën, maar dat besluit, dat zich moet bevinden in invnr 961 in het mapje 1828, heb ik niet gezien dus ik weet niet of er twee of vier weken half salaris wordt gekort.

Wilhelminaoord
Vanaf 1828 zijn personeelsregisters bewaard gebleven. Alleen zijn daar helaas geen scans van. De familie Morriën staat op folio 9 van het register 1828-1834 met invnr 997.

De functie adjunct-directeur voor de administratie wordt midden 1829 opgeheven, zodat Morriën daar ook niet meer bij kan assisteren. Hij werkt daarna op het algemeen bureau in Frederiksoord. Tot najaar 1831.

Op 3 oktober 1831, invnr 118 de scans 22-23, schrijft de directeur dat een zaalopziener te Veenhuizen ontslagen is. In diens plaats komt de boekhouder van kolonie 2, Wilhelminaoord, en Morriën, hier aangeduid als 'schrijver van het algemeen bureau', wordt dan met behoud van traktement (dus 8 gulden per week) de nieuwe boekhouder van kolonie 2.

Wonen
Over de woonruimte van het gezin heeft de directeur nog de volgende opmerking:

Ten aanzien der woning van Morrien zou ik denzelven gaarne in het andere gedeelte van het huis, waarin de winkelier Kremer woont, zien geplaatst, ten einde den schoolonderwijzer Uhl de woning van van den Eijnde te kunnen toeschikken, als welke noodzakelijk kort bij de school dient te wonen, om geen groot tijdverlies te ondergaan en om ook tusschen de schooltijden voor de goede orde in en bij de school te kunnen waken.

Martinus Uhl is de hoofdonderwijzer van Wilhelminaoord. Van den Eijnde is de oude boekhouder van Wilhelminaoord die nu zaalopziener wordt. Ik kan hier niet uit opmaken waar Morriën tot nu toe woonde, maar duidelijk is wel dat hij gaat verhuizen naar het centrum van Frederiksoord, want daar staat de winkel van Kremer. Die is gevestigd in het grote gebouw, meestal aangeduid als 'het oude boerenhuis', dat er al stond toen de kolonie in 1818 hier kwam.
Er is een plattegrond van dat huis, invnr 267 scan 484, maar die is uit 1842 en dan woont de familie Kremer er alleen en is de directeur aan het schetsen hoe hij meer gezinnen in dat huis zou kunnen onderbrengen.

Tuchtraden
Op 14 oktober 1831 stelt de permanente commissie Morriën inderdaad aan als boekhouder van de kolonie Wilhelminaoord. Dat heb ik niet gezien, maar moet voor liefhebbers in invnr 393 zitten.

Onderdeel van die baan is dat hij de notulen maakt van de Raad van Toezicht Wilhelminaoord. Die bereidt samen met de Raden van Toezicht van Frederiksoord en Willemsoord de zittingen voor van de Raad van Politie en Tucht voor de vrije koloniën.

Transcripties van sommige van die tuchtraden zijn bereikbaar vanaf deze pagina. Niet altijd zijn de raden van toezicht bewaard gebleven en niet altijd heb ik er transcripties van, maar als er een Raad van Toezicht Wilhelminaoord is, dan staat Morriëns naam eronder. Het oudste verslag dat ik tussen mijn transcripties tegenkwam is 18 september 1833 en het jongste 22 juli 1847.

Slachtoffer
Soms is Hendrikus Morriën niet alleen notulist, maar ook slachtoffer. Op de zitting van 27 mei 1837 wordt behandeld de

beschuldiging tegen den Kolonistenzoon Pieter Veldmeijer oud 16 jaren van verregaande brutaliteit en beleedigingen tegen den boekhouder Morrien te hebben gepleegd.

Bij dat zittingsverslag is ook een brief van Morriën daarover, waarvan ik geen transcriptie heb (net zo min als van de Raad van Toezicht Wilhelminaoord waarin de belediging beschreven zal zijn), maar in mijn aantekeningen staat dat Morriën het hoog opneemt. Voor liefhebbers: invnr 1615.

Op de zitting van 19 januari 1839 moet verschijnen Japikje Hen, echtgenote van kolonist Jacob Smit, die dacht twee keer voor dezelfde goederen te zijn belast en daarom boekhouder Morrien heeft  uitgescholden in bijzijn van de wijkmeesters. In het door Hendrikus Morriën geschreven verslag (bijlage 3) blijkt hij nog precies te weten wat zij gezegd heeft;

Welke zich niet ontzien heeft den Boekhouder dezer kolonie Morrien op een zeer verregaande eerkrenkende wijze te beledigen en hem in presentie van de wijkmeesters Keizer, Croll en Verhagen voor een infame dief te verklaren met uitdrukking van de woorden -
Jijlui kan schrijven wat je wil, voor mijn part schrijf op je klomp of op je kont  Zoo als jij wilt dat is mij het zelfde.

Gezinsmutaties
Van de drie zoons gaat alleen de oudste, Hendricus Johannes Antonius Morriën, in militaire dienst. Die gegevens staan op folio 16 van het personeelsregister 1834-1859 met invnr 998. Hij gaat 29 april 1835 in dienst en keert na een klein jaar, op 9 maart 1836 terug, om 'weer terug naar zijn korps' te keren op 6 augustus 1836 en dan heeft hij blijkbaar voor langere tijd bijgetekend, want hij is pas weer op 25 juli 1839 terug op het ouderlijk nest.

Daarna kan hij zich voegen bij het koor van carrière-makende broers. Want ze willen allemaal boekhouder worden. Allemaal! Die carrières komen zo, eerst andere mutaties.

Op 1 december 1839 overlijdt Maria van Ro(o)sma(e)len en dat is dus de derde echtgenote die Hendrikus Morriën ten grave draagt. Later wordt over haar gezegd dat zij, evenals haar broer die een tijdje bij het gezin gelogeerd heeft, 'veeltijds niet wel bij het hoofd was', waarmee een psychische beperking wordt aangeduid, 26 juni 1841, invnr 246 scan 317.

Hendrikus Morriën laat al snel een nieuwe vrouw invliegen:

Alijda Reinders Bevingh, geboren 17 april 1791, dochter van Reinder Bevingh, timmerman, en Geesje Hinderks, trouwt op 15 september 1840 met Hendrikus Morriën. Zij is in tegenstelling tot de rest van het gezin hervormd.

Dan de carrières van de zoons. Het is allemaal te volgen in het personeelsregister 1834-1859 met invnr 998. De hierna te noemen folionummers horen bij dat register. Van oud naar jong:

Zoon Hendricus Johannes Antonius
Na zijn terugkeer uit militaire dienst, wordt hij (folio 16) bij besluit van 1 november 1839 N12 (moet in invnr 494 zitten) aangesteld als assistent-boekhouder bij zijn vader in de kolonie Wilhelminaoord. Hij verdient eerst 2 gulden per week (dit staat lager op folio 16), wat bij besluit van 7 maart 1840 N3 (moet in invnr 499 mzitten) wordt opgetrokken tot 3 gulden.

Hij treedt 14 augustus 1840 in het huwelijk met Aaltje Grevinga uit Noordwolde. Gezien de geboorteplaatsen van hun kinderen wonen zij eerst te Noordwolde, misschien bij haar ouders, misschien in het huttendorp.

Op 20 april 1843, invnr 277 de scans 184 en 185, is al sprake van een mogelijke bevordering als de directeur schrijft over de zaalopziener Pieter Johannes van der Poel:

De Zaal-opziener P. J. van der Poel, aangesteld bij UwEdGeb. Resolutie van den 2e Augustus JL. N. 29, heeft zich, in den laatsten tijd, doen kennen, als zich aan misbruik van sterken drank schuldig te maken, die alzoo niet kan worden behouden.

Het is een bedelaars-kolonist, gelijk UwEdGeb: bekend is, die dus weêr zal moeten aftreden en daar ik, onder de gewone kolonisten, geen geschikte personen van de R. C. Godsdienst, daartoe weet, zoo heb ik de eer UwEdGeb: daartoe voor te dragen: H. J. A. Morriën, schrijver bij zijn Vader, den boekhouder van Kolonie N. 2, die ik daarvoor niet ongeschikt zou oordeelen, en wiens plaats als schrijver ligtelijk te vervullen zal wezen

Maar daar wordt geen gevolg aan gegeven. Waarom weet ik niet, maar dat zal staan of bij 8 mei 1843 N23, invnr 540, of bij 24 augustus 1843 N21, invnr 543.

Op 6 februari 1844, invnr 286 scan 600, wordt er weer gesproken over een mogelijke bevordering, en dat gebeurt dit keer inderdaad bij besluit van 18 mei 1844 N12 (invnr 552). Hij wordt voor ƒ 6.-- per week (folio 95) boekhouder-buiten van de gronden rond Veenhuizen-2 en Veenhuizen-3 (die twee gestichten liggen dicht bij elkaar en delen hun buitengebied). Het gezin verhuist van Noordwolde naar Veenhuizen.

Maar dan! In het medisch verslag over 1846 schrijft de geneesheer van Veenhuizen, sprekend over de 'catarr. & haemat. ziekten':

De in de tweede Kolom vermelde zieken waren lijdenden, of aan verkoudheden aan de luchtwegen of darm kanaal, Rheumatische pijnen door de leden, borstpijnen en Koortsen, ook hier onder waren velen die zeer belangrijk waren en waarbij de Koortsen een zenuwachtig Caracter aannamen; twee Ambtenaren de Boekhouder Morriën en de Onderwijzer Was overleden daaraan

De weduwe, die dan zwanger is, wordt met haar kinderen op 30 januari 1847 ontslagen, maar ze blijft eerst nog in de buurt, ze woont in een woning bij de katholieke kerk van Veenhuizen. Dat weten we dankzij de zitting van de tuchtraad voor bedelaarskolonisten bij het eerste gesticht te Veenhuizen van 14 juni 1848. Een bedelaarskolonist

heeft zich op Pinkster maandag zonder permissie van het Gesticht verwijdert en is buiten de Kolonie gegaan.

Hij is omtrent middernacht in een beschonken staat huiswaards gekeerd en heeft onderweg de woning van de Wed Morriën bij de R.K. gelegen aangedaan, is met geweld in dezelve gedrongen, en heeft die vrouw op eene hoogst onzedelijke wijze aangegrepen en mishandeld.

De beschuldigde die eerst alles ontkende, is later tot bekentenis gekomen, voorgevende, in eene beschonken staat niet te hebben geweten wat hij deed.

Later hertrouwt ze met de zoon van een militaire veteraan en vertrekt ze uit de koloniën, om er als bedelares weer terug te keren, zie deze blog en deze blog van nazaat Alderik Visser.

Tot slot de gezinssamenstelling:

Hendricus Johannes Antonius Morriën, geboren 15 juli 1816, overleden 17 oktober 1846 te Veenhuizen. Getrouwd met:
Aaltje Grevinga, geboren 2 maart 1819 te Noordwolde. Ze hebben de volgende kinderen:

Maria Morriën, geboren 20 mei 1841 te Noordwolde,
Fredericus Hendricus Morriën, geboren 30 december 1843 te Noordwolde, maar hij overlijdt 27 juli 1847 te Veenhuizen,
Hendricus Johannes Anthonius Morriën, geboren 4 december 1845 te Veenhuizen, maar hij overlijdt 9 september 1846, en
Hendricus Johannes Anthonius Morriën, geboren 31 maart 1847 (dus na de dood van de vader).

Zoon Johannes (Anthonius) Franciscus
Hij begint met zijn vader wat te assisteren met de boekhouding van Wilhelminaoord en wordt daarna per 1 juni 1838 schrijver van de adjunct directeur van de vrije koloniën (folio 7). Hij verdient f 3,-- per week.
Bij besluit van 1 november 1839 N12 (moet in invnr 494 zitten) wordt hij aangesteld als 'fungerend' boekhouder van het buitengebied bij Veenhuizen-1 en vanaf 8 december 1839 (folio 57) bekleedt hij die functie, die bij besluiten van 3 januari 1840 N25 (invnr 496) en 7 maart 1840 N1 (invnr 499) wordt omgezet van fungerend naar vast.

Hij verdient dan 6 gulden per week en dat is een salaris waarmee je een gezin kunt stichten. Hij trouwt 31 oktober 1840 te Hoogeveen met Alida Kral.

Op 6 februari 1844 invnr 286 scan 600 pleit de directeur er voor om Johannes Anthonius Franciscus boekhouder-binnen te maken. hij roemt vooral de 'soliditeit' van Johannes waardoor hij goed toezicht kan houden op de assistent-schrijvers, wat bij het eerste gesticht altijd weesjongens zijn. Dat verlicht het werk van adjunct-directeur Poelman, bekend uit De kinderkolonie, die dan al hoogbejaard is.

Die promotie van buiten naar binnen is op 15 maart 1844 (folio 49). Vanaf dat moment notuleert hij alle tuchtraden bij het eerste gesticht. Dat zijn er in de loop der jaren tientallen, niet alleen voor de weeskinderen in het gesticht, hier te vinden, als de zaken met bedelaars, zie hier, en voor arbeidersgezinnen, zie hier, ALS die bij Veenhuiizen-1 zijn.

In 1847 probeert hij hogerop te komen. Op 28 juli 1847, invnr 341 scan 327, solliciteert hij naar de functie van onderdirecteur-binnen (als boekhouder verdient hij 364 gulden per jaar, een onderdirecteur verdient 500). Waarom dat niet doorgaat weet ik niet, het kan nagekeken bij 5 augustus 1847 N27 en 11 augustus 1847 N4, allebei invnr 596.

NB: Aan die sollicitatiebrief valt op dat hij zelf de extra voornaam Antonius niet gebruikt. In alle registers en brieven hebben alle anderen het altijd wel over J.A.F. Morriën.

Als de Staat eind 1859 de gestichten te Ommerschans en Veenhuizen overneemt van de Maatschappij van Weldadigheid werkt hij er nog. In het register van personeelsleden van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, Drents Archief toegang 0137.01 invnr 51 staat hij als 'boekhouder bij het beheer en waarnemend onder-directeur'.

Tot slot de gezinssamenstelling:

● Johannes Anthonius Franciscus Morriën, geboren 19 februari 1818, is getrouwd met:
Alida Kral, geboren 15 november 1821 te Veendam. Kinderen:

Anna Barbara Morriën, geboren 17 januari 1842
Maria Wilhelmina Morriën, geboren 20 februari 1843
Henderika Hermanna Morriën, geboren 24 mei 1844
Johanna Catharina Morriën, geboren 4 juni 1846
Hendrikus Johannes Antonius Morriën, geboren 19 maart 1850
Alida Christina Morriën, geboren 6 augustus 1852
Johannes Franciscus Morriën, geboren ± 1855
Hermanus Josephus Gerardus Morriën, geboren 13 oktober 1856
Christina Wilhelmina Morriën, geboren 14 augustus 1858

Daarna komen er nog een paar kinderen, maar ik ga altijd maar tot en met 1859.

Zoon Antonius
Bij besluit van 26 mei 1838 N2 (invnr 474) wordt hij per 1 juni 1838 aangesteld als assistent van de boekhouder van kolonie 1, Frederiksoord (folio 11). Hij verdient een schamele twee gulden per week.
Op 16 januari 1843 krijgt hij een bevordering, maar het is mij niet helemaal duidelijk wat hij dan gaat doen. Wat ik kan lezen gaat hij zijn vader als boekhouder van kolonie 2 assisteren, maar dat doet zijn oudste broer dan al, dus dat lijkt mij een overkill aan assistentie. Waarschijnlijker lijkt mij wat in de kolonistendatabase staat, dat hij schrijver wordt bij de adjunct-directeur van de vrije koloniën voor voor ƒ 3.-- per week en tegelijk assistent schrijver op de fabriek, ook ƒ 3.-- per week.

Duidelijker wordt het allemaal als hij 11 oktober 1850 boekhouder wordt van de kolonie Wilhelminaoord en dus zijn vader opvolgt. Daarmee verdient hij zeven gulden per week en dan is het tijd om te trouwen. Dat gebeurt op 28 september 1851 en de bruid is Immigjen Jans Mulder uit Noordwolde.

Tenslotte wordt hij bij besluit van 22 juni 1859 N16 (moet in invnr 917 zitten) benoemd tot onderdirecteur van kolonie 1, Frederiksoord. Daarmee schopt hij het het verst van alle boekhoudende Morriëns. Omdat er door de vingers van onderdirecteurs flink wat geld gaat, moet hij een borgtocht stellen. Die bevindt zich in invnr 1002 en kan interessant zijn voor onderzoekers die willen weten welke vermogende kennissen hij heeft.

De gezinssamenstelling:

● Antonius Morriën, geboren 24 september 1821. Getrouwd met
● Immigjen Jans Mulder, geboren 13 juni 1825. Hun kinderen:

● Hiltje Morriën, geboren 8 juni 1852,
● Maria Morriën, geboren 2 maart 1854,
● Jan Jacob Morriën, geboren 6 april 1857, en
● Antonius Morriën, geboren 19 mei 1859.

En daarna nog een paar. Als gezegd ga ik zelf nooit verder dan 1859, maar voor de periode erna neem ik uit de kolonistendatabase nog over dat het gezin vermeld staat op folio 4 van invnr 1675, folio 4 van invnr 1678, folio 9 van invnr 1678, folio 4 van invnr 1679, folio 7 van invnr 1679 en folio 12 van invnr 1679.

Tot slot
Ik moet het verhaal van de vader nog afmaken en de dagsluiting verzorgen. Hendrikus Johannes Anthonius Morriën, de stamvader van de koloniale Morriëns, blijft boekhouder van de kolonie Wilhelminaoord tot hij 68 jaar oud is.

Dan wordt hij per 1 april 1849 aangesteld als winkelier in dezelfde kolonie. Dat is werk wat je volgens de Maatschappij tot op zéér hoge leeftijd kunt doen en het betaalt ook nog niet slecht: zeven gulden per week. Er staat op folio 16 van invnr 998 wel bij 'als bestedeling', wat inhoudt dat ze geen eigen woning meer hebben, maar bij anderen in huis zijn gedaan. Misschien vanaf 1851 bij zoon Antonius en vrouw.

Voor de vierde keer verliest hij een echtgenote als Alijda Reinders Bevingh overlijdt, volgens de kolonie-administratie op 3 maart 1852. Vermoedelijk trekt Hendrikus Johannes Anthonius daarna in bij zoon Johannes Franciscus, want hij overlijdt te Veenhuizen op 15 december 1853, 73 jaar oud.

Samengevat: een degelijk gezin, dat werd gewaardeerd door de koloniedirectie. Maar ook weer niet zodanig dat ze makkelijk doorstroomden naar hogere functies. De koloniën hebben een enorme administratie, a-l-l-e-s werd bijgehouden, en daarbij zijn stille doorwerkers uiterst nodig.
Andersom zijn de koloniën voor de Morriëns zeker goed geweest. Allemaal een vaste baan! Dat was ze elders in de 19e eeuwse samenleving waarschijnlijk niet gelukt.